ECLI:NL:RBNNE:2023:4895

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 november 2023
Publicatiedatum
28 november 2023
Zaaknummer
18-127829-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting van een minderjarige met geweld en fysiek overwicht

Op 28 november 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een 38-jarige man veroordeeld voor verkrachting van een 13-jarig meisje, waarbij geweld is gebruikt. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van vrijwillig seksueel contact, gezien het grote leeftijdsverschil van 37 jaar tussen de verdachte en het slachtoffer. De verdachte heeft het slachtoffer met geweld gedwongen tot seksuele handelingen, waaronder penetratie. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 38 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 5 jaar en bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en opname in een zorginstelling. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer, dat ernstige gevolgen kan hebben voor haar psychologische ontwikkeling. De verdachte werd ook veroordeeld tot schadevergoeding aan het slachtoffer voor immateriële schade, vastgesteld op 10.000 euro, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummer 18-127829-23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 28 november 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] wonende aan de [adres] , thans gedetineerd in de [instelling 1] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 november 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P. Lootsma, advocaat te 's-Gravenhage. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Mous.

Tenlastelegging

Na mondelinge aanvulling van de strafverzwarende omstandigheid ex artikel 312 van het Wetboek van Strafvordering is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 mei 2023 te [plaatsnaam] , in de woning [adres] alhier,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere
feitelijkheid, te weten opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een fysiek overwicht, welke verdachte op die [slachtoffer] had (immers is verdachte 37 jaar oud en die [slachtoffer] 13 jaar oud), door deze (meermalen) vast te pakken en/of aan de hand en/of arm te trekken en/of naar zijn, verdachtes woning te brengen en/of (aldaar) haar (onder)kleding uit te trekken en/of haar op te tillen en/of op zijn schoot te zetten en/of - nadat die [slachtoffer] haar onderbroek weer had aangedaan- (wederom) haar onderbroek uit te trekken en/of die [slachtoffer] stevig vast te pakken en/of zijn beide armen om haar lichaam heen te leggen en/of haar (meermalen) met kracht op haar billen te slaan en/of die [slachtoffer] (meermalen) met kracht op het bed te duwen en/of (vervolgens) die [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten door zijn (ontblote) penis in de vagina van die [slachtoffer] te duwen en/of te brengen,
- begaan tegen die [slachtoffer] , een persoon beneden de leeftijd van achttien jaar, voorafgegaan,vergezeld en gevolgd van geweld;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 mei 2023 te [plaatsnaam] , in de woning [adres]
alhier, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2009, die de leeftijd van twaalf
jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte
  • zijn (ontblote) penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of geduwd en/of
  • de borst(en) en/of billen en/of vagina van die [slachtoffer] vastgepakt en/of betast en/of
  • die [slachtoffer] getongzoend en/of
  • aan de vagina van die [slachtoffer] gelikt en/of gezoend.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit. Hij heeft daartoe gewezen op de verklaring van aangeefster [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ), die consistent, betrouwbaar en geloofwaardig is. De verklaring van [slachtoffer] vindt ondersteuning in de verklaring van getuige [getuige] (hierna: getuige [getuige] ), zij heeft verklaard dat [slachtoffer] haar vrijwel direct na het ten laste gelegde feit heeft verteld dat zij is verkracht en hierbij emoties zoals huilen vertoonde. Bovendien heeft verdachte bij de politie verklaard dat hij de onderbroek van [slachtoffer] weer omlaag heeft gedaan op het moment dat zij deze omhoog deed, zodat hij wist dat [slachtoffer] niet wilde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde feit wegens het ontbreken van overtuigend bewijs. De verklaring van verdachte is betrouwbaar. Verdachte heeft verklaard dat de seksuele handelingen vrijwillig hebben plaatsgevonden. Het enkele leeftijdsverschil is onvoldoende voor het aannemen van dwang zijnde een andere feitelijkheid.

Oordeel van de rechtbank 1

Vooraf
De rechtbank overweegt dat zedenstrafzaken zich kenmerken door het feit dat er doorgaans slechts twee personen aanwezig zijn geweest bij de (veronderstelde) seksuele handelingen: het veronderstelde slachtoffer en de veronderstelde dader. Bewijs van schuld aan het verwijt of de verwijten is daarom vaak moeilijk vast te stellen.
