ECLI:NL:RBNNE:2023:4977

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 december 2023
Publicatiedatum
1 december 2023
Zaaknummer
18-163041-20 18-222417-21 18-098448-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot afpersing en wederrechtelijke vrijheidsberoving, alsook overtredingen van de Opiumwet en opzetheling

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 1 december 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1987, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 13 juni 2020 tot en met 14 juni 2020, samen met medeverdachten, heeft geprobeerd een geldbedrag van 100 euro af te persen van het slachtoffer door middel van geweld en bedreiging. De rechtbank oordeelt dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten, wat leidt tot de conclusie dat de verdachte moet worden aangemerkt als medepleger van de poging tot afpersing en de wederrechtelijke vrijheidsberoving.

Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de verdachte op 12 augustus 2021, tezamen met een medeverdachte, 46,76 gram hasjiesj heeft vervoerd. Het verweer van de verdediging dat er geen bewijs was van de aanwezigheid van drugs werd verworpen door de rechtbank, die zich baseerde op de verklaringen van de verdachte en de aangetroffen middelen.

Verder is de verdachte op 29 november 2022 betrapt met gestolen laptops, waarvan de rechtbank oordeelt dat de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van deze laptops ten minste voorwaardelijk opzet had op het aanwezig hebben van gestolen goederen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen. De rechtbank heeft de vordering van een andere benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze onvoldoende was onderbouwd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht Locatie Assen
parketnummer 18.163041-20
ter terechtzitting gevoegde parketnummers 18.222417-21 en 18.098448-23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 1 december 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats] , thans gedetineerd te [instelling]
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 7 november 2023 (inhoudelijke behandeling) en 1 december 2023 (sluiting van het onderzoek).
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E. Hullegie, advocaat te Arnhem. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Veen.

Tenlasteleggingen

Aan verdachte is onder parketnummer 18.163041-20 - na wijziging van de tenlastelegging op de voet van artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering - ten laste gelegd dat
1
hij in of omstreeks de periode van 13 juni 2020 tot en met 14 juni 2020 te Assen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van 100 euro, althans een (giraal) geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer] of aan een derde, toebehoorde, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s)
  • die [slachtoffer] (tegen zijn wil) vastgehouden in een kamer van het pand [adres] en/of tegen die[slachtoffer] gezegd dat (zakelijk weergegeven) dat hij de kamer pas uit mag als hij geld heeft overgemaakt en/of
  • die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal in/tegen zijn gezicht/hoofd en/of lichaam van die
[slachtoffer] gestompt, geslagen en/of getrapt en/of
  • dreigend een hamer aan die [slachtoffer] getoond en/of (vervolgens) tegen die [slachtoffer] gezegd dat(zakelijk weergegeven) hij geld van zijn spaarrekening over moest maken anders zou hij met die hamer tegen zijn knien, althans lichaam, geslagen worden, althans woorden en/of handelingen van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
  • die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een riem en/of een hamer, in/tegen zijn gezicht/hoofden/of zijn handen en/of zijn knien, althans tegen zijn lichaam geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 13 juni 2020 tot en met 14 juni 2020 te Assen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s)
  • die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal in/tegen zijn gezicht/hoofd en/of lichaam gestompt,geslagen en/of getrapt en/of
  • die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een riem en/of een hamer, in/tegen zijn gezicht/hoofden/of zijn handen en/of zijn knien, althans tegen zijn lichaam geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 13 juni 2020 tot en met 14 juni 2020 te Assen,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft mishandeld door
  • die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal in/tegen zijn gezicht/hoofd en/of lichaam te slaan en/ofstompen en/of trappen, en/of
  • die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een riem en/of een hamer, in/tegen zijn gezicht/hoofden/of zijn handen en/of knieeen, althans tegen zijn lichaam te slaan;
2
hij in of omstreeks de periode van 13 juni 2020 tot en met 14 juni 2020 te Assen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door
  • voor en/of rondom die [slachtoffer] te gaan staan en/of
  • voor de deur van een kamer van het pand [adres] te gaan staan en/of
  • [slachtoffer] vast te pakken en/of (terug) een kamer van het pand [adres] in te trekken en/of
  • de telefoon van [slachtoffer] af te pakken, althans afhandig te maken, en/of
  • meermalen, althans eenmaal, in/tegen het gezicht/hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer] te stompen,slaan en/of trappen en/of
  • meermalen, althans eenmaal, met een riem en/of een hamer, in/tegen zijn gezicht/hoofd en/of lichaam teslaan.
hij op of omstreeks 12 augustus 2021 te Assen,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een hoeveelheid van ongeveer 46,76 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
1
hij, op of omstreeks 29 november 2022 te Assen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 88,99 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende herone en/of ongeveer 3,02 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocane, zijnde herone en/of cocane (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij, in de periode van 1 juli 2022 tot en met 29 november 2022 te Assen, drie, althans een of meer laptops (van het merk HP), althans een of meer goederen, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder feit 1 primair ten laste gelegde medeplegen van poging tot afpersing en het onder feit 2 ten laste gelegde medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft op gronden als vermeld in de pleitnotitie betoogd dat verdachte van al hetgeen ten laste is gelegd - in alle ten laste gelegde vormen - moet worden vrijgesproken.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder feit 1 primair en onder feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter terechtzitting van 07 november 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb [slachtoffer] klappen gegeven en geschopt. [naam] is over dat geld begonnen. Ik heb gezien dat [naam] een hamer in zijn hand had.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van politie Noord-Nederland metonderzoeksnaam [naam] , met BVH-nummer PL0100-2020156030, opgemaakt en gesloten op 23 juli 2020 door verbalisant [naam] (hierna: het procesdossier), inhoudend:
- een proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 24 juni 2020 (met bijlagen), opgemaakt door verbalisant [naam] en opgenomen op pagina 90 van voornoemd procesdossier, inhoudend als verklaring van aangever [slachtoffer] :
()
V: Wie heeft wat gedaan?
