ECLI:NL:RBNNE:2023:4981

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 december 2023
Publicatiedatum
4 december 2023
Zaaknummer
18-229002-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van diefstal en poging tot zware mishandeling met bijzondere voorwaarden

Op 4 december 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Groningen uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte, geboren in 1999, die zich op 9 september 2022 schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal met geweld en poging tot zware mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 749 dagen, waarvan 360 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft geoordeeld dat de bewezenverklaarde feiten in verminderde mate aan de verdachte kunnen worden toegerekend, gezien zijn psychologische problematiek en de toepassing van het volwassenenstrafrecht. De verdachte heeft samen met een medeverdachte een overval gepleegd op een winkel, waarbij de eigenaar met een mes is bedreigd, en heeft daarnaast een poging tot zware mishandeling gepleegd tegen een andere persoon. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot doodslag, omdat niet kon worden vastgesteld dat er een aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer bestond. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling en een verbod op drugs- en alcoholgebruik. De rechtbank heeft ook de teruggave van een in beslag genomen herenfiets aan de verdachte gelast. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de betrokken rechters de ernst van de feiten en de gevolgen voor de slachtoffers in hun overwegingen hebben meegenomen.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18.229002.22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 4 december 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1999 te [geboorteplaats] , ingeschreven in de Basisregistratie Personen:
[adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 13 november 2023 (inhoudelijke behandeling) en van 20 november 2023 (sluiting van het onderzoek ter zitting).
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.J.M. Nijholt, advocaat te Emmen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J.G.F. van Boven.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 9 september 2022 te Hoogeveen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldbedrag van (ongeveer) 175,-, althans n of meerdere geldbedrag(en), dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [bedrijf 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] (eigenaar van [bedrijf 1] ), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door dreigend een mes te tonen en/of met een mes in de richting van die [slachtoffer 1] te lopen en/of daarbij op dreigende toon tegen die [slachtoffer 1] te zeggen "Dit is een overval" en/of "Ik wil het geld hebben" en/of "Pak het geld", in elk geval woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 9 september 2022 te Hoogeveen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, etenswaren en/of snoepgoed en/of dranken, in elk geval enig goed/goederen, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 2] (gevestigd aan de [adres] ), in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij op of omstreeks 9 september 2022 te Hoogeveen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen althans eenmaal, (met kracht) tegen het hoofd, althans het lichaam, van die [slachtoffer 2] heeft geschopt/getrapt en/of geslagen/gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 september 2022 te Hoogeveen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten hersenletsel en/of visusvermindering, heeft toegebracht, door
meermalen, althans eenmaal, (met kracht) tegen het hoofd, althans het lichaam, van die [slachtoffer 2] te schoppen/trappen en/of te slaan/stompen;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 september 2022 te Hoogeveen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meermalen althans eenmaal, (met kracht) tegen het hoofd, althans het lichaam, van die [slachtoffer 2] heeft geschopt/getrapt en/of geslagen/gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 september 2022 te Hoogeveen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 2] heeft mishandeld door meermalen, althans eenmaal, (met kracht) tegen het hoofd, althans het lichaam, van die [slachtoffer 2] te schoppen/trappen en/of te slaan/stompen;
4.
hij op of omstreeks 9 september 2022 te Hoogeveen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (een) mes(sen), in elk geval enig goed/goederen, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 3] (gevestigd aan het [adres] ), in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de onder 1, 2, 3 primair en 4 ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van het onder 3 primair ten laste gelegde feit heeft hij daartoe aangevoerd dat zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte] verantwoordelijk zijn voor het jegens aangever toegepaste geweld, welk geweld onder meer bestond uit het (gezamenlijk) schoppen en slaan tegen diens hoofd. De officier van justitie heeft voorts aangevoerd dat het hoofd een kwetsbaar deel van het menselijk lichaam betreft en verdachten door voornoemde geweldshandelingen daartegen bewust de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat aangever als gevolg van dat geweld zou komen te overlijden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft voor wat betreft het onder 3 primair en subsidiair ten laste gelegde vrijspraak bepleit. Voor wat betreft een bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3 meer subsidiair en 4 ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 13 november 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 10 september 2022, opgenomen op pagina 23 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met onderzoeksnummer NN3R022086 (Moldavi) d.d. 30 november 2022, inhoudend de verklaring [naam 1] .