Bewijsminimum
Op grond van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat de verdachte een ten laste gelegd feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van n getuige, oftewel in casu alleen op grond van hetgeen slachtoffer heeft verklaard. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door n getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Daarbij geldt wel dat deze bepaling betrekking heeft op de bewezenverklaring als geheel en niet vereist dat elk aspect van de bewezenverklaring door meer dan n bewijsmiddel wordt ondersteund.
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat niet is vereist dat het zedendelict als zodanig bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal, maar dat het afdoende is wanneer de verklaring van het slachtoffer op onderdelen voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. De vraag of aan het bewijsminimum is voldaan laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
Bewijsmiddelen
Op 21 mei 2023 heeft een informatief gesprek plaatsgevonden met [slachtoffer] , geboren op
[geboortedatum] 2009 (hierna: [slachtoffer] ). In dit informatieve gesprek heeft [slachtoffer] verklaard dat zij en [getuige] in de avond nabij een [adres] hebben gezeten. [getuige] is op enig moment weggegaan, waardoor [slachtoffer] met een Engels sprekende man achterbleef. Deze man begon vies te praten en heeft gezegd dat ze met hem mee naar huis moest. [slachtoffer] heeft gezegd dat zij niet mee wilde, maar de man heeft haar meegenomen naar zijn woning.
2Dit was aan de [adres] .
3
In de woning heeft de man zichzelf en [slachtoffer] uitgekleed en haar op zijn schoot getrokken. Hij heeft
[slachtoffer] gevraagd hem te pijpen, maar dit wilde zij niet. Daarna heeft hij de broek en onderbroek van [slachtoffer] naar beneden getrokken, haar voorover op het bed gedrukt en van achteren gepenetreerd door zijn penis in haar vagina te duwen. [slachtoffer] mocht dit aan niemand vertellen.
4
[slachtoffer] heeft op 22 mei 2023 als getuige een verklaring afgelegd. Zij verklaart dan het volgende.
Op 21 mei 2023 heeft zij met [getuige] bij [adres] op een bankje gezeten. Er was ook een man. Die man begon tegen haar en [getuige] te praten. Nadat [getuige] is weggegaan, bleef [slachtoffer] met de man achter. Hij heeft gezegd dat hij een grote lul heeft, pakte haar hand vast en aaide deze. Het is [slachtoffer] niet gelukt om haar hand weg te trekken. De man heeft aan [slachtoffer] gevraagd of zij mee wilde naar zijn huis. Zij heeft gezegd dat ze dit niet wilde. Vervolgens heeft hij haar hand vastgepakt en gezegd: kom mee. [slachtoffer] is toen door de man meegenomen naar zijn woning.
5De man trok [slachtoffer] met twee handen aan haar hand waardoor zij wel moest gaan staan. De man was best wel sterk.
6
In de lift van de flat waar de man woonachtig is, heeft de man [slachtoffer] gezoend en omhelsd. De man heeft ook zijn tong in haar mond gedaan. [slachtoffer] heeft geprobeerd zich weg te trekken.
7
In de woning deed de man zijn kleding uit en die van haar.
8De man heeft gezegd dat [slachtoffer] hem moest pijpen, maar ook dit wilde zij niet. [slachtoffer] begon toen haar onderbroek en shirt weer aan te trekken. De man heeft haar toen opgetild en stevig vastgehouden met beide armen om haar heen. Nadat hij haar had neergezet, heeft hij haar shirt en onderbroek uitgedaan. [slachtoffer] probeerde meerdere malen omhoog te komen en recht op te gaan staan toen hij haar op haar vagina kuste. Hij duwde haar telkens naar beneden met zijn hand op haar rug en heeft meermalen met zijn platte hand hard op haar kont geslagen.
9
Vervolgens is hij met zijn penis in haar vagina gegaan. [slachtoffer] zei steeds no en dat ze naar huis wilde.
10Daarna voelde [slachtoffer] dat er spul uit haar kwam. [slachtoffer] was bang dat ze zwanger zou worden. De man heeft toen gezegd no, my sperm is dead. De man heeft daarna gezegd dat [slachtoffer] het aan niemand mocht vertellen.