A: [naam] heeft mij geslagen op mijn gezicht met een riem, met de vuist ook in mijn gezicht. Ik heb [naam] met een hamer gezien maar weet niet of ik daarmee geslagen ben. Ik werd overal geraakt. Ik was echt dizzy en liet mij op een gegeven moment gewoon maar slaan. Ik leg het toch af tegen hun vijven.
[verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte [verdachte] ). Daar begon het mee. Ik zat toen al in de woning. Het ging toen in de woning over het feit dat ik slecht had gepraat over [verdachte] . [verdachte] ging toen voor me staan en zei dat ik respect moest hebben voor hem en dat hij teleurgesteld was in mij. [verdachte] was degene die begon. Hij gaf mij een vuistslag vol op mijn oog. En toen kreeg er gelijk van [naam] overeen. [naam] begon toen over een boete. Ik moest 100 euro betalen voordat ik naar buiten mocht. Ik zei dat ik dat niet ging doen en hij dreigde mij toen met een hamer op mijn knien te gaan slaan.
[naam] zijn rol was vrij weinig. [naam] wilde gewoon roken en zat eigenlijk te wachten dat ik geld ging overmaken. Volgens mij heeft [naam] niks bij mij gedaan. Hij zei zelfs nog tegen [naam] dat hij moest houden met slaan, want [naam] wilde mij steeds blijven slaan met die riem.
De Somalir heeft mij niet geslagen. Voor zover ik weet niet. Hij deed niks anders dan van binnen naar buiten lopen en weer terug. Ik weet niet wat zijn rol was. Er waren eigenlijk maar drie personen die mij hebben toegetakeld. Dat waren [verdachte] , [naam] en die Fransman.
Die Fransman heeft mij ook vol in mijn gezicht geslagen. Hij stond op de galerij bij de trap naar beneden. Ik probeerde op een gegeven moment te vluchten. Ik was net buiten de kamer. Ik stond op de gang. Ik werd toen door iedereen terug getrokken. Ik mocht en kon niet wegkomen. Op het moment dat ik de eerste keer uit de kamer wilde ontsnappen, liep ik tegen de Fransman aan. Hij stond op de gang. Hij haalde toen vol uit met zijn vuist en sloeg mij in mijn gezicht op mijn oog. Ik viel daardoor achterover en ik werd toen de kamer weer ingetrokken. Ik probeerde mij nog tegen te houden door het kozijn vast te pakken. Dit lukte niet. Zij waren te sterk. Ik ben toen in de kamer weer geslagen en geschopt. Volgens mij deden [naam] en die Fransman dit. [verdachte] heeft mij in totaal maar twee keer geslagen. Ik kan het niet allemaal precies vertellen, want ik zag haast niks door al het bloed en ik was dizzy door al die klappen. Ik kon en mocht dus niet weg. Ik werd tegen gehouden. Ze hielden me allemaal tegen. Het was met zijn vijven tegen mij. Als je er niet bij wilde horen dan was je wel weggegaan, V: Hoe kom je uiteindelijk toch weg?
A: Ik mocht naar de badkamer om het bloed weg te spoelen. Ze wilden dat ik weer de kamer in zou gaan.
Dat wilde ik natuurlijk niet. Ik keek toen naar [naam] en zag dat [naam] tussen mij en [naam] en [verdachte] in stond. [naam] vormde een blok voor [naam] en [verdachte] . Ze konden niet gelijk bij mij komen. Ik had dus alleen die Fransman nog voor mij. Ik zag aan de blik van [naam] dat hij te kennen gaf dat ik nu weg kon komen. () Ik ben toen keihard tegen die Fransman aan gebeukt. Ik kon er toen langs en ben snel naar beneden gegaan en naar buiten. () Dat gebeuren met die 100 euro komt voor rekening van [naam] . () [naam] was de leider in het hele gebeuren. Hij heeft mij ook het meest mishandeld. ()
[verdachte] zat de hele tijd naast mij op de bank en [naam] staat voornamelijk bij de wasbak. Het is dusdanig kleine kamer dat als [naam] een stap doet, dan staat hij al tegen over mij en kan hij mij vol raken. De kamer was vol met zoveel mensen in de kamer. [naam] liep ook de hele tijd naar buiten en aan het heen en weer lopen. Waar die Fransman zo ineens vandaan kwam, weet ik ook niet. Hij was er in een
keer.
V: Waarom kon jij de kamer niet uit?
A: [naam] stond voor de deur en zei dat ik op de bank moest gaan zitten. Als ik 1 persoon zou raken dan zou [naam] finaal door het lint gaan en dan zou ik het waarschijnlijk niet overleven. En ik voelde mij uiteraard zeer bedreigd door de hamer.
V: Hoe is het met de verwondingen?
A: Ik heb overal nog blauwe plekken. Ik heb erg veel last van mijn borstbeen, ribben en rug. Mijn ribben zijn zwaar gekneusd. Hierdoor slaap ik erg slecht. Ik kan niet werken. Mijn neus is gebroken. 0: Aan aangever worden 4 foto's getoond, namelijk de foto's van [verdachte] , [naam] , [naam] en [naam] . De foto's worden bij de verklaring gevoegd.
V: Wie zijn dit?
A: De eerste foto is [verdachte] , de tweede is [naam] , de derde is de Fransman en de vierde is de Somalir. Ik herken ze duidelijk en weet zeker dat zij het zijn. ()
  • een letselrapportage d.d. 14 juni 2020 (met fotobijlagen), opgemaakt door drs. [naam] , forensisch arts,Forensische Geneeskunde GGD Drenthe, opgenomen op pagina 71 van voornoemd procesdossier, inhoudend een beschrijving van het letsel bij aangever.