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 13 november 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 12 september 2022, opgenomen op pagina 26 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met onderzoeksnummer NN3R022086 (Moldavi) d.d. 30 november, inhoudende de verklaring van [naam 2] .
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 13 november 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 9 september 2022 was ik samen met [medeverdachte] . Ik heb [slachtoffer 2] bij zijn kraag vastgepakt en hem tegen de achterkant van een fietsenhok uit het zicht neergezet. Ik heb hem ongeveer vijf meter verplaatst. [medeverdachte] gaf [slachtoffer 2] een klap op zijn slaap. Ik heb [slachtoffer 2] omhoog gehouden, terwijl [medeverdachte] op hem in bleef slaan.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 12 september 2022, opgenomen op pagina 30 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met onderzoeksnummer NN3R022086 (Moldavi) d.d. 30 november 2022, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] :
Op 9 september 2022 ben ik in Hoogeveen mishandeld door twee jongens. Toen de twee jongens mij zagen liepen ze gelijk mijn kant op en blokkeerden mijn weg. Jongen 1 pakte mij vast bij mijn trui ter hoogte van mijn keel en trok mij van mijn scootmobiel af. Hij sleepte mij ongeveer zeven meter mee naar de achterzijde van een schuurtje. Hier kon niemand ons zien. Jongen 2 liep achter ons aan. Ik stribbelde tegen en viel een paar keer, maar jongen 1 bleef mij mee trekken. Toen sloeg jongen 1 mij hard met zijn vuist op mijn rechter slaap. Ik viel op de grond. Volgens mij viel ik toen even weg, want toen ik bij kwam en op de grond lag waren jongen 1 en jongen 2 mij aan het trappen en slaan tegen mijn hoofd. De trappen van
beide jongens waren allemaal op mijn hoofd gericht. Ik ben nog een tweede keer even bewusteloos geweest. De rechterkant van mijn gezicht is lelijk en kapot en ik heb een schaafwond op mijn achterhoofd. Ik heb een beurs en dik oog. Ook mijn kaak, jukbeen en neus zijn zwaar gekneusd. Bij 3 4 van mijn tanden zijn stukjes afgebroken.
3. Een geneeskundige verklaring, op 18 november 2022 opgemaakt en ondertekend door
dr. P.T. den Hoed, chirurg Ikazia ziekenhuis, voor zover inhoudend, als zijn/haar geneeskundige verklaring:
Naam: [slachtoffer 2]
Geboortedatum: [geboortedatum] -2007
Bovengenoemde patint werd op 10-09-2022 gezien op de Spoedeisende Hulp van het Ikazia ziekenhuis.

Lichamelijk onderzoek

Aangezicht en schedel:
Minimale excoriatie in haar links temporaal. Geel/paars hematoom en drukpijn over rechter orbita/bovenste ooglid. Lichte zwelling en scheefstand os nasale. Drukpijn over rechter zygoma/maxilla. Kan mond niet volledig openen en pijn rechts bij kauwen. Minimaal tandletsel (chipjes).
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen, meer in het bijzonder de ter terechtzitting van 13 november 2023 afgelegde verklaring van verdachte in combinatie met de gedetailleerde verklaring van aangever, vast dat verdachte de persoon is geweest die aangever van zijn scootmobiel heeft getrokken, uit het zicht heeft gesleept en overeind heeft gezet en gehouden. De rechtbank stelt voorts vast dat zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte] vervolgens geweld hebben uitgeoefend tegen aangever, welk geweld bestond uit het meermaals slaan en schoppen tegen het hoofd van aangever, onder meer terwijl aangever op de grond lag.
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden gekwalificeerd indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. Die kwalificatie is slechts gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde intellectuele en/of materile bijdrage van verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Bij de vorming van het oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking kan de rechtbank onder meer rekening houden met de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geigend tijdstip.
