ECLI:NL:RBNNE:2023:4976

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 december 2023
Publicatiedatum
1 december 2023
Zaaknummer
18-272106-20 18-228026-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan poging tot afpersing en vrijspraak van witwassen

Op 1 december 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, die werd beschuldigd van medeplichtigheid aan poging tot afpersing en witwassen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, in de periode van 13 juni 2020 tot en met 14 juni 2020, als medeplichtige heeft gehandeld bij de poging tot afpersing van een slachtoffer. De verdachte was door een medeverdachte weggestuurd om een oplader te halen, terwijl hij wist dat het slachtoffer al was geslagen. De rechtbank achtte de betrokkenheid van de verdachte bij de afpersing wettig en overtuigend bewezen, en sprak hem schuldig aan medeplichtigheid aan de poging tot afpersing. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden op, met een proeftijd van 2 jaar.

In een tweede zaak, met parketnummer 18.228026-21, werd de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde witwassen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van het witwassen van geldbedragen en dat hij zijn bankrekening en bankpas niet bewust ter beschikking had gesteld voor dit doel. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet kon worden veroordeeld voor het witwassen van geld afkomstig uit misdrijf.

De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk werd gesteld voor de schade die het slachtoffer had geleden. De rechtbank heeft de schadevergoeding vastgesteld op een bedrag van 239 euro, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. De rechtbank heeft de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze onvoldoende was onderbouwd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht Locatie Assen
parketnummer 18.272106-20
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18.228026-21

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van
7 november 2023 (inhoudelijke behandeling) en 1 december 2023 (sluiting van het onderzoek).
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. D. Jakobs, advocaat te Emmen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Veen.

Tenlasteleggingen

Aan verdachte is onder parketnummer 18.272106-20 ten laste gelegd dat
1
hij in of omstreeks de periode van 13 juni 2020 tot en met 14 juni 2020 te Assen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van 100 euro, althans een (giraal) geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer] of aan een derde, toebehoorde, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s)
  • die [slachtoffer] (tegen zijn wil) vastgehouden in een kamer van het pand [adres] en/of tegen die[slachtoffer] gezegd dat (zakelijk weergegeven) dat hij de kamer pas uit mag als hij geld heeft overgemaakt en/of
  • die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal in/tegen zijn gezicht/hoofd en/of lichaam gestompt,geslagen en/of getrapt en/of
  • die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een riem, in/tegen zijn gezicht/hoofd en/of lichaamgeslagen, en/of
  • dreigend een hamer aan die [slachtoffer] getoond en/of (vervolgens) tegen die [slachtoffer] gezegd dat(zakelijk weergegeven) hij geld van zijn spaarrekening over moest maken anders zou hij met die hamer tegen zijn knieeen, althans lichaam, geslagen worden, althans woorden en/of handelingen van gelijke dreigende aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
of
een of meerdere medeverdachte(n) in of omstreeks de periode van 13 juni 2020 tot en met 14 juni 2020 te Assen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door die medeverdachte(n) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van 100 euro, althans een (giraal) geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer] of aan een derde, toebehoorde, immers heeft/hebben die medeverdachte(n) - die [slachtoffer] (tegen zijn wil) vastgehouden in een kamer van het pand [adres] en/of tegen die [slachtoffer] gezegd dat (zakelijk weergegeven) dat hij de kamer pas uit mag als hij geld heeft overgemaakt en/of
  • die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal in/tegen zijn gezicht/hoofd en/of lichaam gestompt,geslagen en/of getrapt en/of
  • die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een riem, in/tegen zijn gezicht/hoofd en/of lichaamgeslagen, en/of
  • dreigend een hamer aan die [slachtoffer] getoond en/of (vervolgens) tegen die [slachtoffer] gezegd dat(zakelijk weergegeven) hij geld van zijn spaarrekening over moest maken anders zou hij met die hamer tegen zijn knieeen, althans lichaam, geslagen worden, althans woorden en/of handelingen van gelijke dreigende aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
tot/bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 13 juni 2020 tot en met 14 juni 2020 te Assen opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of behulpzaam is geweest door
  • die [slachtoffer] te brengen/geleiden naar/in voornoemde kamer, alwaar zijn medeverdachte(n) aanwezigwas/waren en/of
  • zijn medeverdachte ( [verdachte] ) heeft weggestuurd om een oplader te halen (zodat die [slachtoffer]
(giraal) het geld over kon maken);
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 13 juni 2020 tot en met 14 juni 2020 te Assen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s)
  • die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal in/tegen zijn gezicht/hoofd en/of lichaam gestompt,geslagen en/of getrapt en/of
  • die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een riem, in/tegen zijn gezicht/hoofd en/of lichaamgeslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
of
een of meerdere medeverdachte(n) in of omstreeks de periode van 13 juni 2020 tot en met 14 juni 2020 te Assen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door die medeverdachte(n) voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, immers heeft/hebben die medeverdachte(n)
  • die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal in/tegen zijn gezicht/hoofd en/of lichaam gestompt,geslagen en/of getrapt en/of