11
Aan [slachtoffer] wordt door een verbalisant op 21 mei 2023 om 22:10 uur een foto van verdachte getoond. [slachtoffer] werd zichtbaar verdrietig en verklaarde dat de man op de foto de man is die haar heeft verkracht.
12
Getuige [getuige] (hierna: [getuige] ) heeft verklaard dat zij en [slachtoffer] op 21 mei 2023 samen buiten hebben gezeten bij een bankje. Zij, [slachtoffer] en een man zijn in gesprek geraakt.
13Op enig moment is [getuige] naar huis gegaan. Ongeveer 40 minuten later werd zij door [slachtoffer] gebeld en heeft [slachtoffer] verteld dat er wat was gebeurd. [getuige] is toen direct naar [slachtoffer] toegegaan. Daar heeft zij gezien dat [slachtoffer] rood, overstuur en verdrietig was.
14[slachtoffer] heeft verteld dat ze op het bankje zat, dat de man haar hand heeft vastgepakt en vervolgens naar binnen heeft getrokken in zijn huis. Daar heeft hij haar verkracht. Ook heeft [slachtoffer] verteld dat ze veel pijn in haar buik heeft en zich vies voelt.
15
Verdachte heeft verklaard dat hij op 21 mei 2023 seks heeft gehad met een meisje.
16Met seks bedoelt verdachte dat hij met zijn penis in haar vagina is geweest.
17Voor zijn flat is hij met een meisje in gesprek geraakt. Zij heeft toen gezegd dat zij 13 jaar is en verdachte heeft gezegd dat hij 37 jaar is.
18Het meisje en verdachte zijn naar de woning van verdachte gegaan.
19In de lift heeft verdachte haar gezoend, het meisje wilde niet met verdachte tongzoenen. In de woning heeft verdachte de bovenkleding van het meisje uitgetrokken. Verdachte heeft in de woning aan haar gevraagd of zij hem wilde pijpen, maar ook dit wilde zij niet.
20Verdachte heeft haar opgetild en in positie gebracht zodat hij seks met haar kon hebben. Toen verdachte dat deed, deed het meisje haar broek weer omhoog. Nadat zij haar broek omhoog had gedaan, heeft verdachte haar broek en onderbroek weer naar beneden getrokken, zodat hij seks met haar kon hebben.
21
Conclusie
De rechtbank acht de verklaringen van [slachtoffer] betrouwbaar en daarmee bruikbaar als bewijsmiddel. Zij heeft consistent verklaard en de rechtbank heeft geen onverklaarbare tegenstrijdigheden in de door haar afgelegde verklaringen kunnen vaststellen, op grond waarvan zou kunnen worden geconcludeerd dat haar verklaringen niet op waarheid berusten. De rechtbank heeft ook geen andere redenen om te twijfelen aan de verklaringen van [slachtoffer] . De verklaringen van [slachtoffer] worden bovendien op essentile onderdelen ondersteund door de hiervoor genoemde bewijsmiddelen.
[slachtoffer] heeft direct nadat zij uit de woning van verdachte kwam aan [getuige] verteld dat zij was verkracht door verdachte. Zij heeft hierbij emoties als huilen en overstuur zijn getoond. Daarbij komt dat verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer] niet met hem wilde zoenen en hem niet wilde pijpen. Bovendien heeft verdachte verklaard dat hij de onderbroek van [slachtoffer] omlaag heeft getrokken, nadat zij die weer omhoog had getrokken. [slachtoffer] trok haar onderbroek omhoog op het moment dat verdachte haar klaar legde om seks met haar te hebben. Hierdoor was het voor verdachte kenbaar dat [slachtoffer] geen seksuele handelingen met hem wilde verrichten. Daar komt nog bij dat [slachtoffer] meermalen 'nee' heeft gezegd.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat [slachtoffer] geen vrijwillig seksueel contact heeft gehad met verdachte en dat dit ook evident voor verdachte is geweest.
De rechtbank overweegt voorts dat er een fors leeftijdsverschil bestaat tussen de 37-jarige verdachte en de 13-jarige [slachtoffer] en dat er sprake is van fysiek overwicht. Uit hiervoor genoemde bewijsmiddelen blijkt dat verdachte [slachtoffer] aan haar hand heeft vastgepakt en heeft meegenomen naar zijn woning. Daarna heeft verdachte de onderbroek van [slachtoffer] omlaag getrokken en haar in een positie gebracht zodat zij seks konden hebben. Hierbij heeft hij [slachtoffer] stevig vastgepakt en zijn armen om haar lichaam gelegd. Ook heeft verdachte haar meermalen op het bed naar beneden gedrukt op het moment dat zij omhoog wilde komen. Daarnaast heeft verdachte [slachtoffer] meermalen hard op haar billen geslagen.
