()
V: Wie waren er in de woning van de buurman aanwezig toen jij weg ging voor die oplader?
A: Ik, [naam] en zijn vriend en de bewoner.
V: Hoe heet die buurman van jou van [adres] ?
A: [naam] . ()
O: Aan verdachte wordt een foto 3 getoond. De foto wordt als bijlage bij het proces-verbaal gevoegd.
V: Wie is de man op deze foto 3?
A: Ik ken hem als [naam] . ()
V: Was [naam] in de woning van jouw buurman?
A: Ja
O: Aan verdachte wordt een foto 4 getoond. De foto wordt als bijlage bij het proces-verbaal gevoegd.
V: Wie is de man op de foto 4? A: Dat is [naam] . ()
O: Aan de verdachte wordt een foto getoond . De foto 5 wordt als bijlage bij het proces-verbaal gevoegd.
V: Wie is de man op de foto 5?
A: Ik ken hem als [naam] (fon) , hij was die avond ook aanwezig. () V: Waar zaten jullie in de woning?
A: [naam] , [naam] en [naam] en de man die gewond was geraakt zaten allemaal naast elkaar in de kamer.
[naam] kwam ik tegen bij de trap. Ik zelf zat ook in de kamer.
(...)
V: Jij hebt verklaard dat jij, toen jij bij [naam] in de woning was, dat jij [naam] en het latere slachtoffer in de woning van [naam] aan zag komen. Jij verklaarde dat het eerst gezellig was en dat [naam] het latere slachtoffer toesprak omdat deze dronken was. klopt dit tot zover?
A: Ja.
V: Was dit moment jouw eerste of tweede bezoek aan de woning van [naam] die avond?
A: Dit was de tweede keer die avond.
V: Kort hierop zou jij weggegaan zijn om een telefoonoplader te halen, klopt dit?
A: Ja.
V: Dat jij na ongeveer 2 of 3 uur weer terug komt bij de woning van [naam] , dit was de derde keer die avond. . Dat jij in de woning de navolgende personen ziet. [naam] , [naam] , [naam] , [naam] en het slachtoffer. Klopt dit?
A: Ja, het was zo dat [naam] mij gebeld had om terug te komen met de telefoonoplader.
V: Wat zie jij op dat moment van binnenkomst aan het slachtoffer?
A: Ik zag het slachtoffer bloeden en ik hoorde dat het slachtoffer zei, "sorry, sorry en alstublieft".
V: Waar bloedde het slachtoffer?
A: In het gezicht, ik zag ook dat hij een opgezwollen oog had. ()
V: Hoe lang ben jij die tweede keer in de woning geweest, dus toen het slachtoffer gewond was?
A: Ik ben 1 2 minuten in de woning geweest. Toen ben ik gelijk weggegaan.
V: In hoeverre zag jij dat er gevochten was in de woning? A: Ik zag alleen bloed aan het gezicht van het slachtoffer ()
Ten aanzien van de feiten en omstandigheden:
Op zondag 14 juni 2020, omstreeks 00.33 uur, komt er een melding van het Operationeel Centrum te Drachten dat er op de [adres] ter hoogte van [adres] te Assen een persoon was aangetroffen die vertelde dat hij gegijzeld was geweest. Deze persoon had een bebloed gezicht. Ter plaatse bleek dat het slachtoffer ernstig gewond was aan zijn gezicht. Het slachtoffer vertelde dat hij gegijzeld en geslagen was door [naam] , [naam] (de rechtbank begrijpt: [naam] ) en ene [naam] (de rechtbank begrijpt: [naam] ). Het slachtoffer wenste aangifte te doen. Het slachtoffer werd steeds minder aanspreekbaar en is vervolgens door de ambulance afgevoerd. Op zondag 14 juni 2020, om 00.50 uur heeft aangever/slachtoffer [slachtoffer] aangifte gedaan en hij is daartoe op 14 en 24 juni 2020 uitgebreid gehoord. Tevens is er een letselonderzoek gedaan door een forensische GGD arts.
