ECLI:NL:RBNNE:2023:4882

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 november 2023
Publicatiedatum
27 november 2023
Zaaknummer
10745085 \ VV EXPL 23-109
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Loonvordering in kort geding en kwalificatie arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter op 23 november 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eisende partij] en Marine Maintenance Service B.V. (MMS). [Eisende partij] vorderde betaling van achterstallig salaris van € 14.000,00 bruto, met vakantietoeslag en overige emolumenten, en stelde dat er sprake was van een arbeidsovereenkomst die nooit rechtsgeldig was opgezegd. MMS verweerde zich door te stellen dat er een managementovereenkomst bestond die rechtsgeldig was beëindigd, waardoor [eisende partij] geen recht had op loonbetaling. De kantonrechter oordeelde dat [eisende partij] een spoedeisend belang had bij zijn vordering, maar dat de vordering in kort geding alleen kan worden toegewezen als met grote waarschijnlijkheid kan worden vastgesteld dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst. De rechter onderzocht de feiten en omstandigheden van de zaak, waaronder de rol van [eisende partij] binnen MMS en de aard van de beloning die hij ontving. De kantonrechter concludeerde dat de ontvangen 'managementfee' niet als loon kon worden gekwalificeerd en dat er geen sprake was van een arbeidsovereenkomst. Daarom werden de vorderingen van [eisende partij] afgewezen, en werd hij veroordeeld in de proceskosten van MMS.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Groningen
Zaaknummer: 10745085 \ VV EXPL 23-109
Vonnis in kort geding van 23 november 2023
in de zaak van
[eisende partij],
te [plaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eisende partij] ,
gemachtigde: mr. W.F. Bos,
tegen
MARINE MAINTENANCE SERVICE B.V.,
te Farmsum,
gedaagde partij,
hierna te noemen: MMS,
gemachtigde: mr. M.D.P. Mollema.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties (1 t/m 11);
- de producties van MMS (1 t/m 19);
- de productie 12 aan de zijde van [eisende partij] ;
- de pleitnota van [eisende partij] ;
- de pleitnota van MMS met aanvullende productie.
1.2.
Op 9 november 2023 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. [eisende partij] is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. W.F. Bos. MMS is verschenen in de personen van de heer [bestuurder van gedaagde partij] en mevrouw [persoon 2] , bijgestaan door mr. M.D.P. Mollema.

2.De feiten

2.1.
Op 18 augustus 2012 is MMS opgericht. MMS houdt zich bezig met de reparatie en het (technisch) onderhoud van (motoren van) schepen.
2.2.
[eisende partij] heeft vanaf 1 december 2010 werkzaamheden verricht voor de rechtsvoorganger van MMS en vanaf de oprichting van MMS voor MMS.
2.3.
Enig aandeelhouder en bestuurder van MMS is MMS Beheer B.V. (hierna: MMS Beheer). Bestuurder van MMS Beheer is [bestuurder van MMS Beheer] (hierna: [bestuurder van MMS Beheer] ), waarvan de heer [bestuurder van gedaagde partij] de enig aandeelhouder en bestuurder is.
2.4.
[eisende partij] is enig aandeelhouder en bestuurder van holdingmaatschappij [naam holdingmaatschappij van eisende partij] (hierna: [naam holdingmaatschappij van eisende partij] ).
2.5.
Met ingang van oktober 2012 bezit [naam holdingmaatschappij van eisende partij] 33,3% van de aandelen in MMS Beheer.
2.6.
[naam holdingmaatschappij van eisende partij] heeft vanaf dat moment een bedrag per maand onder de noemer 'managementfee' ontvangen. Deze 'managementfee' is op dat moment vastgesteld op € 7.000,00 exclusief btw. Ook [bestuurder van MMS Beheer] ontving deze 'managementfee'.
2.7.
De 'managementfee' is in de jaren daarna meerdere malen verhoogd. Sinds januari 2020 is de 'managementfee' voor [naam holdingmaatschappij van eisende partij] en [bestuurder van MMS Beheer] vastgesteld op € 14.000,00 exclusief btw.
2.8.
Op 7 december 2019 heeft er een Algemene Vergadering van MMS Beheer plaatsgevonden. In de notulen staat, voor zover relevant:
''
De volgende personen zijn aanwezig: [bestuurder van MMS Beheer] , directeur, vertegenwoordigd door de heer [bestuurder van gedaagde partij] .
[naam holdingmaatschappij van eisende partij] , directeur, vertegenwoordigd door de heer [eisende partij] .
2.9.
Halverwege oktober 2022 is [eisende partij] uitgevallen wegens ziekte.
2.10.
Op 11 december 2022 heeft tussen [bestuurder van gedaagde partij] en [eisende partij] een gesprek plaatsgevonden over de toekomst van [eisende partij] bij MMS.
2.11.
Per e-mail van 19 december 2022 is door MMS het volgende aan [eisende partij] bevestigd:
''
Naar aanleiding van ons gesprek 11 december jl. nog even een samenvatting van wat er besproken is.(…) Door deze verstoorde relatie, welke door gedragingen en uitspraken die tegen of over het grensoverschrijdend zijn geweest, is er geen draagvlak om terug te keren op de werkvloer.(…)
Uit het gesprek van 11 december heb ik begrepen dat je jezelf niet tegen arbeidsongeschiktheid hebt verzekerd. De maanden november en december heb je gewoon je management fee ontvangen, echter zul je begrijpen dat dit niet zo verder kan gaan(…). Nu begrijp ik dat het stopzetten van het management fee grote gevolgen heeft voor je prive situatie, dit is ook iets wat we niet willen.(…)''
2.12.
Sinds januari 2023 heeft [eisende partij] Beheer geen 'managementfee' meer ontvangen van MMS.
2.13.
[eisende partij] en [bestuurder van gedaagde partij] zijn vanaf begin januari 2023 in gesprek over de waarde van de aandelen van [eisende partij] in MMS en het eventueel uit te keren dividend en de hoogte daarvan.
2.14.
Per 6 maart 2023 is [eisende partij] bij een derde in dienst getreden.