De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte met geweld en een andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit seksueel binnendringen.
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde daarom wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 21 mei 2023 te [plaatsnaam] , in de woning [adres] , door geweld en een andere feitelijkheid, te weten opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een fysiek overwicht, welke verdachte op die [slachtoffer] had immers is verdachte 37 jaar oud en die [slachtoffer] 13 jaar oud, door deze vast te pakken aan de hand en naar zijn, verdachtes woning te brengen en aldaar haar (onder)kleding uit te trekken en haar op te tillen en op zijn schoot te zetten en - nadat die [slachtoffer] haar onderbroek weer had aangedaan - haar onderbroek uit te trekken en die [slachtoffer] stevig vast te
pakken en zijn beide armen om haar lichaam heen te leggen en haar meermalen met kracht op haar billen heeft geslagen en die [slachtoffer] meermalen op het bed te duwen en vervolgens die [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten door zijn ontblote penis in de vagina van die [slachtoffer] te duwen en/of te brengen.
- begaan tegen die [slachtoffer] , een persoon beneden de leeftijd van achttien jaar, voorafgegaan, en vergezeld van geweld.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

Primair: verkrachting, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een persoon beneden de leeftijd van achttien jaar en het feit is voorafgegaan, en vergezeld van geweld.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het primaire feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 38 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaren met oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, te weten: meldplicht, opname in een zorginstelling en het hebben van een dagbesteding. De officier van justitie vordert de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat een gedragsbenvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z Wetboek van Strafrecht zal worden opgelegd.
De officier van justitie heeft in zijn eis rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die duurt tot en met 12 december 2023, gelet op het advies van de reclassering waaruit blijkt dat klinische opname vanaf die datum mogelijk is, met daarbij een forse voorwaardelijk gevangenisstraf met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering zijn geadviseerd. Subsidiair heeft de raadsman bepleit de eis van de officier van justitie te matigen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de over hem opgemaakte rapportages, het uittreksel uit de justitile documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Verdachte, destijds 37 jaar oud, heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting van een 13-jarig meisje dat hij in het park heeft ontmoet. Nadat het slachtoffer meermalen nee had gezegd, heeft verdachte haar aan haar hand vastgepakt en mee naar zijn huis genomen. Daar heeft hij haar verkracht. Hiermee heeft verdachte een forse en grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van slachtoffer en heeft hij zijn eigen lustgevoelens laten prevaleren boven de gevoelens van het meisje.
Een dergelijk feit kan langdurige gevolgen hebben voor het slachtoffer, omdat er sprake is van ernstige schending van de integriteit van het lichaam. Het slachtoffer heeft op jonge leeftijd haar eerste seksuele ervaringen beleefd met een veel oudere voor haar wildvreemde man. Bovendien is er kans op een scheefgroei in de psycho-seksuele ontwikkeling. Door het handelen van verdachte kan het vertrouwen in de medemens bij het slachtoffer ernstig verstoord raken. De ervaring leert dat dit vaak het gevolg is van een feit als door verdachte begaan. Een dergelijk feit is zeer ernstig en kan een slachtoffer ernstig traumatiseren. Dit blijkt ook uit de door de zus van het slachtoffer ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring en uit de onderbouwing van de schadevordering. Het handelen van verdachte heeft een enorme impact op het leven van het slachtoffer en ook van haar familie. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op het de verdachte betreffend uittreksel justitile documentatie van 19 oktober 2023. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De rechtbank houdt rekening met het psychologisch onderzoek Pro Justitia van 22 oktober 2023, opgesteld door D.T. Van der Velden, GZ-psycholoog.