  • die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een riem, in/tegen zijn gezicht/hoofd en/of lichaamgeslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
tot/bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 13 juni 2020 tot en met 14 juni 2020 te Assen, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of behulpzaam is geweest door
  • die [slachtoffer] te brengen/geleiden naar/in voornoemde kamer, alwaar zijn medeverdachte(n) aanwezigwas/waren, en/of
  • die [slachtoffer] te beletten om de kamer te verlaten;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 13 juni 2020 tot en met 14 juni 2020 te Assen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[slachtoffer] heeft mishandeld door
  • die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal in/tegen zijn gezicht/hoofd en/of lichaam te slaan en/ofstompen en/of trappen, en/of
  • die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een riem en/of een hamer, in/tegen zijn gezicht/hoofden/of zijn handen en/of knieeen, althans tegen zijn lichaam te slaan;
of
een of meerdere medeverdachte(n) in of omstreeks de periode van 13 juni 2020 tot en met 14 juni 2020 te Assen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[slachtoffer] heeft mishandeld door
  • die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal in/tegen zijn gezicht/hoofd en/of lichaam te slaan en/ofstompen en/of trappen, en/of
  • die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een riem en/of een hamer, in/tegen zijn gezicht/hoofden/of zijn handen en/of knieeen, althans tegen zijn lichaam te slaan,
tot/bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 13 juni 2020 tot en met 14 juni 2020 te Assen, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of behulpzaam is geweest door
  • die [slachtoffer] te brengen/geleiden naar/in voornoemde kamer, alwaar zijn medeverdachte(n) aanwezigwas/waren, en/of
  • die [slachtoffer] te beletten om de kamer te verlaten;
2
hij in of omstreeks de periode van 13 juni 2020 tot en met 14 juni 2020 te Assen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door
  • voor en/of rondom die [slachtoffer] te gaan staan en/of
  • voor de deur van een kamer van het pand [adres] te gaan staan en/of
  • [slachtoffer] vast te pakken en/of (terug) een kamer van het pand [adres] in te trekken en/of
  • de telefoon van [slachtoffer] af te pakken, althans afhandig te maken, en/of
  • meermalen, althans eenmaal, in/tegen het gezicht/hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer] te stompen,slaan en/of trappen en/of
  • meermalen, althans eenmaal, met een riem en/of een hamer, in/tegen zijn gezicht/hoofd en/of lichaam teslaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meerdere medeverdachte(n) in of omstreeks de periode van 13 juni 2020 tot en met 14 juni 2020 te Assen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door
  • voor en/of rondom die [slachtoffer] te gaan staan en/of
  • voor de deur van een kamer van het pand [adres] te gaan staan en/of
  • [slachtoffer] vast te pakken en/of (terug) een kamer van het pand [adres] in te trekken en/of
  • de telefoon van [slachtoffer] af te pakken, althans afhandig te maken, en/of
  • meermalen, althans eenmaal, in/tegen het gezicht/hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer] te stompen,slaan en/of trappen en/of
  • meermalen, althans eenmaal, met een riem en/of een hamer, in/tegen zijn gezicht/hoofd en/of lichaam teslaan,
tot/bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 13 juni 2020 tot en met 14 juni 2020 te Assen, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of behulpzaam is geweest door die [slachtoffer] tegen te houden in en daarmee de vlucht onmogelijk te maken.
hij in/op of omstreeks (de maand/) 19 augustus 2020, te Assen (en/of Rotterdam), althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
een voorwerp, te weten een (of meer)geldbedrag(en), heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van een voorwerp, te weten een (of meer)geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder feit 1 primair ten laste gelegde medeplegen van poging tot afpersing en het onder feit 2 primair ten laste gelegde medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft op gronden als vermeld in de pleitnota betoogd dat verdachte van al hetgeen is ten laste gelegd - in alle ten laste gelegde vormen - moet worden vrijgesproken.
Oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 1:
De rechtbank acht het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter terechtzitting van 07 november 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
[naam] heeft mij gebeld en gezegd dat ik een telefoonoplader moest brengen naar de woning van [naam] .
Dat heb ik gedaan. Met [naam] bedoel ik [naam] .
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van politie Noord-Nederland metonderzoeksnaam [naam] , met BVH-nummer PL0100-2020156030, opgemaakt en gesloten op 23 juli 2020 door verbalisant [naam] (hierna: het procesdossier), inhoudend:
- een proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 24 juni 2020 (met bijlagen), opgemaakt door verbalisant [naam] en opgenomen op pagina 90 van voornoemd procesdossier, inhoudend als verklaring van aangever [slachtoffer] :
()
V: Wie heeft wat gedaan?
A: [naam] heeft mij geslagen op mijn gezicht met een riem, met de vuist ook in mijn gezicht. Ik heb [naam] met een hamer gezien maar weet niet of ik daarmee geslagen ben. Ik werd overal geraakt. Ik was echt dizzy en liet mij op een gegeven moment gewoon maar slaan. Ik leg het toch af tegen hun vijven.
[naam] . Daar begon het mee. Ik zat toen al in de woning. Het ging toen in de woning over het feit dat ik slecht had gepraat over [naam] . [naam] ging toen voor me staan en zei dat ik respect moest hebben voor hem en dat hij teleurgesteld was in mij. [naam] was degene die begon. Hij gaf mij een vuistslag vol op mijn oog. En toen kreeg er gelijk van [naam] overeen. [naam] begon toen over een boete. Ik moest 100 euro betalen voordat ik naar buiten mocht. Ik zei dat ik dat niet ging doen en hij dreigde mij toen met een hamer op mijn knien te gaan slaan.