  • een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 14 juni 2020, opgemaakt door verbalisant [naam] enopgenomen op pagina 124 van voornoemd procesdossier, inhoudend als verklaring van de getuige [naam] :
Op zondag 14 juni 2020 was ik in mijn woning aan de [adres] te Assen. ()
Omstreeks het tijdstip 00.00 uur en 01.00 uur () stonden wij op het balkon van mijn woning te roken. ()
Opeens hoorde ik iemand met verheven stem zeggen: "iemand, bel 112", of woorden van gelijke strekking. Dit werd door de persoon, een manspersoon, herhaaldelijk gezegd. Ik heb vanaf het balkon naar beneden gekeken. Ik zag een manspersoon, een manspersoon met licht getinte huidskleur, op de kruising van de [adres] met de [adres] te Assen. () Ik hoorde dat de man bleef roepen: "bel 112. Op dat moment keek de man omhoog in mijn richting. Ik zag dat het gelaat van de man bebloed en opgezwollen was. Dit was, ondanks dat het donker was, redelijk duidelijk te zien. ()
We hebben eerst geprobeerd om de man te kalmeren. De man maakte een bange indruk op mij. () Ik zag inmiddels dat het gelaat van de man er behoorlijk ernstig aan toe was. Ik zag dat de man zeer opgezwollen en bebloede lippen had. Ik zag dat beide ogen zeer opgezwollen waren. Ik zag dat de neus van de man nog aan het bloeden was. (...)
- een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 22 juni 2020 (met bijlagen), opgemaakt door verbalisanten [naam] en [naam] en opgenomen op pagina 262 van voornoemd procesdossier (2), inhoudend als verklaring van [verdachte] :
V: Wat is je roepnaam?
A: [verdachte] . (...)
A: Ik was in de [adres] en [slachtoffer] was aan de overkant in een kamer in de
[adres] . [slachtoffer] was met [naam] , [naam] (buurman van [adres] ),
[naam] . ()
Ik ging naar [naam] zijn huis, dit is aan de [adres] . ()
Ik kom daar binnen en toen kreeg ik twee klapjes van [slachtoffer] in mijn gezicht. () Ik heb met hem gevochten in de woning. Wij hebben elkaar geduwd en gevochten. () V: Waar heb je op geslagen?
A: Hij sloeg mij op mijn gezicht en ik sloeg hem op zijn gezicht. () O: Aan de verdachte wordt een foto van [naam] getoond.
V: Wie is de man of de foto? De foto wordt als bijlage bij dit proces-verbaal gevoegd.
A: Dat is [naam] . (...)
O: Aan verdachte wordt een foto getoond. De foto wordt als bijlage bij het proces-verbaal gevoegd.
V: Wie is de man of deze foto?
A: [naam] . (...)
V: Hoe heet je Franse vriend?
A: () Er was een Franse vriend van mij gekomen. Die was er die avond ook bij. Ze noemen hem [naam] . () Hij kwam volgens mij na mij in het huis van [naam] . () V: Hoe heet de Somalische vriend van [naam] ?
A: Dat is [naam] . ()
V: [slachtoffer] heeft verklaard dat [naam] hem daarna heeft geslagen. Wat kun je daarover verklaren?
A: Ik heb [naam] wel zien slaan, maar ik zag dat het te ver ging. (...) A: Ja, [naam] heeft die jongen [slachtoffer] met een hamer geslagen.
V: Waar sloeg hij op?
A: Ik zag dat [naam] op zijn knien en zijn handen sloeg met de hamer. () V: Wie waren erbij toen [naam] [slachtoffer] met de hamer sloeg?
A: Iedereen volgens mij die ik heb opgenoemd. ()
Hij heeft met mij gevochten, toen was het klaar. Toen hebben we gepraat.
Toen kwam [naam] . [naam] zei tegen [slachtoffer] dat [slachtoffer] een boete zou krijgen omdat hij over mensen praatte. [slachtoffer] zei dat hij niets had. [naam] gaf toen een klap met een hamer op zijn knie, [slachtoffer] verdedigde met zijn hand en toen sloeg [naam] op zijn hand. Vervolgens sloeg [naam] met zijn handen en was er bloed op de grond. [naam] sloeg met zijn handen op [slachtoffer] zijn gezicht ().
V: Hoe veel was die boete?
A: 100 euro. Dit moest hij overmaken of geven omdat hij over mensen slecht sprak. ()
V: [slachtoffer] heeft verklaard dat zijn telefoon leeg was en dat die opgeladen moest worden en dat jouw vriend naar zijn kamer is gegaan om een oplader te halen voor de telefoon van [slachtoffer] . Wat kun je daarover verklaren?
A: Dat klopt. [slachtoffer] moest laten zien dat hij geld had, door middel van zijn telefoon. [naam] had de telefoonoplader opgehaald. ()
V: [slachtoffer] heeft verklaard dat hij de telefoon heeft afgegeven aan [naam] omdat [naam] hem zat te dreigen met de hamer. Wat weet jij daarvan?
A: Ja dat kan wel kloppen. (...)
V: Volgens [slachtoffer] probeerde hij naar de gang te glippen. Wat gebeurde er daarna?
A: Ja dat klopt. Toen werd hij gepakt, hij moest zijn gezicht wassen omdat hij al was geslagen.
V: Wie heeft hem toen geslagen en geschopt?
A: [naam] heeft dat gedaan. () [slachtoffer] is na het slaan van [naam] gevlucht. () V: Wat heb je aan [slachtoffer] gezien?
A: Beetje bloed op zijn gezicht. (...)
- een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 23 juni 2020 (met bijlagen), opgemaakt door verbalisanten [naam] en [naam] en opgenomen op pagina 297 van voornoemd procesdossier (2), inhoudend als verklaring van [naam] :
A: () Ik hoorde [naam] zeggen dat we naar de [adres] gingen. Ik ben met hem meegelopen hij zou daar veel mensen kennen. Toen wij daar naar binnen gingen werd [naam] zeer vervelend omdat hij dronken was.