3.Het geschil

3.1.
[eisende partij] vordert, samengevat, om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, binnen twee weken na betekening van dit vonnis:
I. MMS te veroordelen tot het betalen van (achterstallig) salaris van € 14.000,00 bruto, sinds 1 januari 2023 tot en met de dag dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig wordt beëindigd, te vermeerderen met vakantietoeslag en overige emolumenten;
II. MMS te veroordelen tot het betalen van de wettelijke verhoging en wettelijke rente;
III. MMS te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na dit vonnis tot dag van algehele voldoening.
3.2.
[eisende partij] legt aan zijn vordering ten grondslag dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst die nooit rechtsgeldig is opgezegd. Daarom heeft hij recht op doorbetaling van zijn loon.
3.3.
MMS heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen met veroordeling van [eisende partij] in de proceskosten. Kort samengevat legt MMS aan haar verweer ten grondslag dat er sprake was van een managementovereenkomst die rechtsgeldig is opgezegd waardoor [eisende partij] geen aanspraak heeft op loonbetaling.
3.4.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover relevant, nader ingegaan worden

4.De beoordeling

Spoedeisend belang
4.1.
De aard van de vordering brengt naar het oordeel van de kantonrechter met zich dat [eisende partij] daarbij een spoedeisend belang heeft. [eisende partij] stelt immers dat hij zijn loon vanaf januari 2023 niet heeft ontvangen.
Loonvordering in kort geding
4.2.
In dit kort geding moet aan de hand van door partijen gepresenteerde feiten, zonder nader onderzoek, beoordeeld worden of de loonvordering van [eisende partij] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat vooruitlopend daarop toewijzing reeds nu gerechtvaardigd is. Voor toewijzing van een vordering in kort geding is alleen plaats indien met een zeer grote mate van waarschijnlijkheid de bodemrechter, indien zijn of haar oordeel wordt gevraagd, tot hetzelfde oordeel zal komen. Dit betekent dat de vordering van [eisende partij] tot het betalen van loon alleen dan kan worden toegewezen, indien in dit kort geding in voldoende mate aannemelijk wordt dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen [eisende partij] en MMS.
Arbeidsovereenkomst?
4.3.
In artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek (BW) zijn de criteria opgenomen die gelden voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst: er moet sprake zijn van arbeid, gedurende zekere tijd, tegen loon, in dienst van de werkgever.
4.4.
Voor de vraag of de rechtsverhouding tussen [eisende partij] en MMS als arbeidsovereenkomst dient te worden aangemerkt, moet eerst worden vastgesteld welke rechten en verplichtingen partijen zijn overeengekomen, mede in aanmerking genomen de wijze waarop zij feitelijk aan de overeenkomst uitvoering hebben gegeven en aldus daaraan inhoud hebben gegeven. Vervolgens dient beoordeeld te worden of de overeenkomst voldoet aan de wettelijke omschrijving van de arbeidsovereenkomst. [1] Of een overeenkomst moet worden aangemerkt als arbeidsovereenkomst, hangt af van alle omstandigheden van het geval. [2]
4.5.
Onweersproken is dat [eisende partij] sinds de oprichting van MMS in 2012 werkzaamheden heeft verricht voor MMS. Tussen partijen is niet in geding dat partijen daarover geen schriftelijke afspraken hebben gemaakt. Ten aanzien van de rechten en plichten die partijen zijn overeengekomen, zal daarom met name de feitelijke uitvoering van de overeenkomst van doorslaggevende betekenis zijn.
4.6.1.
Voldoende is gebleken dat [eisende partij] in de jaren na de oprichting van MMS in ieder geval onderhouds- en reparatiewerkzaamheden aan (motoren van) schepen verrichtte voor MMS.
4.6.2.