[naam] zijn rol was vrij weinig. [naam] wilde gewoon roken en zat eigenlijk te wachten dat ik geld ging overmaken. Volgens mij heeft [naam] niks bij mij gedaan. Hij zei zelfs nog tegen [naam] dat hij moest houden met slaan, want [naam] wilde mij steeds blijven slaan met die riem.
De Somalir heeft mij niet geslagen. Voor zover ik weet niet. Hij deed niks anders dan van binnen naar buiten lopen en weer terug. Ik weet niet wat zijn rol was. Er waren eigenlijk maar drie personen die mij hebben toegetakeld. Dat waren [naam] , [naam] en die Fransman.
Die Fransman heeft mij ook vol in mijn gezicht geslagen. Hij stond op de galerij bij de trap naar beneden. Ik probeerde op een gegeven moment te vluchten. Ik was net buiten de kamer. Ik stond op de gang. Ik werd toen door iedereen terug getrokken. Ik mocht en kon niet wegkomen. Op het moment dat ik de eerste keer uit de kamer wilde ontsnappen, liep ik tegen de Fransman aan. Hij stond op de gang. Hij haalde toen vol uit met zijn vuist en sloeg mij in mijn gezicht op mijn oog. Ik viel daardoor achterover en ik werd toen de kamer weer ingetrokken. Ik probeerde mij nog tegen te houden door het kozijn vast te pakken. Dit lukte niet. Zij waren te sterk. Ik ben toen in de kamer weer geslagen en geschopt. Volgens mij deden [naam] en die Fransman dit. [naam] heeft mij in totaal maar twee keer geslagen. Ik kan het niet allemaal precies vertellen, want ik zag haast niks door al het bloed en ik was dizzy door al die klappen. Ik kon en mocht dus niet weg. Ik werd tegen gehouden. Ze hielden me allemaal tegen. Het was met zijn vijven tegen mij. Als je er niet bij wilde horen dan was je wel weggegaan, V: Hoe kom je uiteindelijk toch weg?
A: Ik mocht naar de badkamer om het bloed weg te spoelen. Ze wilden dat ik weer de kamer in zou gaan. Dat wilde ik natuurlijk niet. Ik keek toen naar [naam] en zag dat [naam] tussen mij en [naam] en [naam] in stond. [naam] vormde een blok voor [naam] en [naam] . Ze konden niet gelijk bij mij komen. Ik had dus alleen die Fransman nog voor mij. Ik zag aan de blik van [naam] dat hij te kennen gaf dat ik nu weg kon
komen. () Ik ben toen keihard tegen die Fransman aan gebeukt. Ik kon er toen langs en ben snel naar beneden gegaan en naar buiten. () Dat gebeuren met die 100 euro komt voor rekening van [naam] . () [naam] was de leider in het hele gebeuren. Hij heeft mij ook het meest mishandeld. ()
[naam] zat de hele tijd naast mij op de bank en [naam] staat voornamelijk bij de wasbak. Het is dusdanig kleine kamer dat als [naam] een stap doet, dan staat hij al tegen over mij en kan hij mij vol raken. De kamer was vol met zoveel mensen in de kamer. [naam] liep ook de hele tijd naar buiten en aan het heen en weer lopen. Waar die Fransman zo ineens vandaan kwam, weet ik ook niet. Hij was er in een keer.
V: Waarom kon jij de kamer niet uit?
A: [naam] stond voor de deur en zei dat ik op de bank moest gaan zitten. Als ik 1 persoon zou raken dan zou [naam] finaal door het lint gaan en dan zou ik het waarschijnlijk niet overleven. En ik voelde mij uiteraard zeer bedreigd door de hamer.
V: Hoe is het met de verwondingen?
A: Ik heb overal nog blauwe plekken. Ik heb erg veel last van mijn borstbeen, ribben en rug. Mijn ribben zijn zwaar gekneusd. Hierdoor slaap ik erg slecht. Ik kan niet werken. Mijn neus is gebroken. 0: Aan aangever worden 4 foto's getoond, namelijk de foto's van [naam] , [naam] , [naam] en [verdachte] . De foto's worden bij de verklaring gevoegd.
V: Wie zijn dit?
A: De eerste foto is [naam] , de tweede is [naam] , de derde is de Fransman en de vierde is de Somalir. Ik herken ze duidelijk en weet zeker dat zij het zijn. ()
  • een letselrapportage d.d. 14 juni 2020 (met fotobijlagen), opgemaakt door drs. [naam] , forensisch arts,Forensische Geneeskunde GGD Drenthe, opgenomen op pagina 71 van voornoemd procesdossier, inhoudend een beschrijving van het letsel bij aangever.
  • een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 14 juni 2020, opgemaakt door verbalisant [naam] enopgenomen op pagina 124 van voornoemd procesdossier, inhoudend als verklaring van de getuige [naam] :
Op zondag 14 juni 2020 was ik in mijn woning aan de [adres] te Assen. ()
Omstreeks het tijdstip 00.00 uur en 01.00 uur () stonden wij op het balkon van mijn woning te roken. ()
Opeens hoorde ik iemand met verheven stem zeggen: "iemand, bel 112", of woorden van gelijke strekking. Dit werd door de persoon, een manspersoon, herhaaldelijk gezegd. Ik heb vanaf het balkon naar beneden gekeken. Ik zag een manspersoon, een manspersoon met licht getinte huidskleur, op de kruising van de [adres] met de [adres] te Assen. () Ik hoorde dat de man bleef roepen: "bel 112. Op dat moment keek de man omhoog in mijn richting. Ik zag dat het gelaat van de man bebloed en opgezwollen was. Dit was, ondanks dat het donker was, redelijk duidelijk te zien. ()
We hebben eerst geprobeerd om de man te kalmeren. De man maakte een bange indruk op mij. () Ik zag inmiddels dat het gelaat van de man er behoorlijk ernstig aan toe was. Ik zag dat de man zeer opgezwollen en bebloede lippen had. Ik zag dat beide ogen zeer opgezwollen waren. Ik zag dat de neus van de man nog aan het bloeden was. (...)
- een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 22 juni 2020 (met bijlagen), opgemaakt door verbalisanten [naam] en [naam] opgenomen op pagina 262 van voornoemd procesdossier (2), inhoudend als verklaring van [naam] :
V: Wat is je roepnaam?
A: [naam] . (...)
A: Ik was in de [adres] en [slachtoffer] was aan de overkant in een kamer in de
[adres] . [slachtoffer] was met [naam] , [verdachte] (buurman van [adres] ), [naam] . ()
Ik ging naar [naam] zijn huis, dit is aan de [adres] . ()
Ik kom daar binnen en toen kreeg ik twee klapjes van [slachtoffer] in mijn gezicht. () Ik heb met hem gevochten in de woning. Wij hebben elkaar geduwd en gevochten. () V: Waar heb je op geslagen?
A: Hij sloeg mij op mijn gezicht en ik sloeg hem op zijn gezicht. () O: Aan de verdachte wordt een foto van [naam] getoond.
V: Wie is de man of de foto? De foto wordt als bijlage bij dit proces-verbaal gevoegd.
A: Dat is [naam] . (...)
O: Aan verdachte wordt een foto getoond. De foto wordt als bijlage bij het proces-verbaal gevoegd.
V: Wie is de man of deze foto?
A: [naam] . (...)
V: Hoe heet je Franse vriend?
A: () Er was een Franse vriend van mij gekomen. Die was er die avond ook bij. Ze noemen hem [naam] . () Hij kwam volgens mij na mij in het huis van [naam] . () V: Hoe heet de Somalische vriend van [naam] ?
A: Dat is [verdachte] . ()
V: [slachtoffer] heeft verklaard dat [naam] hem daarna heeft geslagen. Wat kun je daarover verklaren?
A: Ik heb [naam] wel zien slaan, maar ik zag dat het te ver ging. (...) A: Ja, [naam] heeft die jongen [slachtoffer] met een hamer geslagen.
V: Waar sloeg hij op?
A: Ik zag dat [naam] op zijn knien en zijn handen sloeg met de hamer. () V: Wie waren erbij toen [naam] [slachtoffer] met de hamer sloeg?
A: Iedereen volgens mij die ik heb opgenoemd. ()
Hij heeft met mij gevochten, toen was het klaar. Toen hebben we gepraat.
Toen kwam [naam] . [naam] zei tegen [slachtoffer] dat [slachtoffer] een boete zou krijgen omdat hij over mensen praatte. [slachtoffer] zei dat hij niets had. [naam] gaf toen een klap met een hamer op zijn knie, [slachtoffer] verdedigde met zijn hand en toen sloeg [naam] op zijn hand. Vervolgens sloeg [naam] met zijn handen en was er bloed op de grond. [naam] sloeg met zijn handen op [slachtoffer] zijn gezicht ().
V: Hoe veel was die boete?
A: 100 euro. Dit moest hij overmaken of geven omdat hij over mensen slecht sprak. ()
V: [slachtoffer] heeft verklaard dat zijn telefoon leeg was en dat die opgeladen moest worden en dat jouw vriend naar zijn kamer is gegaan om een oplader te halen voor de telefoon van [slachtoffer] . Wat kun je daarover verklaren?
A: Dat klopt. [slachtoffer] moest laten zien dat hij geld had, door middel van zijn telefoon. [naam] had de telefoonoplader opgehaald. ()
V: [slachtoffer] heeft verklaard dat hij de telefoon heeft afgegeven aan [naam] omdat [naam] hem zat te dreigen met de hamer. Wat weet jij daarvan?
A: Ja dat kan wel kloppen. (...)
V: Volgens [slachtoffer] probeerde hij naar de gang te glippen. Wat gebeurde er daarna?
A: Ja dat klopt. Toen werd hij gepakt, hij moest zijn gezicht wassen omdat hij al was geslagen.
V: Wie heeft hem toen geslagen en geschopt?
A: [naam] heeft dat gedaan. () [slachtoffer] is na het slaan van [naam] gevlucht. () V: Wat heb je aan [slachtoffer] gezien?
A: Beetje bloed op zijn gezicht. (...)
- een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 23 juni 2020 (met bijlagen), opgemaakt door verbalisanten [naam] en [naam] en opgenomen op pagina 297 van voornoemd procesdossier (2), inhoudend als verklaring van [naam] :
A: () Ik hoorde [naam] zeggen dat we naar de [adres] gingen. Ik ben met hem meegelopen hij zou daar veel mensen kennen. Toen wij daar naar binnenging werd [naam] zeer vervelend omdat hij dronken was.
V: Bedoel je [slachtoffer] ?
A: Ja ik bedoel met [naam] , [slachtoffer] ja.
V: Waar in de [adres] ben je heen gelopen?
A: () [adres] geloof ik. ()
V: Van wie is deze woning?
A: Er waren heel veel jongens maar ik geloof van ene [naam] . ()
O: Aan de verdachte wordt een foto getoond. De foto wordt als bijlage bij dit proces-verbaal gevoegd.
V: Wie is de man of de foto?
A: Dat is [naam] . ()
V: Wie waren daar nog meer?
A: Een jongen, [naam] of zo ik weet niet echt. Verder een Somalische jongen [naam] , [naam] en [slachtoffer] en ik.
O: Aan verdachte wordt een foto getoond. De foto wordt als bijlage bij het proces-verbaal gevoegd.
V: Wie is de man of deze foto?
A: Dat is die andere jongen welke ik niet anders ken als [naam] . () V: Hoe heet je Somalische vriend?
A: [naam] . ()
V: Waar zaten jullie in de woning?
A: Er is een grote bank waar drie mensen kunnen zitten. Dat was boven bij [naam] zijn kamer. Ik zat eerst, [slachtoffer] zat naast mij en naast hem weer [naam] . [naam] stond op de tafel.
()
V: Volgens aangever werd hij geslagen. Wie sloeg [slachtoffer] ?
A: Alle twee. Eerst [naam] en die zei dat [slachtoffer] moest zeggen dat hij moest ophouden met praten over zijn vriendin. Later die andere. [naam] .
V: Waar werd [slachtoffer] geraakt?
A: Hij kreeg een box. () [naam] sloeg een box, met de vuist. ()
V: [slachtoffer] heeft verklaard dat [naam] hem daarna heeft geslagen. Wat kun je daarover verklaren?
A: Dat is waar.
V: Hoe sloeg [naam] hem?
A: Ik ging toen even naar beneden om mijn fiets op slot te doen. () Nadat ik dat gedaan had en weer boven kwam zag ik [naam] staan met een hamer langs zijn rechterzij.
V: Weet jij of [naam] [slachtoffer] had geslagen.
A: Ik heb niet gezien dat [naam] heeft geslagen. Maar toen ik boven kwam zag ik dat zijn linkeroog helemaal dik was. Wat ik zeg: eerst was [naam] boven op [slachtoffer] gezeten om hem een paar boxen te geven. Ik zag dat [slachtoffer] ineen dook en vroeg om op te houden. Ik zag dat [naam] ook begon te slaan met zijn vuisten op [slachtoffer] . Ik ben toen dus naar beneden gelopen om mijn fiets op slot te doen. toen ik weer boven kwam stond [naam] met een hamer in zijn handen. ()
V: Wat deed [naam] nog meer met [slachtoffer] toen jij hem zag met de hamer?
A: Ik zag dat hij nog een keer sloeg met de hamer, ik zag dat deze tegen de hand van [slachtoffer] aankwam.
O: Verbalisanten zien dat [naam] zijn linker onderarm aanwijst. ()
V: Er komt naar voren dat [slachtoffer] 100 euro moest overmaken?
A: Ja klopt [naam] zei tegen [slachtoffer] dat hij dat geld moest overmaken. Ik weet nu weer hoe laat het was. Ongeveer 23.00 uur ().
V: [slachtoffer] heeft verklaard dat zijn telefoon leeg was en dat die opgeladen moest worden en dat jouw vriend naar zijn kamer is gegaan om een oplader te halen voor de telefoon van [slachtoffer] . Wat kun je daarover verklaren?
A: Ik weet niet hoe hij heet. Maar hij ging inderdaad een oplader halen. Dat was de buurman van [naam] zijn kamer. ()
V: Volgens [slachtoffer] stond [naam] bij de wasbak naast de deur. Waar stond jij?
A: Ik stond tussen de deur van [naam] en zijn buurman. Ik stond buiten de kamer van [naam] . Toen rende [slachtoffer] weg. ()
V: Volgens [slachtoffer] probeerde hij naar de gang te glippen. Wat gebeurde er daarna?
A: Hij rende naar buiten. ()
V: Wie heeft hem toen geslagen en geschopt?
A: [naam] en [naam] .
V: [slachtoffer] heeft verklaard dat de Fransman hem heeft geslagen en [naam] hem heeft geschopt. Wat kun je daarover verklaren?
A: Er kwam inderdaad laat nog een vriend van [naam] aankomen. Toen [slachtoffer] wilde wegrennen naar buiten schopte deze vriend [slachtoffer] in de rug. () V: Wat zag je toen aan [slachtoffer] ?