V: Bedoel je [slachtoffer] ?
A: Ja ik bedoel met [naam] , [slachtoffer] ja.
V: Waar in de [adres] ben je heen gelopen?
A: () [adres] geloof ik. ()
V: Van wie is deze woning?
A: Er waren heel veel jongens maar ik geloof van ene [naam] . ()
O: Aan de verdachte wordt een foto getoond. De foto wordt als bijlage bij dit proces-verbaal gevoegd.
V: Wie is de man of de foto?
A: Dat is [naam] . ()
V: Wie waren daar nog meer?
A: Een jongen, [verdachte] of zo ik weet niet echt. Verder een Somalische jongen [naam] , [naam] en [slachtoffer] en ik.
O: Aan verdachte wordt een foto getoond. De foto wordt als bijlage bij het proces-verbaal gevoegd.
V: Wie is de man of deze foto?
A: Dat is die andere jongen welke ik niet anders ken als [verdachte] . () V: Hoe heet je Somalische vriend?
A: [naam] . ()
V: Waar zaten jullie in de woning?
A: Er is een grote bank waar drie mensen kunnen zitten. Dat was boven bij [naam] zijn kamer. Ik zat eerst, [slachtoffer] zat naast mij en naast hem weer [verdachte] . [naam] stond op de tafel.
()
V: Volgens aangever werd hij geslagen. Wie sloeg [slachtoffer] ?
A: Alle twee. Eerst [verdachte] en die zei dat [slachtoffer] moest zeggen dat hij moest ophouden met praten over zijn vriendin. Later die andere. [naam] .
V: Waar werd [slachtoffer] geraakt?
A: Hij kreeg een box. () [verdachte] sloeg een box, met de vuist. ()
V: [slachtoffer] heeft verklaard dat [naam] hem daarna heeft geslagen. Wat kun je daarover verklaren?
A: Dat is waar.
V: Hoe sloeg [naam] hem?
A: Ik ging toen even naar beneden om mijn fiets op slot te doen. () Nadat ik dat gedaan had en weer boven kwam zag ik [naam] staan met een hamer langs zijn rechterzij.
V: Weet jij of [naam] [slachtoffer] had geslagen.
A: Ik heb niet gezien dat [naam] heeft geslagen. Maar toen ik boven kwam zag ik dat zijn linkeroog helemaal dik was. Wat ik zeg: eerst was [verdachte] boven op [slachtoffer] gezeten om hem een paar boxen te geven. Ik zag dat [slachtoffer] ineen dook en vroeg om op te houden. Ik zag dat [naam] ook begon te slaan met zijn vuisten op [slachtoffer] . Ik ben toen dus naar beneden gelopen om mijn fiets op slot te doen. toen ik weer boven kwam stond [naam] met een hamer in zijn handen. () V: Wat deed [naam] nog meer met [slachtoffer] toen jij hem zag met de hamer?
A: Ik zag dat hij nog een keer sloeg met de hamer, ik zag dat deze tegen de hand van [slachtoffer] aankwam.
O: Verbalisanten zien dat [naam] zijn linker onderarm aanwijst. ()
V: Er komt naar voren dat [slachtoffer] 100 euro moest overmaken?
A: Ja klopt [naam] zei tegen [slachtoffer] dat hij dat geld moest overmaken. Ik weet nu weer hoe laat het was. Ongeveer 23.00 uur ().
V: [slachtoffer] heeft verklaard dat zijn telefoon leeg was en dat die opgeladen moest worden en dat jouw vriend naar zijn kamer is gegaan om een oplader te halen voor de telefoon van [slachtoffer] . Wat kun je daarover verklaren?
A: Ik weet niet hoe hij heet. Maar hij ging inderdaad een oplader halen. Dat was de buurman van [naam] zijn kamer. ()
V: Volgens [slachtoffer] stond [naam] bij de wasbak naast de deur. Waar stond jij?
A: Ik stond tussen de deur van [naam] en zijn buurman. Ik stond buiten de kamer van [naam] . Toen rende [slachtoffer] weg. ()
V: Volgens [slachtoffer] probeerde hij naar de gang te glippen. Wat gebeurde er daarna?
A: Hij rende naar buiten. ()
V: Wie heeft hem toen geslagen en geschopt?
A: [naam] en [verdachte] .
V: [slachtoffer] heeft verklaard dat de Fransman hem heeft geslagen en [naam] hem heeft geschopt. Wat kun je daarover verklaren?
A: Er kwam inderdaad laat nog een vriend van [verdachte] aankomen. Toen [slachtoffer] wilde wegrennen naar buiten schopte deze vriend [slachtoffer] in de rug. () V: Wat zag je toen aan [slachtoffer] ?
A: Zijn neus bloede en ging toen naar de wasbak om het schoon te maken. Hij rende toen weg. ()
V: Waarom mocht [slachtoffer] de kamer niet uit?
A: Dat is waar.
V: Wie zei dat? A: [naam] . ()
V: In hoeverre is nog geprobeerd om [slachtoffer] te beletten er vandoor te gaan?
A: Alleen [naam] en de Fransman. Toen [slachtoffer] wilde wegrennen pakte de Fransman hem nog wel vast in de gang en gaf [slachtoffer] een schop. ()
- een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 24 juni 2020 (met bijlagen), opgemaakt door verbalisanten [naam] en [naam] en opgenomen op pagina 317 van voornoemd procesdossier, inhoudend als verklaring van [naam] :
()
V: Wie waren er in de woning van de buurman aanwezig toen jij weg ging voor die oplader?
A: Ik, [naam] en zijn vriend en de bewoner.
V: Hoe heet die buurman van jou van [adres] ?
A: [naam] . ()
O: Aan verdachte wordt een foto 3 getoond. De foto wordt als bijlage bij het proces-verbaal gevoegd.
V: Wie is de man op deze foto 3?
A: Ik ken hem als [verdachte] . ()
V: Was [verdachte] in de woning van jouw buurman?
A: Ja.
O: Aan verdachte wordt een foto 4 getoond. De foto wordt als bijlage bij het proces-verbaal gevoegd.
V: Wie is de man op de foto 4? A: Dat is [naam] . ()
O: Aan de verdachte wordt een foto getoond . De foto 5 wordt als bijlage bij het proces-verbaal gevoegd.
V: Wie is de man op de foto 5?
A: Ik ken hem als [naam] (fon) , hij was die avond ook aanwezig. () V: Waar zaten jullie in de woning?
A: [naam] , [naam] en [verdachte] en de man die gewond was geraakt zaten allemaal naast elkaar in de kamer. [naam] kwam ik tegen bij de trap. Ik zelf zat ook in de kamer.
(...)
V: Jij hebt verklaard dat jij, toen jij bij [naam] in de woning was, dat jij [naam] en het latere slachtoffer in de woning van [naam] aan zag komen. Jij verklaarde dat het eerst gezellig was en dat [naam] het latere slachtoffer toesprak omdat deze dronken was. klopt dit tot zover?
A: Ja.
V: Was dit moment jouw eerste of tweede bezoek aan de woning van [naam] die avond?
A: Dit was de tweede keer die avond.
V: Kort hierop zou jij weggegaan zijn om een telefoonoplader te halen, klopt dit?
A: Ja.
V: Dat jij na ongeveer 2 of 3 uur weer terug komt bij de woning van [naam] , dit was de derde keer die avond. Dat jij in de woning de navolgende personen ziet. [naam] , [naam] , [verdachte] , [naam] en het slachtoffer. Klopt dit?
A: Ja, het was zo dat [verdachte] mij gebeld had om terug te komen met de telefoonoplader.
V: Wat zie jij op dat moment van binnenkomst aan het slachtoffer?
A: Ik zag het slachtoffer bloeden en ik hoorde dat het slachtoffer zei, "sorry, sorry en alstublieft".
V: Waar bloedde het slachtoffer?
A: In het gezicht, ik zag ook dat hij een opgezwollen oog had. ()
V: Hoe lang ben jij die tweede keer in de woning geweest, dus toen het slachtoffer gewond was?
A: Ik ben 1 2 minuten in de woning geweest. Toen ben ik gelijk weggegaan.
V: In hoeverre zag jij dat er gevochten was in de woning?
A: Ik zag alleen bloed aan het gezicht van het slachtoffer ().
Ten aanzien van de feiten en omstandigheden:
Op zondag 14 juni 2020, omstreeks 00.33 uur, komt er een melding van het Operationeel Centrum te Drachten dat er op de [adres] ter hoogte van [adres] te Assen een persoon was aangetroffen die vertelde dat hij gegijzeld was geweest. Deze persoon had een bebloed gezicht. Ter plaatse bleek dat het slachtoffer ernstig gewond was aan zijn gezicht. Het slachtoffer vertelde dat hij gegijzeld en geslagen was door [naam] , [naam] (de rechtbank begrijpt: [naam] ) en ene [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte [verdachte] ). Het slachtoffer wenste aangifte te doen. Het slachtoffer werd steeds minder aanspreekbaar en is vervolgens door de ambulance afgevoerd. Op zondag 14 juni 2020, om 00.50 uur heeft aangever/slachtoffer [slachtoffer] aangifte gedaan en hij is daartoe op 14 en 24 juni 2020 uitgebreid gehoord. Tevens is er een letselonderzoek gedaan door een forensische GGD arts.
De rechtbank gaat bij de vaststelling van de feiten en omstandigheden uit van de verklaringen van [slachtoffer] , die grotendeels consistent en eenduidig zijn en die worden ondersteund door de verklaringen van de verdachten [verdachte] , [naam] en [naam] .
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij zaterdag 13 juni 2020 in de [adres] was samen met [naam] . [naam] heeft [slachtoffer] meegenomen naar de woning van [naam] aan de [adres] te Assen. Daar waren [naam] en [verdachte] aanwezig. Er is ruzie ontstaan tussen [verdachte] en [slachtoffer] omdat [slachtoffer] slecht gepraat zou hebben over [verdachte] en daarbij zijn over en weer klappen gevallen. [verdachte] heeft dit bij de politie en ter terechtzitting bevestigd. [slachtoffer] en [naam] hebben verklaard dat [verdachte] de eerste was die sloeg.
Op enig moment gaat [naam] zich er ook mee bemoeien en wordt [slachtoffer] nog meer mishandeld.
[slachtoffer] heeft verklaard dat [naam] hem met de vuist en met een broekriem in zijn gezicht heeft geslagen. [naam] begon vervolgens over een boete van 100 euro die [slachtoffer] moest betalen. [slachtoffer] heeft verklaard dat hij niet eerder mocht vertrekken dan nadat hij die 100 euro had betaald.
Toen [slachtoffer] zei dat hij niet kon betalen, heeft [naam] gedreigd dat hij [slachtoffer] met een hamer op zijn knien zou slaan. [verdachte] en [naam] hebben verklaard dat zij hebben gezien dat [naam]
[slachtoffer] met een hamer heeft geslagen op zijn knien en tegen zijn handen. Nadat [slachtoffer] zei dat hij niet kon betalen heeft [naam] zijn telefoon afgepakt en moest [slachtoffer] inloggen om te laten zien of er geld op zijn rekening stond. Dat lukte niet omdat de telefoon eerst moest worden opgeladen. [naam] is weggestuurd om een oplader op te halen. Dit wordt bevestigd door [verdachte] en [naam] . [naam] heeft bij de politie verklaard dat [verdachte] hem heeft weggestuurd om de oplader op te halen en dat [slachtoffer] toen bloed aan het gezicht had.