[eisende partij] heeft naar voren gebracht dat hij hierbij altijd onder gezag heeft gestaan van MMS/ [bestuurder van gedaagde partij] . Dit blijkt volgens hem uit de instructies die hij van MMS/ [bestuurder van gedaagde partij] kreeg en het gebrek aan vrijheid om te bepalen waar hij naartoe ging en welke werkzaamheden hij moest uitvoeren. [eisende partij] voert verder aan dat hij, gelet op de monteurswerkzaamheden die hij uitvoerde, was ingebed in de organisatie, geen andere opdrachtgevers had, maandelijks voor het werk werd betaald, niet aan acquisitie deed en niet deelnam aan beleidsmatige overleggen.
4.6.3.
Volgens MMS stond [eisende partij] niet onder haar gezag. Ter zitting is namens MMS naar voren gebracht dat het aanvankelijk steeds de bedoeling is geweest dat [eisende partij] samen met [bestuurder van gedaagde partij] alle managementtaken zou uitvoeren, maar dat naar mate het bedrijf groeide, bleek dat [eisende partij] de managementtaken niet aan kon. [eisende partij] heeft volgens MMS net als [bestuurder van gedaagde partij] altijd de vrijheid gehad om te bepalen welke werkzaamheden hij zou verrichten, hoe en wanneer. MMS voert verder aan dat uit het gedrag [eisende partij] af te leiden valt dat hij geen werknemer was. Hij presenteerde zich ten aanzien van derden en werknemers als de baas/mede-eigenaar. Dit kwam eveneens tot uitdrukking in zijn werkzaamheden die meer inhielden dan alleen monteurswerkzaamheden. Zo was hij aanwezig bij personeelsgesprekken en had hij de vrijheid om personeel aan te nemen. Daarnaast was [eisende partij] aanwezig bij de jaarvergaderingen in tegenstelling tot de andere werknemers van MMS.
4.6.4.
Gelet op de omstandigheid dat [eisende partij] gedurende de tijd dat hij voor MMS werkte, niet voor derden werkte, gaat de kantonrechter er voorshands vanuit dat partijen zijn overeengekomen dat [eisende partij] zich volledig inzette voor MMS. Dat er sprake is van een ingrijpend instructierecht, is door [eisende partij] onderbouwd met één verklaring van een oud werknemer. Daartegenover staat een veelvoud aan door MMS overgelegde verklaringen van (ex)werknemers en opdrachtgevers van MMS, waaruit naar voren komt dat [eisende partij] zelf zijn tijd en werkzaamheden bepaalde, zich niet aan de gedragscoderegels hield en zich op de werkvloer presenteerde en gedroeg als de baas van het bedrijf. [eisende partij] heeft ter zitting desgevraagd geen nadere feiten of omstandigheden kunnen noemen waaruit het instructierecht van MMS dan wel [bestuurder van gedaagde partij] bleek. Van een ingrijpend instructierecht van MMS op de inhoud van de werkzaamheden van [eisende partij] is de kantonrechter dan ook op voorhand onvoldoende gebleken. MMS voert aan dat [eisende partij] , net als [bestuurder van gedaagde partij] , naast monteurswerkzaamheden ook andere werkzaamheden verrichtte, zoals het voeren van personeelsgesprekken, het aannemen van personeel en deelnemen aan jaarvergaderingen. Nu dit niet door [eisende partij] is betwist, zal de kantonrechter daarvan uitgaan. De ter zitting door MMS toegelichte aanvankelijke bedoeling wat betreft de verdeling van de taken tussen [bestuurder van gedaagde partij] en [eisende partij] , is ook niet betwist door [eisende partij] en wordt daarom ook als juist aangenomen. Voorshands acht de kantonrechter, mede gelet op hetgeen hiervoor over de door [eisende partij] verrichte werkzaamheden is overwogen, dan ook voldoende aannemelijk geworden dat naar mate het bedrijf groeide een verschuiving ontstond in de tijd die beide mannen kwijt waren aan de monteurs- en managementwerkzaamheden en de taakverdeling door de voorkeur voor werkzaamheden ook veranderde. Een dergelijke verschuiving doet echter niet af aan hetgeen partijen eerder zijn overeengekomen wat betreft ieders rechten en plichten.
4.7.1.
Een ander aspect van ieders rechten en plichten en wat daarover is afgesproken, is de beloning die [eisende partij] kreeg, het als ‘managementfee’ aangeduide maandelijkse bedrag van eerst € 7.000,- en uiteindelijk € 14.000,-.
4.7.2.
