Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het primaire feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 38 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaren met oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, te weten: meldplicht, opname in een zorginstelling en het hebben van een dagbesteding. De officier van justitie vordert de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat een gedragsbenvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z Wetboek van Strafrecht zal worden opgelegd.
De officier van justitie heeft in zijn eis rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die duurt tot en met 12 december 2023, gelet op het advies van de reclassering waaruit blijkt dat klinische opname vanaf die datum mogelijk is, met daarbij een forse voorwaardelijk gevangenisstraf met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering zijn geadviseerd. Subsidiair heeft de raadsman bepleit de eis van de officier van justitie te matigen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de over hem opgemaakte rapportages, het uittreksel uit de justitile documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Verdachte, destijds 37 jaar oud, heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting van een 13-jarig meisje dat hij in het park heeft ontmoet. Nadat het slachtoffer meermalen nee had gezegd, heeft verdachte haar aan haar hand vastgepakt en mee naar zijn huis genomen. Daar heeft hij haar verkracht. Hiermee heeft verdachte een forse en grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van slachtoffer en heeft hij zijn eigen lustgevoelens laten prevaleren boven de gevoelens van het meisje.
Een dergelijk feit kan langdurige gevolgen hebben voor het slachtoffer, omdat er sprake is van ernstige schending van de integriteit van het lichaam. Het slachtoffer heeft op jonge leeftijd haar eerste seksuele ervaringen beleefd met een veel oudere voor haar wildvreemde man. Bovendien is er kans op een scheefgroei in de psycho-seksuele ontwikkeling. Door het handelen van verdachte kan het vertrouwen in de medemens bij het slachtoffer ernstig verstoord raken. De ervaring leert dat dit vaak het gevolg is van een feit als door verdachte begaan. Een dergelijk feit is zeer ernstig en kan een slachtoffer ernstig traumatiseren. Dit blijkt ook uit de door de zus van het slachtoffer ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring en uit de onderbouwing van de schadevordering. Het handelen van verdachte heeft een enorme impact op het leven van het slachtoffer en ook van haar familie. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op het de verdachte betreffend uittreksel justitile documentatie van 19 oktober 2023. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De rechtbank houdt rekening met het psychologisch onderzoek Pro Justitia van 22 oktober 2023, opgesteld door D.T. Van der Velden, GZ-psycholoog.
De psycholoog heeft geconcludeerd dat verdachte lijdt aan een ongespecificeerde parafiele stoornis. Het gaat om een terugkerend patroon van excessieve seksuele drang door hyperseksualiteit. Zijn seksuele voorkeur is ongedifferentieerd en grenzeloos. Dit is te begrijpen vanuit zijn antisociale persoonlijkheidstrekken, omdat het voor hem niet uit maakt met welke vrouw op welke manier hij seks heeft, als hij zijn seksuele lust maar kan stillen. Voor hem is seks met een vrouw ook een manier om heftige ongewenste gevoelens en problemen te dempen (seks als coping). Andere manieren van coping ontbreken.
Het advies is om het ten laste gelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Verdachte is zich ervan bewust dat seks met een minderjarige strafbaar is, maar zijn seksuele drang is zodanig overheersend aanwezig dat hij hiertegen geen weerstand kan bieden.
De rechtbank neemt bovengenoemde conclusies van de deskundige over en maakt deze tot de hare. De rechtbank acht verdachte ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde verminderd toerekeningsvatbaar.
Ook heeft de psycholoog geconcludeerd dat het recidiverisico zonder behandeling op matig-hoog wordt ingeschat. Ter vermindering van het recidiverisico is geadviseerd een klinische behandeling op te leggen, bij voorkeur in een transculturele kliniek, als bijzondere voorwaarde, desnoods met een verlengd toezicht en/of proeftijd. Daarbij wordt geadviseerd in overweging te nemen om een gedragsbenvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen. Op die manier kan verdachte na afloop van de bijzondere voorwaarden via toezicht gemonitord worden op zelfredzaamheid, het zicht hebben op risicofactoren en behoud van opgebouwde beschermende factoren.
Uit het reclasseringsrapport van 8 november 2023, opgesteld door [naam] , reclasseringswerker van Reclassering Nederland in Leeuwarden blijkt het volgende.
De houding van verdachte is een beschermende factor. Daarentegen geeft het psychosociaal functioneren, dagbesteding en sociaal netwerk de meeste risico's. Het recidiverisico wordt op gemiddeld ingeschat. Geadviseerd is een deels voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden: meldplicht, opname in een zorginstelling en een dagbesteding. Daarnaast wordt geadviseerd om de bijzondere voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren, gelet op dat de kans op een misdrijf met schade voor personen groot is.
Verdachte heeft zich bereid verklaard mee te zullen werken aan de geadviseerde bijzondere voorwaarden.
Hij wil klinisch worden behandeld.