De psycholoog heeft geconcludeerd dat verdachte lijdt aan een ongespecificeerde parafiele stoornis. Het gaat om een terugkerend patroon van excessieve seksuele drang door hyperseksualiteit. Zijn seksuele voorkeur is ongedifferentieerd en grenzeloos. Dit is te begrijpen vanuit zijn antisociale persoonlijkheidstrekken, omdat het voor hem niet uit maakt met welke vrouw op welke manier hij seks heeft, als hij zijn seksuele lust maar kan stillen. Voor hem is seks met een vrouw ook een manier om heftige ongewenste gevoelens en problemen te dempen (seks als coping). Andere manieren van coping ontbreken.
Het advies is om het ten laste gelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Verdachte is zich ervan bewust dat seks met een minderjarige strafbaar is, maar zijn seksuele drang is zodanig overheersend aanwezig dat hij hiertegen geen weerstand kan bieden.
De rechtbank neemt bovengenoemde conclusies van de deskundige over en maakt deze tot de hare. De rechtbank acht verdachte ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde verminderd toerekeningsvatbaar.
Ook heeft de psycholoog geconcludeerd dat het recidiverisico zonder behandeling op matig-hoog wordt ingeschat. Ter vermindering van het recidiverisico is geadviseerd een klinische behandeling op te leggen, bij voorkeur in een transculturele kliniek, als bijzondere voorwaarde, desnoods met een verlengd toezicht en/of proeftijd. Daarbij wordt geadviseerd in overweging te nemen om een gedragsbenvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen. Op die manier kan verdachte na afloop van de bijzondere voorwaarden via toezicht gemonitord worden op zelfredzaamheid, het zicht hebben op risicofactoren en behoud van opgebouwde beschermende factoren.
Uit het reclasseringsrapport van 8 november 2023, opgesteld door [naam] , reclasseringswerker van Reclassering Nederland in Leeuwarden blijkt het volgende.
De houding van verdachte is een beschermende factor. Daarentegen geeft het psychosociaal functioneren, dagbesteding en sociaal netwerk de meeste risico's. Het recidiverisico wordt op gemiddeld ingeschat. Geadviseerd is een deels voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden: meldplicht, opname in een zorginstelling en een dagbesteding. Daarnaast wordt geadviseerd om de bijzondere voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren, gelet op dat de kans op een misdrijf met schade voor personen groot is.
Verdachte heeft zich bereid verklaard mee te zullen werken aan de geadviseerde bijzondere voorwaarden.
Hij wil klinisch worden behandeld.
De rechtbank houdt als aanknopingspunt voor de op te leggen straf voor dit feit rekening met de richtlijnen van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (verder te noemen: LOVS). Het LOVS heeft als orintatiepunt voor straftoemeting voor verkrachting met geweld een gevangenisstraf van 36 maanden vastgesteld. Daarbij heeft het LOVS een aantal factoren opgesomd die naar het oordeel van de rechtbank van toepassing zijn, waaronder de strafverzwarende omstandigheden zoals genoemd in artikel 248 Wetboek van Strafrecht, de kwetsbaarheid van het slachtoffer (jonge leeftijd), en bijzondere schadelijke gevolgen voor het slachtoffer zoals ontmaagding, zwangerschapsrisico, besmettingsrisico en aanzienlijk geestelijk letsel.
De rechtbank heeft daarnaast gekeken naar uitspraken zoals die door de diverse rechterlijke colleges in Nederland in soortgelijke zaken zijn gedaan. Daarbij overweegt de rechtbank wel dat het bewezenverklaarde feit zich moeilijk laat vergelijken met andere soortgelijke feiten, omdat elke verkrachting een aantal specifieke elementen in zich draagt.
Gezien de ernst van het bewezenverklaarde feit en de omstandigheden waaronder dit feit heeft plaatsgevonden, is de rechtbank van oordeel dat een forse gevangenisstraf aan verdachte moet worden opgelegd. De rechtbank zal een deel van deze gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst wederom strafbare feiten te plegen en met name oplegging van de bijzondere voorwaarden mogelijk te maken, aangezien behandeling van de problematiek van verdachte noodzakelijk is.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 38 maanden op zijn plaats is. De rechtbank zal een deel van deze gevangenisstraf, te weten 8 maanden, voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van 5 jaren. De proeftijd van vijf jaren berust op het matig-hoge recidiverisico en hetgeen dat door de psycholoog is geadviseerd.
Aan het voorwaardelijk strafdeel zal de rechtbank de voorwaarden verbinden zoals deze zijn opgenomen in het voornoemde reclasseringsadvies, te weten: meldplicht, opname in een zorginstelling en het hebben van een dagbesteding.