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij heeft geprobeerd om te ontsnappen maar dat hij op de gang werd neergehaald en dat hij de kamer weer werd ingetrokken waarbij hij weer werd geslagen en geschopt. Dit wordt bij de politie en ter terechtzitting bevestigd door [verdachte] . [slachtoffer] moest weer op het bed gaan zitten waarbij er een vuilniszak werd neergelegd omdat hij ernstig bloedde. Toen [slachtoffer] naar de badkamer mocht om het bloed af te spoelen, zag hij kans om weg te komen waarbij hij beneden in de gang nog door [naam] in zijn rug is getrapt.
Ten aanzien van de betrokkenheid van verdachte:
Verdachte [verdachte] wordt verweten dat hij de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd tezamen en in vereniging met vier medeverdachten ( [naam] , [naam] , [naam] en [naam] ).
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, en het hiervoor overwogene, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [verdachte] zich in de periode van 13 juni 2020 tot en met 14 juni 2020 heeft schuldig gemaakt aan de onder feit 1 primair ten laste gelegde poging tot afpersing van een geldbedrag van 100 euro en de onder feit 2 ten laste gelegde wederrechtelijke vrijheidsberoving, op de wijze zoals volgt uit voornoemde bewijsmiddelen.
Voorts blijkt naar het oordeel van de rechtbank in voldoende mate dat er ten aanzien van de onder 1 primair en onder 2 bewezen geachte poging tot afpersing respectievelijk wederrechtelijke vrijheidsberoving sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte [verdachte] en de medeverdachten en dat de bijdrage van verdachte aan het tenlastegelegde van zodanig gewicht was dat deze moet worden aangemerkt als medeplegen. De rechtbank leidt deze nauwe en bewuste samenwerking af uit de verschillende verklaringen en uit de uiterlijke verschijningsvorm (zoals de bijdrage van verdachte aan het gepleegde geweld, de onderlinge rolverdeling, de getalsmatige overmacht en het zich niet terugtrekken op een daartoe geigend tijdstip) zoals hiervoor weergegeven.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde overtreden van de Opiumwet en daartoe verwezen naar de inhoud van het strafdossier.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte van het ten laste gelegde feit moet worden vrijgesproken nu een rapport van het NFI ontbreekt in het dossier en zodoende niet kan worden vastgesteld dat er daadwerkelijk sprake is van drugs.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
De door verdachte ter terechtzitting van 07 november 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend: De aangetroffen hasjiesj was van mij en van [naam] . We hebben het op straat gekocht van een dealer en het was voor eigen gebruik. De tas waarin de drugs zijn aangetroffen is van mij.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van politie Noord-Nederland metregistratienummer PL0100-2021218163, opgemaakt en gesloten op 12 augustus 2021 door verbalisant [naam] (hierna: het procesdossier), inhoudend:
- een proces-verbaal van aanhouding verdachte d.d. 12 augustus 2021 (met bijlagen), opgemaakt door verbalisanten [naam] en [naam] , en opgenomen op pagina 13 van voornoemd procesdossier, inhoudend:
() Bij het openen van de portier aan de bestuurderszijde, rook ik direct een sterke geur die mij ambtshalve bekend is als de geur van hennep dan wel hasjiesj.
() Met toestemming van [verdachte] heb ik, verbalisant [naam] , vervolgens genoemd voertuig
doorzocht op de aanwezigheid van verdovende middelen. Ik zag op de grond aan de bijrijderszijde een zwart gekleurd tasje liggen met daarop twee witte ritssluitingen. Ik vroeg [verdachte] , nadat ik hem mededeelde dat hij niet tot antwoorden verplicht was, of dit tasje van hem was. [verdachte] bevestigde dit.
Bij het vastpakken van dit tasje rook ik wederom de mij ambtshalve bekende sterke geur van hennep dan wel hasjiesj.
Bij het openen van dit tasje trof ik in het voorste vakje een doorzichtig plastic boterhamzakje met daarin een hoeveelheid hasjiesj. Tevens zaten in het voorvakje vier lege, doorzichtige gripzakjes. In het achterste vakje trof ik een groen gekleurd weegschaaltje aan. Zie hiervoor de bijgevoegde fotobladen.
Middels het aangetroffen weegschaaltje hebben wij ter plekke de hasjiesj gewogen om een indicatie te krijgen van de hoeveelheid. Hieruit kwam naar voren dat dit ruim 49 gram betrof.
[verdachte] verklaarde dat hij dit net had gekocht in een [bedrijf] in Groningen en dat dit bestemd was voor vrienden van hem. Kort erop gaf hij ook aan dat de helft hiervan van [naam] was.
- een proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 augustus 2021, opgemaakt door verbalisant [naam] , en opgenomen op pagina 20 van voornoemd procesdossier, inhoudend:
Op donderdag 12 augustus 2021 omstreeks 18:30 uur heb ik de drugs gewogen wat bij de verdachte is aangetroffen. Het ging om de drugs genaamd Hasj.
De hasj was verpakt in een plastic boterhamzakje en een grip zakje.
Ik heb de drugs uit de zakjes gehaald en op een geijkte weegschaal gewogen.
Hieruit bleek dat het ging om 46.76 gram.
De rechtbank acht gelet op voornoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 12 augustus 2021 te Assen, tezamen met [naam] , 46,76 gram hasjiesj heeft vervoerd. Het verweer van de raadsvrouw dat niet vaststaat dat daadwerkelijk sprake is van drugs omdat een rapport van het NFI ontbreekt in het dossier verwerpt de rechtbank, gelet op de verklaring van verdachte terzake.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1 ten laste gelegde overtreden van de Opiumwet en voor de onder 2 ten laste gelegde schuldheling van een drietal laptops en daartoe verwezen naar de inhoud van het strafdossier.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde geen verweer gevoerd. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw, op gronden zoals vermeld in de pleitnota, betoogd dat verdachte van het ten laste gelegde feit moet worden vrijgesproken. Verdachte geeft aan niet te hebben geweten dat de laptops van diefstal afkomstig waren. Hij heeft de laptops bewaard voor een vriend die deze spullen bij hem heeft achtergelaten.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht feit 1 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 07 november 2023, voor zover inhoudend:
De drugs die zijn aangetroffen in mijn slaapkamer bewaarde ik voor iemand anders. Ik wist dat het er lag.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van politie Noord-Nederland met nummer2022285991/2022318011 (Onderzoek: [naam] / NN3R022109), opgemaakt en gesloten op 20 januari 2023 door verbalisant [naam] (hierna: het procesdossier), inhoudend:
  • een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagname op 29 november 2022, opgemaakt doorverbalisant [naam] op 2 december 2022 en opgenomen op pagina 22 van het procesdossier;
  • een proces-verbaal verdovende middelen d.d. 7 juli 2022, opgemaakt door verbalisanten [naam] en[naam] en opgenomen op pagina 81 van het procesdossier, inhoudend een onderzoek verricht aan een partij vermoedelijk verdovende middelen, met als bijlage een vijftal rapportages van het NFI.
De rechtbank acht feit 2 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
De door verdachte ter terechtzitting van 07 november 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend: De drie laptops die zijn aangetroffen in mijn slaapkamer zijn daar achtergelaten door een vriend die wel eens bij mij verbleef. De laptops zaten in een tas die op een laptoptas leek.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van politie Noord-Nederland met nummer2022285991/2022318011 (Onderzoek: [naam] / NN3R022109), opgemaakt en gesloten op 20 januari 2023 door verbalisant [naam] (hierna: het procesdossier), inhoudend:
- een proces-verbaal van aangifte d.d. 1 juli 2022, opgemaakt door verbalisant [naam] en opgenomen oppagina 55 van het procesdossier, inhoudend als verklaring van aangever [naam] :
Ik doe aangifte van inbraak in mijn woning. Naar aanleiding hiervan zijn diverse goederen van mij weggenomen. Ik woon aan de [adres] met mijn vriendin [naam] . () toen bleek dat er dus laptops van mij weggenomen waren. (...) Mijn laptops betreffen:
  • Drie dezelfde laptops van het merk Dell.
  • een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagname op 29 november 2022, opgemaakt doorverbalisant [naam] op 2 december 2022 en opgenomen op pagina 22 van het procesdossier, inhoudend:
Op dinsdag, 29 november 2022, omstreeks 7.35 uur, werd () voor een doorzoeking ter inbeslagneming binnengetreden in de woning, [adres] te Assen. () Op de [adres] Assen waren aanwezig:
() Woning 03 - verdachte [verdachte] . ()
Tijdens de doorzoeking werd het volgende in beslag genomen:
(...)
IBN-11-S1-03-02 tas met 3 gestolen laptops in (slaap)kamer verdachte.
Aan verdachte is onder feit 2 opzetheling dan wel schuldheling ten laste gelegd. Van heling kan slechts sprake zijn indien de bewuste goederen van misdrijf afkomstig zijn en de verdachte ten tijde van de verkrijging wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat de goederen uit misdrijf afkomstig waren. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat uit de inhoud van het procesdossier niet kan volgen dat verdachte deze wetenschap had of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de laptops van misdrijf afkomstig waren op het moment van verkrijging.
De rechtbank overweegt dat vaststaat dat de laptops van diefstal afkomstig zijn en dat deze in de slaapkamer van verdachte zijn aangetroffen. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de laptoptas door een vriend - wiens naam hij niet wil noemen - bij hem is achtergelaten en dat hij niet in de tas heeft gekeken. De rechtbank overweegt dat de verklaring van verdachte over de herkomst van de laptops oncontroleerbaar en onaannemelijk is. Het is ook weinig voorstelbaar, omdat het om dure goederen gaat. Bij gebrek aan een geloofwaardige, hem ontlastende verklaring voor het voorhanden hebben van deze laptops, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van deze laptops ten minste het voorwaardelijk opzet had op het aanwezig hebben van gestolen goederen. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging en concludeert tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde opzetheling.
De rechtbank acht de onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
hij in de periode van 13 juni 2020 tot en met 14 juni 2020 te Assen, tezamen en in vereniging met anderen,
ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van 100 euro, dat aan die [slachtoffer] toebehoorde, immers hebben verdachte en zijn mededaders
  • die [slachtoffer] tegen zijn wil vastgehouden in een kamer van het pand [adres] en tegen die [slachtoffer] gezegd dat (zakelijk weergegeven) dat hij de kamer pas uit mag als hij geld heeft overgemaakt en
  • die [slachtoffer] meermalen in/tegen zijn gezicht/hoofd en lichaam gestompt, geslagen en getrapt en
  • dreigend een hamer aan die [slachtoffer] getoond en vervolgens tegen die [slachtoffer] gezegd dat(zakelijk weergegeven) hij geld van zijn spaarrekening over moest maken anders zou hij met die hamer tegen zijn knien geslagen worden en
  • die [slachtoffer] met een riem en een hamer in/tegen zijn gezicht/hoofd en zijn handen en zijn kniengeslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij in de periode van 13 juni 2020 tot en met 14 juni 2020 te Assen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door
  • voor en/of rondom die [slachtoffer] te gaan staan en
  • voor de deur van een kamer van het pand [adres] te gaan staan en
  • [slachtoffer] vast te pakken en terug een kamer van het pand [adres] in te trekken en
  • de telefoon van [slachtoffer] af te pakken en
  • in/tegen het gezicht/hoofd en lichaam van die [slachtoffer] te stompen, slaan en trappen en- met een riem en een hamer, in/tegen zijn gezicht/hoofd en lichaam te slaan.