De rechtbank houdt als aanknopingspunt voor de op te leggen straf voor dit feit rekening met de richtlijnen van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (verder te noemen: LOVS). Het LOVS heeft als orintatiepunt voor straftoemeting voor verkrachting met geweld een gevangenisstraf van 36 maanden vastgesteld. Daarbij heeft het LOVS een aantal factoren opgesomd die naar het oordeel van de rechtbank van toepassing zijn, waaronder de strafverzwarende omstandigheden zoals genoemd in artikel 248 Wetboek van Strafrecht, de kwetsbaarheid van het slachtoffer (jonge leeftijd), en bijzondere schadelijke gevolgen voor het slachtoffer zoals ontmaagding, zwangerschapsrisico, besmettingsrisico en aanzienlijk geestelijk letsel.
De rechtbank heeft daarnaast gekeken naar uitspraken zoals die door de diverse rechterlijke colleges in Nederland in soortgelijke zaken zijn gedaan. Daarbij overweegt de rechtbank wel dat het bewezenverklaarde feit zich moeilijk laat vergelijken met andere soortgelijke feiten, omdat elke verkrachting een aantal specifieke elementen in zich draagt.
Gezien de ernst van het bewezenverklaarde feit en de omstandigheden waaronder dit feit heeft plaatsgevonden, is de rechtbank van oordeel dat een forse gevangenisstraf aan verdachte moet worden opgelegd. De rechtbank zal een deel van deze gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst wederom strafbare feiten te plegen en met name oplegging van de bijzondere voorwaarden mogelijk te maken, aangezien behandeling van de problematiek van verdachte noodzakelijk is.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 38 maanden op zijn plaats is. De rechtbank zal een deel van deze gevangenisstraf, te weten 8 maanden, voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van 5 jaren. De proeftijd van vijf jaren berust op het matig-hoge recidiverisico en hetgeen dat door de psycholoog is geadviseerd.
Aan het voorwaardelijk strafdeel zal de rechtbank de voorwaarden verbinden zoals deze zijn opgenomen in het voornoemde reclasseringsadvies, te weten: meldplicht, opname in een zorginstelling en het hebben van een dagbesteding.
De rechtbank neemt in overweging dat aan verdachte een gevangenisstraf wordt opgelegd waarvan het onvoorwaardelijke deel 30 maanden bedraagt. Het advies van de reclassering om verdachte klinisch te laten op nemen vanaf 12 december 2023 is om die reden niet haalbaar.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het recidivegevaar dat nog zal bestaan indien verdachte niet de klinische behandeling ondergaat, er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de hierna op grond van artikel 14c Wetboek van Strafrecht te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 14d Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Daarnaast acht de rechtbank het gelet op de ernst van het feit, de onderliggende stoornissen en problematiek van verdachte en het daarmee samenhangende recidiverisico aangewezen om aan verdachte een maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht op te leggen. Aan de voorwaarden voor het opleggen van de maatregel is voldaan, omdat aan de verdachte een gevangenisstraf wordt opgelegd waarvan een gedeelte niet ten uitvoer zal worden gelegd, wegens een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld, dan wel de algemene veiligheid van personen de oplegging van deze maatregel eist. De beoordeling van de noodzaak tot tenuitvoerlegging van de maatregel, en indien nodig onder welke voorwaarden, zal in de laatste fase van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf plaatsvinden.
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 15.375,00 ter vergoeding van materile schade (studievertraging) en 10.000,00 ter vergoeding van immaterile schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing gevorderd van de gehele vordering van de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel conform artikel 36f Wetboek van Strafrecht.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit de vordering ten aanzien van de materile schade van
15.375,00 niet-ontvankelijk te verklaren, omdat niet vaststaat dat de studievertraging (uitsluitend) te wijten is aan hetgeen is ten laste gelegd, ongeacht of het primair dan wel subsidiair ten laste gelegde bewezen verklaard zal worden.
Ten aanzien van de immaterile schade heeft de raadsman bepleit deze naar billijkheid vast te stellen en te matigen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank beschikt ten aanzien van de wegens studievertraging gevorderde materile schade over onvoldoende informatie om te kunnen beoordelen of deze het rechtstreekse gevolg is van het onder primair bewezen verklaarde. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de causaliteit en daarmee de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vordering ten aanzien van de materile schade daarom niet ontvankelijk verklaren. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde immaterile schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht geen redenen aanwezig om de hoogte van de gevorderde immaterile schade te matigen, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, de jeugdige leeftijd van het slachtoffer, de door verdachte gepleegde geweldshandelingen en de gevolgen die het voor het slachtoffer heeft gehad. De rechtbank zal de vordering ten aanzien van de immaterile schade toewijzen tot een bedrag van 10.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 mei 2023.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden. De rechtbank bepaalt de duur waarvoor gijzeling kan worden toegepast op 85 dagen.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38z, 242 en 248 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf , niet zal worden ten uitvoer
gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 5 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde: