ECLI:NL:RBNNE:2023:4971

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 december 2023
Publicatiedatum
1 december 2023
Zaaknummer
18-272114-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en bewezenverklaring van meerdere diefstallen door de rechtbank Noord-Nederland

Op 1 december 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1983, die werd beschuldigd van meerdere diefstallen. De rechtbank heeft in de zaak met parketnummer 18.272114-20 de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten, omdat het bewijs onvoldoende was. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangever te vaag en tegenstrijdig waren om de rol van de verdachte bij de diefstal met geweld vast te stellen. In de andere zaken, met parketnummers 18.279249-19, 18.198885-21 en 18.017275-22, heeft de rechtbank de verdachte echter wel schuldig bevonden aan diefstal. De officier van justitie had veroordeling gevorderd op basis van bekennende verklaringen van de verdachte, en de verdediging heeft geen verweer gevoerd tegen de bewezenverklaring van deze feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 60 uren, met bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met een medeverdachte. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar drugsverslaving en de hulp die zij heeft gezocht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18.272114-20
ter terechtzitting gevoegde parketnummers: 18.279249-19, 18.198885-21 en 18.017275-22

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 10 november 2023 (inhoudelijke behandeling) en 1 december 2023 (sluiting van het onderzoek).
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B.A.E.J. Koster, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Veen.

Tenlasteleggingen

Aan verdachte is onder parketnummer 18.272114-20 ten laste gelegd dat
zij op of omstreeks 1 juni 2020 te Assen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meerdere (valse) geldbiljetten en/of een telefoon, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
  • die [slachtoffer] (tegen zijn wil) vast te houden in een kamer van het pand [adres] , en/of
  • die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, al dan niet met een voorwerp, in/tegen zijn gezicht/hoofden/of lichaam te stompen en/of te slaan, en/of
  • die [slachtoffer] van de trap te duwen, althans een duw (richting de trap) te geven;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 1 juni 2020 te Assen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meerdere (valse) geldbiljetten en/of een telefoon, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en/of
zij op of omstreeks 1 juni 2020 te Assen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft mishandeld door
  • die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, al dan niet met een voorwerp, in/tegen zijn gezicht/hoofden/of lichaam te stompen en/of te slaan, en/of
  • die [slachtoffer] van de trap te duwen, althans een duw (richting de trap) te geven.
Aan verdachte is onder parketnummer 18.279249-19 ten laste gelegd dat
1
zij op of omstreeks 20 november 2019 te Assen, een of meer pakken koffie, in elk geval enig(e) goed(eren), die geheel of ten dele aan een ander toebehoorde(n), te weten aan de [winkel] (aan de [adres] ), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
zij op of omstreeks 21 november 2019 te Assen, een of meer voedings- en/of levensmiddelen, in elk geval enig(e) goed(eren), die geheel of ten dele aan een ander
toebehoorde(n), te weten aan de [winkel] (aan de [adres] ), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Aan verdachte is onder parketnummer 18.198885-21 ten laste gelegd dat
zij op of omstreeks 30 mei 2020 te Assen, een autolader en/of een powerbank en/of een USB-snellader, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf] (gelegen aan de [adres] ), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Aan verdachte is onder parketnummer 18.017275-22 ten laste gelegd dat
zij op of omstreeks 20 januari 2022 te Groningen een haarborstel, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de [winkel] ( [adres] ), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
In de zaak met parketnummer 18.272114-20
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte van al hetgeen ten laste is gelegd moet worden vrijgesproken omdat er, gelet op de inconsistenties in de verklaringen van aangever [slachtoffer] en de ontkennende verklaring van verdachte bij de politie en ter terechtzitting, onvoldoende bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft op gelijke gronden als de officier van justitie primair betoogd dat verdachte van het primair en subsidiair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
De rechtbank acht het primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe dat op basis van de zich in het strafdossier bevindende vage en tegenstrijdige verklaringen van aangever [slachtoffer] , niet kan worden vastgesteld welke rol verdachte heeft gespeeld bij de gepleegde diefstal met geweld dan wel diefstal en/of mishandeling waarvan aangever het slachtoffer zou zijn geweest.
In de zaak met parketnummer 18.279249-19
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de ten laste gelegde feiten. De officier van justitie verwijst daartoe naar de bekennende verklaringen van de verdachte bij de politie en ter terechtzitting en naar de inhoud van het dossier.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangegeven dat de verdediging ten aanzien van de bewezenverklaring van deze feiten geen verweer voert.
Oordeel van de rechtbank
Bewezenverklaring
De rechtbank acht de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 november 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van politie Noord-Nederland metzaakregistratienummer PL0100-2020022947 opgemaakt en gesloten op 24 januari 2020 door verbalisant [naam] (hierna: het procesdossier) inhoudend:
  • een proces-verbaal van aangifte d.d. 24 januari 2020 (met als bijlage een aangifteformulier), opgemaaktdoor verbalisant [naam] en opgenomen op pagina 6 van het procesdossier, inhoudend de verklaring van aangever [naam] namens [winkel] , gelegen aan [adres] te Assen;
  • een proces-verbaal van aangifte d.d. 28 november 2019, opgemaakt door verbalisant [naam] enopgenomen op pagina 29 van het procesdossier, inhoudend de verklaring van aangever [naam] namens [winkel] , gelegen aan [adres] te Assen.
In de zaak met parketnummer 18.198885-21
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde feit. De officier van justitie verwijst daartoe naar de bekennende verklaringen van de verdachte bij de politie en ter terechtzitting en naar de inhoud van het dossier.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangegeven dat de verdediging ten aanzien van de bewezenverklaring van dit feit geen verweer voert.
Oordeel van de rechtbank
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 november 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van politie Noord-Nederland metregistratienummer PL0100-2020149871, opgemaakt en gesloten op 31 mei 2021 door verbalisant [naam] (hierna: het procesdossier), inhoudend:
- een proces-verbaal van aangifte d.d. 8 juni 2020 (met bijlagen), opgemaakt door verbalisant [naam] en opgenomen op pagina 9 van voornoemd procesdossier, inhoudend de verklaring van [naam] namens [bedrijf] , gelegen aan [adres] te Assen.
In de zaak met parketnummer 18.017275-22
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde feit. De officier van justitie verwijst daartoe naar de bekennende verklaringen van de verdachte bij de politie en ter terechtzitting en naar de inhoud van het dossier.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangegeven dat de verdediging ten aanzien van de bewezenverklaring van dit feit geen verweer voert.
Oordeel van de rechtbank
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 november 2023; 2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van politie Noord-Nederland met registratienummer PL0100-2022018016, opgemaakt en gesloten op 23 januari 2022 door verbalisant [naam] (hierna: het procesdossier), inhoudend:
- een proces-verbaal van aangifte d.d. 20 januari 2022, opgemaakt door verbalisant [naam] en opgenomen op pagina 1 van voornoemd procesdossier, inhoudend de verklaring van aangever [naam] namens [winkel] , gelegen aan [adres] te Groningen.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
In de zaak met parketnummer 18.279249-19
De rechtbank acht de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
zij op 20 november 2019 te Assen, pakken koffie, die aan een ander toebehoorden, te weten aan de [winkel] (aan de [adres] ), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
zij op 21 november 2019 te Assen, voedings- en/of levensmiddelen, die aan een ander
toebehoorden, te weten aan de [winkel] (aan de [adres] ), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
In de zaak met parketnummer 18.198885-21
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
zij op 30 mei 2020 te Assen, een autolader en een powerbank en een USB-snellader, die aan [bedrijf] (gelegen aan de [adres] ) toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
In de zaak met parketnummer 18.017275-22
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
zij op 20 januari 2022 te Groningen een haarborstel, die aan de [winkel] ( [adres] ) toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlasteleggingen taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het bewezen verklaarde levert op:
In de zaak met parketnummer 18.279249-19
1.
Diefstal.
2.
Diefstal.
In de zaak met parketnummer 18.198885-21Diefstal.
In de zaak met parketnummer 18.017275-22Diefstal.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de gepleegde diefstallen wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 100 uren waarvan 60 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en onder de bijzondere voorwaarden van een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met medeverdachte [naam] .
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met het tijdsverloop in onderhavige zaken, met de proceshouding van verdachte en met het feit dat zij inmiddels (vrijwillig) hulp heeft gezocht in verband met haar drugsverslaving. De raadsman heeft bepleit om te volstaan met een geheel voorwaardelijke taakstraf met oplegging van de bijzondere voorwaarden van een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met [naam] .
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van de reclassering van 7 mei 2021, het uittreksel uit de justitile documentatie van 3 oktober 2023, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De aard en ernst van de feiten
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere gevallen van winkeldiefstal. Winkeldiefstallen zijn aan de orde van de dag en bezorgen winkeliers de nodige materile schade en tijdverspilling. Verdachte heeft de winkeldiefstallen gepleegd uit eigen financieel gewin en daarmee laten zien geen respect te hebben voor de eigendommen van anderen.
De persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met voornoemd uittreksel justitile documentatie betreffende verdachte waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke strafbare feiten.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat zij hulp heeft gezocht bij VNN om van haar drugsverslaving af te komen en dat zij daartoe is opgenomen in een verslavingskliniek ( [instelling] ). Verdachte heeft aangegeven dat zij veel baat heeft bij de hulp die zij krijgt, dat het inmiddels een stuk beter met haar gaat en dat zij zeer gemotiveerd is om de behandeling positief af te ronden en haar leven een andere wending te geven.
De strafoplegging
De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van verdachte, alsmede in het tijdsverloop ten aanzien van parketnummers 18.279249-19 en 18.198885-20, aanleiding om, anders dan door de officier van justitie geist, in dit geval geen onvoorwaardelijke taakstraf op te leggen. De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen verklaarde, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een geheel voorwaardelijke taakstraf van 60 uren, met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden is.
De rechtbank zal mede op basis van het advies van de reclassering, met het oog op een zo gunstig mogelijk verdere ontwikkeling van verdachte en ter voorkoming van recidive, aan de voorwaardelijk op te leggen taakstraf de bijzondere voorwaarden verbinden van een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met [naam] . De verdachte heeft aangegeven dat zij aan deze voorwaarden wil meewerken.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 310 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder parketnummer 18.272114-20 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder parketnummer 18.279249-19 onder 1 en 2, onder parketnummer 18.198885-21 en onder parketnummer 18.017275-22 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Bepaalt dat deze taakstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat, indien het mocht komen tot de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde taakstraf, vervangende hechtenis voor de duur van 30 dagen zal worden toegepast, indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vr de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de (eventuele) uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich na uitnodiging meldt op de door Reclassering Nederland aangegeven dag, tijden plaats. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Zij volgt de aanwijzingen op die haar door of namens de reclassering gegeven worden voor zover niet in andere voorwaarden reeds benoemd. Binnen het toezicht worden (sub)doelen geformuleerd waar veroordeelde aan werkt deze te behalen;
dat de veroordeelde op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met demedeverdachte: [naam] , geboren op [geboortedatum] 1977 te [geboorteplaats] , thans gedetineerd te [instelling] , zolang het openbaar ministerie dit verbod nodig vindt. De politie ziet toe op dit contactverbod
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een ofmeer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Vernietigt de strafbeschikking van 21 november 2019.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Depping, voorzitter, mr. J. van Bruggen en mr. H.M. Lenting, rechters, bijgestaan door mr. A.D. Vermeer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 december 2023.