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 12 augustus 2021 te Assen, tezamen en in vereniging met een ander,
opzettelijk heeft vervoerd, een hoeveelheid van ongeveer 46,76 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De rechtbank acht de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
hij op 29 november 2022 te Assen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 88,99 gram van een materiaal bevattende herone en ongeveer 3,02 gram van een materiaal bevattende cocane, zijnde herone en cocane telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij in de periode van 1 juli 2022 tot en met 29 november 2022 te Assen,
drie laptops heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het bewezen verklaarde levert op:
1
Poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
2
Opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven/beroofd houden, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
1
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
2
Opzetheling.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder parketnummer 18.163041-20 onder 1 primair en onder 2, van het onder parketnummer 18.222417-21 en het onder parketnummer 18.098448-23 onder 1 en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek van voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair gepleit voor vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsvrouw de rechtbank verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met het tijdsverloop in de zaak met parketnummer 18.163041-20. Ook heeft zij verzocht artikel 63 Wetboek van Strafrecht van toepassing te verklaren.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van de reclassering (VNN) van 17 januari 2022, het uittreksel uit de justitile documentatie van 10 november 2023, waaruit blijkt dat verdachte eerder wegens soortgelijke misdrijven is veroordeeld, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplegen van een gewelddadige poging tot afpersing en wederrechtelijke vrijheidsberoving waarbij tegen aangever grof geweld is gebruikt en hij lichamelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank rekent dit de verdachte ernstig aan.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan overtreding van de Opiumwet en opzetheling.
Gezien de aard en de ernst van de onder parketnummer 18.163041-20 gepleegde feiten acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur op zijn plaats.
De rechtbank heeft zich voor de straftoemeting ten aanzien van de onder parketnummer 18.163041-20 gepleegde feiten mede georinteerd op de voor soortgelijke strafbare feiten gebruikelijke straffen. Volgens de orintatiepunten voor straftoemeting, gepubliceerd door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) komen die uit tussen 12-18 maanden gevangenisstraf. De rechtbank sluit, gelet op het tijdsverloop in deze zaak, aan bij de ondergrens van genoemde bandbreedte en komt dan in combinatie met de onder parketnummers 18.222417-21 en 18.098448-23 bewezenverklaarde feiten tot oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden.
De rechtbank heeft hierbij meegewogen de rol die verdachte heeft gehad in het gepleegde geweld, zoals deze volgt uit het dossier en hetgeen hiervoor in de bewijsmotivering is overwogen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 879,00 ter vergoeding van materile schade en
1.420,00 ter vergoeding van immaterile schade (loonderving), vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
De materile schade bestaat uit de kostenposten:
  • reparatie telefoon; 219,00
  • weggenomen telefoonhoesje: 20,00
  • weggenomen horloge: 95,00
  • weggenomen pet: 35,00
  • weggenomen zonnebril: 125,00
  • eigen risico zorgverzekering: 385,00
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen tot een bedrag van totaal 1.639,00 (reparatie telefoon en loonderving) vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan. Hij heeft daarbij gevorderd de vordering hoofdelijk toe te wijzen en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Voor het overige deel dient de vordering niet ontvankelijk te worden verklaard omdat deze onvoldoende is onderbouwd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht de vordering niet ontvankelijk te verklaren gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair verzoekt de raadsvrouw alle materile posten, met uitzondering van het telefoonhoesje, alsmede met uitzondering van het gevorderde bedrag inzake loonderving niet-ontvankelijk te verklaren omdat deze onvoldoende onderbouwd zijn.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij de gestelde materile schade bestaande uit de kostenposten:
- reparatie telefoon; 219,00 - weggenomen telefoonhoesje: 20,00 heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 primair bewezen verklaarde. Dit deel van de vordering, waarvan de hoogte niet voldoende door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen tot een bedrag van , vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 juni 2020.
Met betrekking tot de overige materile en immaterile kostenposten overweegt de rechtbank dat zij over onvoldoende informatie beschikt om de hoogte daarvan te kunnen beoordelen. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal dit deel van de vordering daarom niet ontvankelijk verklaren. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte(n) deze al heeft/hebben betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
[naam] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 95.000,00 ter vergoeding van immaterile schade (smartengeld), vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij nietontvankelijk dient te worden verklaard nu deze op geen enkele wijze is onderbouwd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij nietontvankelijk dient te worden verklaard, primair omdat vrijspraak is bepleit en subsidiair omdat de vordering volstrekt niet is onderbouwd en deze buitensporig hoog is.
Oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij heeft vergoeding van immaterile schade gevorderd.
De rechtbank merkt ten aanzien van de gestelde psychische schade van de benadeelde op dat niet duidelijk is of het gaat om schade die ziet op het onderhavige feit. Voor zover dit al het geval zou zijn, beschikt de rechtbank over onvoldoende informatie om de hoogte van de vordering te kunnen beoordelen. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vordering daarom niet ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 47, 63, 282, 317, 416 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3, 10, 11 van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Verklaart het onder parketnummer 18.163041-20 onder 1 primair en onder 2 , het onder parketnummer 18.222417-21 en het onder parketnummer 18.098448-23 onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van parketnummer 18.163041-20 onder 1 primair
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van 239,00 (zegge: tweehonderdennegenendertig euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 juni 2020 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging vandeze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 239,00 (zegge: tweehonderdennegenendertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 juni 2020 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materile schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 4 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van parketnummer 18.098448-23 onder 2
Verklaart de vordering van de benadeelde partij [naam] niet-ontvankelijk.
De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij haar eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van Bruggen, voorzitter, mr. R. Depping en mr. H.M. Lenting, rechters, bijgestaan door mr. A.D. Vermeer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 december 2023.