Op grond van het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat er sprake is geweest van de voor het aannemen van medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] . De rechtbank baseert dit oordeel op de intensiteit waarmee en de wijze waarop en de volgorde in tijd waarin de verschillende
(gewelds-)handelingen door verdachten zijn uitgeoefend. Verdachte trekt aangever van zijn scootmobiel en sleept hem uit het zicht. Terwijl verdachte de gevallen aangever omhoog zet, wordt hij meerdere malen geslagen en geschopt tegen het hoofd. Door aldus te handelen hebben verdachten elkaar niet alleen getalsmatig versterkt, maar zijn zij samen opgetreden in het tegen aangever uitgeoefende geweld. Hoewel dit op zichzelf al maakt dat verdachte ook verantwoordelijk kan worden gehouden voor de door medeverdachte [medeverdachte] gepleegde geweldshandelingen, overweegt de rechtbank voorts dat uit de verklaring van aangever volgt dat verdachte ook zelf geweldshandelingen heeft uitgeoefend tegen
aangever die bestonden uit het slaan en schoppen tegen diens hoofd. De rechtbank heeft geen reden aan de juistheid en het waarheidsgehalte van de verklaring van aangever te twijfelen en concludeert dat er sprake is geweest van een gezamenlijke uitvoering van het door verdachten tegen aangever uitgeoefende geweld.
Vrijspraak ten aanzien van het onder 3 primair en subsidiair ten laste gelegde
De rechtbank ziet zich voorts voor de vraag gesteld hoe het door verdachte en medeverdachte [medeverdachte] uitgeoefende geweld dient te worden gekwalificeerd. Om tot een bewezenverklaring van een poging tot doodslag te kunnen komen, is vereist dat de verdachte ten minste voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer. Daarvan is sprake wanneer verdachte bewust de aanmerkelijke kans op diens dood heeft aanvaard. De beantwoording van de vraag of de gedragingen van verdachte de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roepen, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. De rechtbank stelt voorop dat schoppen tegen het hoofd onder omstandigheden dodelijk kan zijn. Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd een zeer kwetsbaar deel van het menselijk lichaam betreft. Bij de beoordeling van voornoemde omstandigheden in het onderhavige geval is van belang dat de rechtbank moet kunnen vaststellen op welke wijze en met welke kracht verdachte heeft geslagen en geschopt tegen het hoofd van aangever. Op grond van de inhoud van het dossier kan de rechtbank dit niet vaststellen en evenmin kan worden vastgesteld op welke delen van zijn hoofd aangever is geschopt en geslagen. De rechtbank kan dan ook niet vaststellen dat er een aanmerkelijke kans heeft bestaan dat aangever als gevolg van de door verdachte uitgeoefende geweldshandelingen zou komen te overlijden. Verdachte zal derhalve worden vrijgesproken van de ten laste gelegde poging tot doodslag. Op grond van de zich in het dossier bevindende (medische) informatie kan naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende worden vastgesteld wat de oorzaak is van de bij aangever geconstateerde visusvermindering en evenmin in hoeverre het handelen van verdachte daarop van invloed is geweest. Gelet op het voorgaande zal verdachte ook van de onder 3 subsidiair ten laste gelegde zware mishandeling worden vrijgesproken.
Veroordeling ten aanzien van het onder 3 meer subsidiair ten laste gelegde
De rechtbank acht wel bewezen dat verdachten met hun handelen de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat aangever zwaar lichamelijk letsel zou bekomen. Door meermaals tegen het hoofd van aangever te slaan en te schoppen, onder meer terwijl aangever op de grond lag, bestond naar het oordeel van de rechtbank de aanmerkelijke kans dat aangever zwaar lichamelijk letsel zou bekomen. Zoals reeds overwogen is het een feit van algemene bekendheid dat het hoofd een kwetsbaar deel van het menselijk lichaam betreft en meerdere schoppen of slagen daartegen tot ernstig letsel kan leiden. De door verdachten uitgeoefende geweldshandelingen jegens aangever zijn, gelet op de aard van die handelingen en de frequentie waarmee zij zijn gepleegd, naar hun uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat de rechtbank concludeert dat verdachten die aanmerkelijke kans ook bewust hebben aanvaard. De rechtbank acht het onder 3 meer subsidiair ten laste gelegde medeplegen van een poging tot zware mishandeling derhalve wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
De rechtbank acht het onder 4 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 13 november 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 16 september 2022, opgenomen op pagina 77 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met onderzoeksnummer NN3R022086 (Moldavi) d.d. 30 november 2022, inhoudende de verklaring van [naam 3] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1, 2, 3 meer subsidiair en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 9 september 2022 te Hoogeveen, tezamen en in vereniging met een ander, een geldbedrag van (ongeveer) 175,- dat aan [slachtoffer 1] en/of [bedrijf 1] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] (eigenaar van [bedrijf 1] ), gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, door dreigend een mes te tonen en met een mes in de richting van die [slachtoffer 1] te lopen en daarbij op dreigende toon tegen die [slachtoffer 1] te zeggen "Dit is een overval" en "Ik wil het geld hebben" en "Pak het geld";
2.