De rechtbank neemt in overweging dat aan verdachte een gevangenisstraf wordt opgelegd waarvan het onvoorwaardelijke deel 30 maanden bedraagt. Het advies van de reclassering om verdachte klinisch te laten op nemen vanaf 12 december 2023 is om die reden niet haalbaar.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het recidivegevaar dat nog zal bestaan indien verdachte niet de klinische behandeling ondergaat, er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de hierna op grond van artikel 14c Wetboek van Strafrecht te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 14d Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Daarnaast acht de rechtbank het gelet op de ernst van het feit, de onderliggende stoornissen en problematiek van verdachte en het daarmee samenhangende recidiverisico aangewezen om aan verdachte een maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht op te leggen. Aan de voorwaarden voor het opleggen van de maatregel is voldaan, omdat aan de verdachte een gevangenisstraf wordt opgelegd waarvan een gedeelte niet ten uitvoer zal worden gelegd, wegens een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld, dan wel de algemene veiligheid van personen de oplegging van deze maatregel eist. De beoordeling van de noodzaak tot tenuitvoerlegging van de maatregel, en indien nodig onder welke voorwaarden, zal in de laatste fase van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf plaatsvinden.
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 15.375,00 ter vergoeding van materile schade (studievertraging) en 10.000,00 ter vergoeding van immaterile schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing gevorderd van de gehele vordering van de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel conform artikel 36f Wetboek van Strafrecht.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit de vordering ten aanzien van de materile schade van
15.375,00 niet-ontvankelijk te verklaren, omdat niet vaststaat dat de studievertraging (uitsluitend) te wijten is aan hetgeen is ten laste gelegd, ongeacht of het primair dan wel subsidiair ten laste gelegde bewezen verklaard zal worden.
Ten aanzien van de immaterile schade heeft de raadsman bepleit deze naar billijkheid vast te stellen en te matigen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank beschikt ten aanzien van de wegens studievertraging gevorderde materile schade over onvoldoende informatie om te kunnen beoordelen of deze het rechtstreekse gevolg is van het onder primair bewezen verklaarde. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de causaliteit en daarmee de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vordering ten aanzien van de materile schade daarom niet ontvankelijk verklaren. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde immaterile schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht geen redenen aanwezig om de hoogte van de gevorderde immaterile schade te matigen, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, de jeugdige leeftijd van het slachtoffer, de door verdachte gepleegde geweldshandelingen en de gevolgen die het voor het slachtoffer heeft gehad. De rechtbank zal de vordering ten aanzien van de immaterile schade toewijzen tot een bedrag van 10.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 mei 2023.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden. De rechtbank bepaalt de duur waarvoor gijzeling kan worden toegepast op 85 dagen.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38z, 242 en 248 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf , niet zal worden ten uitvoer
gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 5 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
1. zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, Zoutbranderij 1 te Leeuwarden, zo vaak en zolang de
reclassering dat nodig vindt;
2. zich laat opnemen in de [instelling 2] of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitileinstantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
3. zich inspant voor het vinden en behouden van werk, betaald of onbetaald, met een vaste structuur.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een ofmeer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het hierop uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Legt op de maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht, strekkende tot gedragsbenvloeding of vrijheidsbeperking.
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van 10.000,00 (zegge: tienduizend euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 mei 2023 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging vandeze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de benadeelde partij voor wat betreft het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 10.000,00 (zegge: tienduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 mei 2023 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immaterile schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 85 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.C. Koelman, voorzitter, mr. B.F. Hammerle en mr. T.H. Kapinga, rechters, bijgestaan door mr. L.T.A. Pham, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 november 2023. mr. G.C. Koelman en mr. T.H. Kapinga zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpaginas betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2023129277, d.d. 4 juli 2023, doorgenummerd 1 tot en met 128.
Pagina 5.
Pagina 6.
Pagina 5-6.
Pagina 17 en 19.
Pagina 20.
Pagina 21.
Pagina 21.
Pagina 22.
Pagina 22.
Pagina 23.
Pagina 69.
Pagina 29-30.
Pagina 29.
Pagina 31.
Pagina 115.
Pagina 110.
Pagina 114
Pagina 121.
Pagina 123.
Pagina 124.