A: Zijn neus bloede en ging toen naar de wasbak om het schoon te maken. Hij rende toen weg. () V: Waarom mocht [slachtoffer] de kamer niet uit?
A: Dat is waar.
V: Wie zei dat? A: [naam] . ()
V: In hoeverre is nog geprobeerd om [slachtoffer] te beletten er vandoor te gaan?
A: Alleen [naam] en de Fransman. Toen [slachtoffer] wilde wegrennen pakte de Fransman hem nog wel vast in de gang en gaf [slachtoffer] een schop. ()
- een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 24 juni 2020 (met bijlagen), opgemaakt door verbalisanten [naam] en [naam] en opgenomen op pagina 317 van voornoemd procesdossier, inhoudend als verklaring van [verdachte] :
()
V: Wie waren er in de woning van de buurman aanwezig toen jij weg ging voor die oplader?
A: Ik, [naam] en zijn vriend en de bewoner.
V: Hoe heet die buurman van jou van [adres] ?
A: [naam] . ()
O: Aan verdachte wordt een foto 3 getoond. De foto wordt als bijlage bij het proces-verbaal gevoegd.
V: Wie is de man op deze foto 3?
A: Ik ken hem als [naam] . ()
V: Was [naam] in de woning van jouw buurman?
A: Ja
O: Aan verdachte wordt een foto 4 getoond. De foto wordt als bijlage bij het proces-verbaal gevoegd.
V: Wie is de man op de foto 4? A: Dat is [naam] . ()
O: Aan de verdachte wordt een foto getoond . De foto 5 wordt als bijlage bij het proces-verbaal gevoegd.
V: Wie is de man op de foto 5?
A: Ik ken hem als [naam] (fon) , hij was die avond ook aanwezig. () V: Waar zaten jullie in de woning?
A: [naam] , [naam] en [naam] en de man die gewond was geraakt zaten allemaal naast elkaar in de kamer.
[naam] kwam ik tegen bij de trap. Ik zelf zat ook in de kamer.
(...)
V: Jij hebt verklaard dat jij, toen jij bij [naam] in de woning was, dat jij [naam] en het latere slachtoffer in de woning van [naam] aan zag komen. Jij verklaarde dat het eerst gezellig was en dat [naam] het latere slachtoffer toesprak omdat deze dronken was. klopt dit tot zover?
A: Ja.
V: Was dit moment jouw eerste of tweede bezoek aan de woning van [naam] die avond?
A: Dit was de tweede keer die avond.
V: Kort hierop zou jij weggegaan zijn om een telefoonoplader te halen, klopt dit?
A: Ja.
V: Dat jij na ongeveer 2 of 3 uur weer terug komt bij de woning van [naam] , dit was de derde keer die avond. . Dat jij in de woning de navolgende personen ziet. [naam] , [naam] , [naam] , [naam] en het slachtoffer. Klopt dit?
A: Ja, het was zo dat [naam] mij gebeld had om terug te komen met de telefoonoplader.
V: Wat zie jij op dat moment van binnenkomst aan het slachtoffer?
A: Ik zag het slachtoffer bloeden en ik hoorde dat het slachtoffer zei, "sorry, sorry en alstublieft".
V: Waar bloedde het slachtoffer?
A: In het gezicht, ik zag ook dat hij een opgezwollen oog had. ()
V: Hoe lang ben jij die tweede keer in de woning geweest, dus toen het slachtoffer gewond was?
A: Ik ben 1 2 minuten in de woning geweest. Toen ben ik gelijk weggegaan.
V: In hoeverre zag jij dat er gevochten was in de woning? A: Ik zag alleen bloed aan het gezicht van het slachtoffer ()
Ten aanzien van de feiten en omstandigheden:
Op zondag 14 juni 2020, omstreeks 00.33 uur, komt er een melding van het Operationeel Centrum te Drachten dat er op de [adres] ter hoogte van [adres] te Assen een persoon was aangetroffen die vertelde dat hij gegijzeld was geweest. Deze persoon had een bebloed gezicht. Ter plaatse bleek dat het slachtoffer ernstig gewond was aan zijn gezicht. Het slachtoffer vertelde dat hij gegijzeld en geslagen was door [naam] , [naam] (de rechtbank begrijpt: [naam] ) en ene [naam] (de rechtbank begrijpt: [naam] ). Het slachtoffer wenste aangifte te doen. Het slachtoffer werd steeds minder aanspreekbaar en is vervolgens door de ambulance afgevoerd. Op zondag 14 juni 2020, om 00.50 uur heeft aangever/slachtoffer [slachtoffer] aangifte gedaan en hij is daartoe op 14 en 24 juni 2020 uitgebreid gehoord. Tevens is er een letselonderzoek gedaan door een forensische GGD arts.
De rechtbank gaat bij de vaststelling van de feiten en omstandigheden uit van de verklaringen van [slachtoffer] , die grotendeels consistent en eenduidig zijn en die worden ondersteund door de verklaringen van de verdachten [naam] , [naam] en [verdachte] .
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij zaterdag 13 juni 2020 in de Gouverneurstuin was samen met [naam] .
[naam] heeft [slachtoffer] meegenomen naar de woning van [naam] aan de [adres] te Assen. Daar waren [naam] en [naam] aanwezig. Er is ruzie ontstaan tussen [naam] en [slachtoffer] omdat [slachtoffer] slecht gepraat zou hebben over [naam] en daarbij zijn over en weer klappen gevallen. [naam] heeft dit bij de politie en ter terechtzitting bevestigd. [slachtoffer] en [naam] hebben verklaard dat [naam] de eerste was die sloeg.
Op enig moment gaat [naam] zich er ook mee bemoeien en wordt [slachtoffer] nog meer mishandeld.
[slachtoffer] heeft verklaard dat [naam] hem met de vuist en met een broekriem in zijn gezicht heeft geslagen. [naam] begon vervolgens over een boete van 100 euro die [slachtoffer] moest betalen. [slachtoffer] heeft verklaard dat hij niet eerder mocht vertrekken dan nadat hij die 100 euro had betaald.
Toen [slachtoffer] zei dat hij niet kon betalen, heeft [naam] gedreigd dat hij [slachtoffer] met een hamer op zijn knien zou slaan. [naam] en [naam] hebben verklaard dat zij hebben gezien dat [naam] [slachtoffer] met een hamer heeft geslagen op zijn knien en tegen zijn handen. Nadat [slachtoffer] zei dat hij niet kon betalen heeft [naam] zijn telefoon afgepakt en moest [slachtoffer] inloggen om te laten zien of er geld op zijn rekening stond. Dat lukte niet omdat de telefoon eerst moest worden opgeladen. [verdachte] is weggestuurd om een oplader op te halen. Dit wordt bevestigd door [naam] en [naam] . [verdachte] heeft bij de politie verklaard dat [naam] hem heeft weggestuurd om de oplader op te halen en dat [slachtoffer] toen bloed aan het gezicht had.
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij heeft geprobeerd om te ontsnappen maar dat hij op de gang werd neergehaald en dat hij de kamer weer werd ingetrokken waarbij hij weer werd geslagen en geschopt. Dit wordt bij de politie en ter terechtzitting bevestigd door [naam] . [slachtoffer] moest weer op het bed gaan zitten waarbij er een vuilniszak werd neergelegd omdat hij ernstig bloedde. Toen [slachtoffer] naar de badkamer mocht om het bloed af te spoelen, zag hij kans om weg te komen waarbij hij beneden in de gang nog door [naam] in zijn rug is getrapt.
Ten aanzien van de betrokkenheid van verdachte:
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, en het hiervoor overwogene, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [verdachte] zich in de periode van 13 juni 2020 tot en met 14 juni 2020 heeft schuldig gemaakt aan het onder feit 1 primair ten laste gelegde, op de wijze zoals volgt uit voornoemde bewijsmiddelen.
Gelet op zijn rol en aandeel ten tijde van de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot afpersing merkt de rechtbank verdachte [verdachte] aan als medeplichtige. De rechtbank gaat er, zoals hiervoor beschreven, vanuit dat verdachte door [naam] is weggestuurd om een oplader te gaan halen en dat hij deze enige tijd later ook heeft gebracht, terwijl hij toen hij dit deed wist dat [slachtoffer] al geslagen was (hij zag bloed in het gezicht van [slachtoffer] ). Gelet hierop acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte behulpzaam is geweest bij de poging tot afpersing van aangever [slachtoffer] .
Oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 2:
De rechtbank acht het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe dat op basis van de in het strafdossier opgenomen verklaringen niet kan worden vastgesteld dat verdachte een actieve rol heeft gespeeld bij de tegen aangever [slachtoffer] gepleegde wederrechtelijke vrijheidsberoving. De enkele getalsmatige aanwezigheid van verdachte in een kamer van het pand [adres] is niet voldoende om medeplegen dan wel medeplichtigheid voor dit feit aan te nemen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde feit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat uit onderzoek naar de historische bankgegevens van rekeningnummer
[bankrekeningnummer] op naam van [verdachte] blijkt dat op 18 en 19 augustus 2020 de limiet voor het opnemen van geld bij geldautomaten in Nederland is aangepast, dat op 19 augustus 2020 4.997,00 euro bijgeschreven is, afkomstig van rekeningnummer [bankrekeningnummer] , ten name van [naam] , en dat vervolgens op 19 augustus 2020 een vijftal transacties hebben plaatsgevonden waarbij er in totaal
4.950,00 euro contant is opgenomen bij de Geldmaat gevestigd aan de [adres] te Rotterdam.
De verklaring van verdachte dat hij zijn bankpas juist in die dagen kwijt was, acht de officier van justitie ongeloofwaardig.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft op gronden als vermeld in de pleitnota betoogd dat verdachte van het ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Verdachte wordt ervan verdacht - in de hoedanigheid van katvanger - een geldbedrag te hebben witgewassen door zijn bankrekening en bankpas met pincode ter beschikking te stellen. Dit geldbedrag betreft, zo blijkt uit het dossier, de 4.997,00 euro die aangever [naam] heeft overgemaakt naar [naam] , waarna het van de rekening van [naam] is overgemaakt op de rekening ten name van verdachte.
Verdachte heeft verklaard dat hij zijn bankpas een paar dagen kwijt is geweest en dat hij deze pas na 20 augustus 2020 heeft teruggevonden in zijn kamer. Verdachte heeft elke betrokkenheid bij het ten laste gelegde ontkend.