hij op 9 september 2022 te Hoogeveen, tezamen en in vereniging met een ander, etenswaren en snoepgoed en dranken, die aan [bedrijf 2] (gevestigd aan de [adres] ) toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij op 9 september 2022 te Hoogeveen, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meermalen tegen het hoofd van die [slachtoffer 2] heeft geschopt/getrapt en geslagen/gestompt, terwijl de uitvoering
van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op 9 september 2022 te Hoogeveen, tezamen en in vereniging met een ander, messen, die aan [bedrijf 3] (gevestigd aan het [adres] ) toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld, gepleegd tegen een persoon met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
diefstal door twee of meer verenigde personen;
meer subsidiair: poging tot zware mishandeling, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
diefstal door twee of meer verenigde personen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich, gelet op de huidige leeftijd van verdachte en het feit dat pedagogische hulpverlening en interventies tevergeefs zijn gebleken, op het standpunt gesteld dat het volwassenenstrafrecht moet worden toegepast. De officier van justitie heeft voorts, rekening houdend met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, gevorderd dat verdachte ter zake van de onder 1, 2, 3 primair en 4 ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan 1 (n) jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De officier van justitie heeft gevorderd aan het voorwaardelijk van de op te leggen gevangenisstraf enkel de algemene voorwaarde te verbinden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit bij de strafoplegging rekening te houden met de jeugdige leeftijd en gebrekkige ontwikkeling van verdachte en het jeugdstrafrecht toe te passen. Voorts heeft de raadsman bepleit, mede gelet op het thans goed verlopende schorsingstoezicht, aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het psychologisch Pro Justitia rapport van 30 december 2022 en het advies en voortgangsverslag van de reclassering van respectievelijk 30 januari 2023 en 9 november 2023, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitile documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Ernst van de feiten
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich op 9 september 2022 schuldig gemaakt aan een reeks ernstige strafbare feiten. Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij niet eerder met justitie in aanraking is geweest voor dergelijke ernstige strafbare feiten.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van twee winkeldiefstallen en een overval op een winkel, waarbij verdachte de eigenaar van die winkel heeft bedreigd met een mes en vervolgens de inhoud van de kassa heeft gestolen. Daarnaast heeft verdachte zich op diezelfde dag schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot zware mishandeling door het slachtoffer van deze mishandeling van zijn scootmobiel te trekken en vervolgens samen met een ander, meermalen tegen het hoofd te schoppen en te slaan.
De rechtbank benadrukt dat naar algemene ervaringsregels geldt dat slachtoffers van dergelijke geweldsmisdrijven nog lange tijd nadien gevoelens van angst en onveiligheid ervaren. Verdachte heeft zich van de gevolgen voor de slachtoffers niets aangetrokken. Hij heeft er door zijn gedrag blijk van gegeven geen respect te hebben voor de eigendommen van anderen noch heeft hij er blijk van gegeven eerbied te hebben voor de lichamelijke en geestelijke integriteit van de slachtoffers. Van de overval op de winkel waren veel mensen getuige. Ook bij die mensen zijn gevoelens van angst en onveiligheid ontstaan. Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een tweetal winkeldiefstallen. Dergelijke strafbare feiten leveren schade en overlast op voor de gedupeerden. Ook bij het plegen van deze feiten heeft verdachte oog gehad voor zijn eigen belangen en gewin. De rechtbank rekent verdachte dit alles aan.
Persoon van verdachte
Uit het psychologisch rapport, opgemaakt door J. Hardoar (GZ-psycholoog) volgt - zakelijk weergegeven - dat bij verdachte sprake is van een sociaal-emotionele ontwikkelingsachterstand, hechtingsproblematiek, een aandacht deficintie- en hyperactiviteit stoornis (ADHD), posttraumatische stressstoornis (PTSS) en een borderline persoonlijkheidsstoornis. Hiervan was volgens de psycholoog ook sprake ten tijde van de ten laste gelegde feiten. Verdachte wist weliswaar wat goed en fout is, maar kon vanwege zijn gebrekkige emotieregulatie en impulsiviteit onvoldoende conform dat inzicht te handelen. Daarnaast was verdachte door zijn behoefte aan acceptatie en contact beperkt in staat onderscheid te maken in de (negatieve) contacten die hij aanging. Verdachte handelde impulsief en dacht niet na over de mogelijke gevolgen.
Gelet op het voorgaande wordt door de psycholoog geadviseerd de overval, indien bewezen verklaard, in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De psycholoog concludeert voorts dat verdachte beschikt over voldoende probleembesef. Verdachte is gemotiveerd voor behandeling en ondersteuning. Met voldoende begeleiding, ondersteuning en toezicht wordt de kans op recidive door de psycholoog als matig ingeschat.
De reclassering heeft in haar rapporten geadviseerd om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met de volgende bijzondere voorwaarden: meldplicht bij reclassering, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, drugs- en alcoholverbod, contactverbod met medeverdachte [medeverdachte] , een locatiegebod en -verbod (met elektronische monitoring), meewerken aan een werk- leertraject en schuldhulpverlening en inzicht geven in zijn sociale netwerk. Verdachte heeft verklaard gemotiveerd te zijn aan voornoemde voorwaarden mee te werken. De rechtbank stelt vast dat verdachte zich tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis goed heeft gehouden aan de schorsingsvoorwaarden, waaronder de voorwaarde van elektronische monitoring. De reclassering heeft ook geadviseerd geen langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, omdat dit de afstand tot de noodzakelijke professionele ondersteuning zal vergroten en de maatschappelijke ontwrichting verder zal vergroten.
De rechtbank kan zich, gelet op de onderbouwing daarvan, verenigen met de inhoud en conclusies van de voornoemde rapportages en neemt deze over. De rechtbank stelt op basis van de rapporten vast dat de geschetste problematiek bij verdachte aanwezig was ten tijde van alle bewezen verklaarde feiten en is van
oordeel dat alle feiten in verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend.
Adolescentenstrafrecht
De verdachte was 22 jaar oud toen verdachte het bewezenverklaarde pleegde. Het Wetboek van Strafrecht geeft de rechter de mogelijkheid om rekening te houden met de jeugdige leeftijd van verdachten en het jeugdstrafrecht toe te passen (artikel 77c).
Het psychologisch rapport houdt in dit verband - zakelijk weergegeven - in dat er veel pogingen zijn ondernomen om ten behoeve van verdachte pedagogische hulpverlening in te zetten. Omdat een pedagogische behandeling niet het gewenste effect heeft opgeleverd en specifieke jeugdinterventies voor verdachte, gezien zijn huidige leeftijd van 23 jaar, niet langer aan de orde zijn, adviseert de psycholoog het volwassenenstrafrecht toe te passen. De reclassering sluit zich hier in bij aan. Gelet op de adviezen van de psycholoog en de reclassering zal de rechtbank het jeugdstrafrecht niet toepassen.