[eisende partij] stelt dat hij via [eisende partij] Beheer elke maand loon ontving voor zijn bedongen arbeid. Dat de hoogte verschilde van zijn collega's had volgens hem te maken met de aandelen die [eisende partij] heeft in MMS omdat het fiscaal voordeliger was om hem via deze weg een hogere beloning per maand uit te laten betalen dan via een dividenduitkering.
4.7.3.
MMS voert met betrekking tot de beloning aan dat er sprake is van een managementfee, die werd overgemaakt aan [eisende partij] Beheer op basis van facturering, waarbij over de fee btw werd gerekend. Ook een groot verschil met de werknemers van MMS is dat er geen sociale premies of loonheffing zijn afgedragen. De managementfee was afhankelijk van de resultaten van MMS en is de afgelopen jaren met de winst van MMS meegegroeid. Daarbij werd een verhoging van de beloning altijd besproken door [bestuurder van gedaagde partij] en [eisende partij] . Ten slotte voert MMS aan dat de hoogte van de managementfee gelijk is aan het bedrag dat [bestuurder van gedaagde partij] via [bestuurder van MMS Beheer] ontving en bijna drie keer zo hoog als het salaris van andere werknemers die met een lang dienstverband monteurswerkzaamheden uitoefenen bij MMS.
4.7.4.
Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter is voldoende komen vast te staan dat partijen zijn overeengekomen dat [eisende partij] via zijn persoonlijke vennootschap, [eisende partij] Beheer, een bepaald bedrag ontving per maand op basis van facturering. Niet is gebleken dat er sociale premies of loonheffingen zijn afgedragen. Niet is tussen partijen in geschil dat vanaf het moment dat [eisende partij] werkzaamheden heeft verricht voor MMS, de beloning gelijk was aan het bedrag dat [bestuurder van gedaagde partij] via zijn persoonlijke vennootschap heeft ontvangen. Uit een verklaring van de bedrijfsjurist van MMS komt verder naar voren dat de vergoeding voor de werkzaamheden meebeweegt met de winst van MMS.
4.8.1.
Als nu gekeken wordt naar welke rechten en plichten partijen zijn overeengekomen, kunnen deze naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter niet als een arbeidsovereenkomst kwalificeren.
4.8.2.
Wat betreft het vereiste van in dienst zijn heeft [eisende partij] gelijk dat het feit dat hij alleen voor MMS werkte en niet voor anderen, past bij een arbeidsovereenkomst. Dit alleen is echter niet voldoende. De overige afspraken die partijen hebben gemaakt, duiden juist niet op het bestaan van een arbeidsovereenkomst. Zoals hiervoor onder 4.6.4. gesteld is niet gebleken van een ingrijpend instructierecht. Uit de door MMS overgelegde verklaringen van (ex)werknemers en opdrachtgevers van MMS, komt geen gezagsverhouding naar voren. Uit de verklaringen rijst eerder het beeld dat [eisende partij] zowel in zijn gedrag als in zijn werkzaamheden gelijk was aan [bestuurder van gedaagde partij] . [eisende partij] stelt dat hij door het verrichten van monteurswerkzaamheden is ingebed in de organisatie, maar dat leidt nog niet tot de conclusie dat sprake is van een arbeidsovereenkomst, alleen al niet omdat (de afspraak was dat) [eisende partij] meer werkzaamheden dan alleen monteurswerkzaamheden verrichtte. Ook voor [bestuurder van gedaagde partij] gold dat hij, naast zijn managementwerkzaamheden, monteurswerkzaamheden verrichtte. Naar het voorlopige oordeel van de kantonrechter wijzen het gebrek aan instructierecht en de (van te voren overeengekomen) gelijke positie tussen [eisende partij] en [bestuurder van gedaagde partij] niet op een gezagsverhouding en daarmee niet op een arbeidsovereenkomst.
4.8.3.