De rechtbank overweegt dat op basis van het onderliggende procesdossier enige betrokkenheid van verdachte niet kan worden vastgesteld. Dat verdachte op of omstreeks 19 augustus 2020 de beschikking heeft gehad over de bankrekening en het daarop gestorte geldbedrag kan uit het dossier niet worden afgeleid. Het dossier biedt voorts onvoldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat verdachte wist of had moeten vermoeden dat zijn bankrekening en bankpas werden gebruikt voor het witwassen van geldbedragen afkomstig uit misdrijf of dat hij de bankpas hiertoe bewust ter beschikking heeft gesteld.
Het voorgaande maakt dat de rechtbank van oordeel is dat niet kan worden bewezen dat verdachte op of omstreeks 19 augustus 2020 van misdrijf afkomstig geld heeft witgewassen. De rechtbank spreekt verdachte dan ook vrij van het hem ten laste gelegde.
De rechtbank acht het onder 1 primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
anderen, in de periode van 13 juni 2020 tot en met 14 juni 2020 te Assen, tezamen en in vereniging, ter uitvoering van het door die anderen voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van 100 euro, dat aan die [slachtoffer] toebehoorde, immers hebben die anderen
  • die [slachtoffer] tegen zijn wil vastgehouden in een kamer van het pand [adres] en tegen die [slachtoffer] gezegd (zakelijk weergegeven) dat hij de kamer pas uit mag als hij geld heeft overgemaakt en
  • die [slachtoffer] meermalen in/tegen zijn gezicht/hoofd en lichaam gestompt, geslagen en getrapt en
  • die [slachtoffer] met een riem in/tegen zijn gezicht/hoofd en lichaam geslagen, en
  • dreigend een hamer aan die [slachtoffer] getoond en vervolgens tegen die [slachtoffer] gezegd (zakelijkweergegeven) dat hij geld van zijn spaarrekening over moest maken anders zou hij met die hamer tegen zijn knien geslagen worden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
bij het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 13 juni 2020 tot en met 14 juni 2020 te Assen opzettelijk behulpzaam is geweest door
- een oplader te halen zodat die [slachtoffer] giraal het geld over kon maken.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
Medeplichtigheid aan poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder parketnummer 18.272106-20 onder 1 primair en onder 2 primair en onder parketnummer 18.228026-21 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 13 maanden, onder aftrek van voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van al hetgeen is ten laste gelegd gepleit voor vrijspraak.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van de reclassering (VNN) van 4 mei 2021, 23 mei 2022 en 19 oktober 2023, het uittreksel uit de justitile documentatie van 26 september 2023 waaruit blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan een gewelddadige poging tot afpersing waarbij tegen aangever grof geweld is gebruikt en hij lichamelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank rekent dit de verdachte ernstig aan.
Gelet op de (geringe) rol die verdachte heeft gehad in het onder parketnummer 18.272106-20 bewezenverklaarde feit, alsmede gelet op het tijdsverloop in deze zaak, acht de rechtbank een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden.
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 879,00 ter vergoeding van materile schade en
1.420,00 ter vergoeding van immaterile schade (loonderving), vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
De materile schade bestaat uit de kostenposten:
  • reparatie telefoon; 219,00
  • weggenomen telefoonhoesje: 20,00
  • weggenomen horloge: 95,00
  • weggenomen pet: 35,00
  • weggenomen zonnebril: 125,00
  • eigen risico zorgverzekering: 385,00
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen tot een bedrag van totaal 1.639,00 (reparatie telefoon en loonderving) vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan. Hij heeft daarbij gevorderd de vordering hoofdelijk toe te wijzen en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Voor het overige deel dient de vordering niet ontvankelijk te worden verklaard omdat deze onvoldoende is onderbouwd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de vordering af te wijzen dan wel niet ontvankelijk te verklaren.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij de gestelde materile schade bestaande uit de kostenposten:
- reparatie telefoon; 219,00 - weggenomen telefoonhoesje: 20,00 heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 primair bewezen verklaarde. Dit deel van de vordering, waarvan de hoogte niet voldoende door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen tot een bedrag van , vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 juni 2020.
Met betrekking tot de overige materile en immaterile kostenposten overweegt de rechtbank dat zij over onvoldoende informatie beschikt om de hoogte daarvan te kunnen beoordelen. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal dit deel van de vordering daarom niet ontvankelijk verklaren. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte(n) deze al heeft/hebben betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 48, 63, 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder parketnummer 18.272106-20 onder 2 primair en subsidiair en onder parketnummer 18.228026-21 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder parketnummer 18.272106-20 onder 1 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte onder parketnummer 18.272106-20 onder 1 primair meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Ten aanzien van parketnummer 18.272106-20 onder 1 primair
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van 239,00 (zegge: tweehonderdennegenendertig euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 juni 2020 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging vandeze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 239,00 (zegge: tweehonderdennegenendertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 juni 2020 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materile schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 4 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van Bruggen, voorzitter, mr. R. Depping en mr. H.M. Lenting, rechters, bijgestaan door mr. A.D. Vermeer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 december 2023.