Alles afwegend, acht de rechtbank oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht passend en geboden. Om te voorkomen dat verdachte zich opnieuw schuldig zal maken aan een strafbaar feit, de ernst van de door verdachte gepleegde feiten en om te bewerkstelligen dat verdachte zich zal houden aan de te stellen voorwaarden zal de rechtbank daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van 360 dagen, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank zal de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, opleggen met uitzondering van het contactverbod met medeverdachte
[medeverdachte] . Gelet op de houding van verdachte, het feit dat verdachte en [medeverdachte] slechts kortstondig contact met elkaar hebben gehad en aan dit contact direct n de bewezen verklaarde feiten geen vervolg hebben gegeven, ziet de rechtbank geen meerwaarde in het opleggen van een contactverbod met medeverdachte [medeverdachte] .
De rechtbank is van oordeel dat, mede gelet op het feit dat verdachte op n dag een reeks van ernstige strafbare feiten heeft gepleegd en de vastgestelde stoornissen, er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Zij zal daarom de op te leggen bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaren.
De rechtbank legt een lagere straf op dan door de officier van justitie is gevorderd, omdat de rechtbank verdachte vrijspreekt voor de poging doodslag. De rechtbank is ook van oordeel dat de positieve stappen die verdachte in het kader van de op vordering van het Openbaar Ministerie aangevangen schorsing van zijn voorlopige hechtenis heeft gezet niet moet worden doorkruist.

Inbeslaggenomen goederen

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat uit de inhoud van het dossier onvoldoende is gebleken dat verdachte eigenaar is van de onder hem in beslag genomen en niet teruggegeven herenfiets en heeft zich derhalve op het standpunt gesteld dat deze verbeurd dient te worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen met betrekking tot de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven herenfiets.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een herenfiets, moet worden teruggegeven aan verdachte omdat het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 47, 57, 63, 302, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 3 primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3 meer subsidiair en 4 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 749 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 360 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 (twee) jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het adres Vincent van Goghweg 73, 1506 JB Zaandam, en zich zal blijven melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd onder behandeling stelt van AFPN Forint of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven;
dat de veroordeelde gedurende de proeftijd op doordeweekse dagen zal verblijven aan boord van een schip van [instelling 2] en in de van te voren vastgestelde weekenden waarin veroordeelde niet aan boord verblijft, zal verblijven bij [instelling 1] of een soortgelijke instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. De veroordeelde zal zich houden aan de huisregels en het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering voor de veroordeelde heeft opgesteld;
dat de veroordeelde gedurende de proeftijd geen drugs en/of alcohol gebruikt en meewerkt de controle daarop door urineonderzoek;
dat de veroordeelde zich gedurende zes maanden na het ingaan van de proeftijd niet in het centrum van Hoogeveen zal bevinden. De veroordeelde werkt mee aan elektronische monitoring van dit locatieverbod;
dat de veroordeelde gedurende de proeftijd op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig zal zijn op zijn verblijfsadres, zolang het Openbaar Ministerie dat noodzakelijk vindt. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met de veroordeelde en afhankelijk van zijn dagbesteding. De veroordeelde werkt gedurende de eerste zes maanden van het locatiegebod mee aan elektronische monitoring daarvan. Het huidige verblijfsadres is in de van tevoren vastgestelde weekenden [adres] . De veroordeelde zal voor het overige verblijven aan boord van een schip van [instelling 2] . Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk met toestemming van de reclassering;
dat de veroordeelde gedurende de proeftijd een werk-leertraject volgt bij [instelling 2] of een soortgelijke instelling en zich daarnaast zal inspannen voor het vinden en behouden van vrijetijds-/dagbesteding met een vaste structuur;
dat de veroordeelde meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van betalingsregelingen, ook als dit inhoudt dat de veroordeelde moet meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde geeft aan de reclassering inzicht in zijn financin en schulden en houdt zich aan de afspraken die door zijn bewindvoerder met hem worden gemaakt;
dat de veroordeelde aan de reclassering en [instelling 1] of soortgelijke instelling inzicht geeft in zijn sociale netwerk en zich laat aansturen in zijn omgang met zijn sociale contacten.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
Gelast de teruggaveaan verdachte van het in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp van de beslaglijst d.d. 6 oktober 2023, zijnde een herenfiets (omschrijving: 1526036, Batavus).
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Dijkstra, voorzitter, mr. T.M.L. Wolters en
mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door mr. M. Mans, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 december 2023.