Wat betreft het vereiste dat er loon wordt betaald, acht de kantonrechter met name de gelijke beloning van [eisende partij] en [bestuurder van gedaagde partij] van belang. [eisende partij] heeft geen duidelijke verklaring kunnen geven voor de gelijke beloning tussen [bestuurder van gedaagde partij] en [eisende partij] , terwijl [eisende partij] stelt dat [bestuurder van gedaagde partij] zijn 'baas' is. Ook een nadere uitleg over het verschil in de hoogte van beloning tussen [eisende partij] en werknemers die met een vergelijkbaar dienstverband monteurswerkzaamheden uitoefenen, is uitgebleven. Dat het fiscaaltechnisch voordeliger is om per maand een hoger bedrag aan [eisende partij] uit te keren via de beloning dan via een dividenduitkering zoals [eisende partij] stelt, komt de kantonrechter, alleen al gelet op de aandelenverhouding, niet waarschijnlijk voor. [eisende partij] bezit immers slechts 33,3% aandelen in MMS, terwijl [bestuurder van gedaagde partij] de rest van de aandelen in bezit heeft. Dat het een forse beloning betrof, wordt ook niet door [eisende partij] betwist. Naar het oordeel van de kantonrechter staat de hoogte van het betaalde maandelijkse bedrag niet in verhouding tot de verrichte monteurswerkzaamheden, althans niet als gekeken wordt naar het salaris wat volgens partijen normaal gesproken aan een ervaren monteur wordt betaald. Dat de vergoeding voor de werkzaamheden meebeweegt met de winst van MMS, impliceert dat een verlies van de onderneming invloed heeft op de beloning. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter maken al deze omstandigheden dat de door [eisende partij] ontvangen maandelijkse beloning niet als loon kan worden gekwalificeerd als bedoeld in artikel 7:610 BW.
4.8.4.
Gelet op de overwegingen onder 4.8.2. en 4.8.3. komt de kantonrechter tot het voorlopig oordeel dat niet is voldaan aan de vereisten voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst. De brief van NV Schade van 9 maart 2023, waarin is opgenomen dat MMS [eisende partij] had verzekerd voor een WIA-verzekering, maakt dat niet anders, alleen al niet omdat MMS de juistheid van die brief gemotiveerd heeft betwist.
4.9.
Voor zover [eisende partij] zich heeft beroepen op het rechtsvermoeden dat er tussen partijen sprake was van een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:610a BW, is de kantonrechter voorshands van oordeel dat MMS voldoende heeft weersproken dat aan de benodigde elementen voor een arbeidsovereenkomst, namelijk 'loon' en 'in dienst van' is voldaan en daarmee dat rechtsvermoeden heeft ontzenuwd.
4.10.
Gelet op hetgeen hier is overwogen, is voorshands niet uitgesloten dat in een eventuele bodemprocedure kan worden vastgesteld dat tussen MMS en [eisende partij] geen arbeidsovereenkomst heeft bestaan en MMS de andersoortige overeenkomst op terechte gronden heeft geëindigd. Dit betekent naar het oordeel van de kantonrechter dat het zeer waarschijnlijk is dat de bodemrechter de op een arbeidsovereenkomst gebaseerde vordering zal afwijzen. Ook een belangenafweging leidt, ondanks een gebrek aan aannemelijkheid van de vordering, niet tot het oordeel dat MMS in dit kort geding veroordeeld moet worden tot betaling van loon aan [eisende partij] . [eisende partij] heeft daarvoor onvoldoende gesteld.
4.11.
Gelet op al het voorgaande zal de loonvordering van [eisende partij] in kort geding worden afgewezen. Voor toewijzing van de overige vorderingen is daarmee evenmin plaats, waardoor ook deze worden afgewezen.
Proceskosten
4.12.
[eisende partij] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten. De proceskosten aan de zijde van MMS worden begroot op € 793,00 aan salaris gemachtigde. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten indien betaling niet binnen de gevorderde termijn plaatsvindt, zal eveneens worden toegewezen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vorderingen van [eisende partij] af;
5.2.
veroordeelt [eisende partij] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van MMS begroot op € 793,00 aan salaris gemachtigde, te voldoen binnen veertien dagen na de uitspraak van dit vonnis en zonder die voldoening daarna te vermeerderen met de wettelijke rente over het niet betaalde bedrag, tot de algehele voldoening.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Haisma en in het openbaar uitgesproken op 23 november 2023.
cp: 52953

Voetnoten

1.HR 6 november 2020, ECLI:NL:HR:2020:1746.
2.HR 24 maart 2023, ECLI:NL:HR:2023:443.