De rechtbank gaat bij de vaststelling van de feiten en omstandigheden uit van de verklaringen van [slachtoffer] , die grotendeels consistent en eenduidig zijn en die worden ondersteund door de verklaringen van de verdachten [naam] , [naam] en [verdachte] .
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij zaterdag 13 juni 2020 in de Gouverneurstuin was samen met [naam] .
[naam] heeft [slachtoffer] meegenomen naar de woning van [naam] aan de [adres] te Assen. Daar waren [naam] en [naam] aanwezig. Er is ruzie ontstaan tussen [naam] en [slachtoffer] omdat [slachtoffer] slecht gepraat zou hebben over [naam] en daarbij zijn over en weer klappen gevallen. [naam] heeft dit bij de politie en ter terechtzitting bevestigd. [slachtoffer] en [naam] hebben verklaard dat [naam] de eerste was die sloeg.
Op enig moment gaat [naam] zich er ook mee bemoeien en wordt [slachtoffer] nog meer mishandeld.
[slachtoffer] heeft verklaard dat [naam] hem met de vuist en met een broekriem in zijn gezicht heeft geslagen. [naam] begon vervolgens over een boete van 100 euro die [slachtoffer] moest betalen. [slachtoffer] heeft verklaard dat hij niet eerder mocht vertrekken dan nadat hij die 100 euro had betaald.
Toen [slachtoffer] zei dat hij niet kon betalen, heeft [naam] gedreigd dat hij [slachtoffer] met een hamer op zijn knien zou slaan. [naam] en [naam] hebben verklaard dat zij hebben gezien dat [naam] [slachtoffer] met een hamer heeft geslagen op zijn knien en tegen zijn handen. Nadat [slachtoffer] zei dat hij niet kon betalen heeft [naam] zijn telefoon afgepakt en moest [slachtoffer] inloggen om te laten zien of er geld op zijn rekening stond. Dat lukte niet omdat de telefoon eerst moest worden opgeladen. [verdachte] is weggestuurd om een oplader op te halen. Dit wordt bevestigd door [naam] en [naam] . [verdachte] heeft bij de politie verklaard dat [naam] hem heeft weggestuurd om de oplader op te halen en dat [slachtoffer] toen bloed aan het gezicht had.
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij heeft geprobeerd om te ontsnappen maar dat hij op de gang werd neergehaald en dat hij de kamer weer werd ingetrokken waarbij hij weer werd geslagen en geschopt. Dit wordt bij de politie en ter terechtzitting bevestigd door [naam] . [slachtoffer] moest weer op het bed gaan zitten waarbij er een vuilniszak werd neergelegd omdat hij ernstig bloedde. Toen [slachtoffer] naar de badkamer mocht om het bloed af te spoelen, zag hij kans om weg te komen waarbij hij beneden in de gang nog door [naam] in zijn rug is getrapt.
Ten aanzien van de betrokkenheid van verdachte:
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, en het hiervoor overwogene, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [verdachte] zich in de periode van 13 juni 2020 tot en met 14 juni 2020 heeft schuldig gemaakt aan het onder feit 1 primair ten laste gelegde, op de wijze zoals volgt uit voornoemde bewijsmiddelen.
Gelet op zijn rol en aandeel ten tijde van de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot afpersing merkt de rechtbank verdachte [verdachte] aan als medeplichtige. De rechtbank gaat er, zoals hiervoor beschreven, vanuit dat verdachte door [naam] is weggestuurd om een oplader te gaan halen en dat hij deze enige tijd later ook heeft gebracht, terwijl hij toen hij dit deed wist dat [slachtoffer] al geslagen was (hij zag bloed in het gezicht van [slachtoffer] ). Gelet hierop acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte behulpzaam is geweest bij de poging tot afpersing van aangever [slachtoffer] .
Oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 2:
De rechtbank acht het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe dat op basis van de in het strafdossier opgenomen verklaringen niet kan worden vastgesteld dat verdachte een actieve rol heeft gespeeld bij de tegen aangever [slachtoffer] gepleegde wederrechtelijke vrijheidsberoving. De enkele getalsmatige aanwezigheid van verdachte in een kamer van het pand [adres] is niet voldoende om medeplegen dan wel medeplichtigheid voor dit feit aan te nemen.