Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl dit feit wordt gepleegd op de openbare weg.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht het volwassenenstrafrecht toe te passen. Zij heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan acht maanden in voorwaardelijke zin met een proeftijd van twee jaren. Aan het voorwaardelijke gedeelte van de gevangenisstraf dienen de door de reclassering geformuleerde bijzondere voorwaarden te worden verbonden, met uitzondering van het contactverbod.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor de toepassing van het adolescentenstrafrecht en daartoe verwezen naar een reclasseringsrapport van 13 maart 2023 opgemaakt ten behoeve van een andere zaak van verdachte. Daarnaast is berechting onder het jeugdstrafrecht passender, aangezien bij verdachte vermoedelijk sprake is van een licht verstandelijke beperking en hulp in het kader van school en begeleid wonen noodzakelijk is. De raadsman heeft verzocht te volstaan met de oplegging van een jeugddetentie gelijk aan de duur van de reeds ondergane voorlopige hechtenis. Daaraan kan een voorwaardelijke jeugddetentie als forse stok achter de deur worden gekoppeld, inclusief de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden behoudens een contactverbod.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van de reclassering, het uittreksel uit de justitile documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een diefstal onder bedreiging met geweld. Dit heeft overdag plaatsgevonden op de openbare weg. Verdachte heeft zich tegenover een andere persoon, een politieagent in functie als pseudokoper, voorgedaan als de verkoper van een vuurwapen. Verdachte heeft het geld van de verbalisant afgepakt en hij heeft hem hierbij zowel verbaal als non-verbaal bedreigd. Uit het dossier is op te maken dat het gebeuren indruk heeft gemaakt op de opsporingsambtenaar en dat hij angstige momenten heeft beleefd. Verdachte heeft ter zitting geen enkele verantwoordelijk genomen voor zijn handelen. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De reclassering heeft op 12 oktober 2023 over verdachte gerapporteerd. Uit dit reclasseringsrapport volgt dat er indicaties zijn die zowel voor als tegen toepassing van het adolescentenstrafrecht pleiten, maar dat de balans uitslaat naar het volwassenenstrafrecht. In aanvulling op het voorgaande heeft een reclasseringsmedewerker ter zitting aangegeven dat inmiddels alle mogelijkheden binnen de jeugdreclassering zijn uitgeput, onder meer nu de zogenaamde Intensieve Trajectbegeleiding Harde Kern als schorsingsvoorwaarde is mislukt. De rechtbank ziet derhalve, anders dan de raadsman, geen mogelijkheden tot toepassing van het adolescentenstrafrecht.
Voorts heeft de reclassering in het vorenbedoelde rapport en ter zitting geadviseerd dat reclasseringsinterventies van belang zijn, aangezien er sprake is van instabiliteit op meerdere leefgebieden. Om risicos in de toekomst te beperken acht de reclassering verplichte begeleiding en behandeling van belang. De reclassering adviseert een straf met bijzondere voorwaarden op te leggen, mits verdachte voldoende gemotiveerd is tot medewerking daaraan. De voorwaarden betreffen een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, meewerken aan dagbesteding, inzicht geven en meewerken aan controle van financin, meewerken aan middelencontrole en een contactverbod met het slachtoffer.
Uit het uittreksel van de justitile documentatie van 17 oktober 2023 blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van onder andere een gewelds- en een vermogensmisdrijf.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde acht de rechtbank een deels (on)voorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur aangewezen. De rechtbank zal voor het bepalen van de hoogte van de straf de orintatiepunten voor straftoemeting (LOVS) als uitgangspunt nemen. Het orintatiepunt in geval van een straatroof met licht geweld of verbale bedreiging is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden. De rechtbank ziet geen reden om hiervan af te wijken, te meer niet nu in strafvermeerderende zin sprake is van bedreiging met een (vuur)wapen. De rechtbank acht daarnaast een forse voorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk als stok achter de deur. Daaraan worden de door de reclassering geformuleerde bijzondere voorwaarden gekoppeld, met uitzondering van het contactverbod met het slachtoffer, nu verdachte ter zitting zich bereid heeft getoond deze na te leven.
Alles afwegend acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van het reeds ondergane voorarrest passend en geboden. De rechtbank legt daarbij de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden op, met uitzondering van het contactverbod, een en ander zoals hierna in het dictum is bepaald.
Bij onherroepelijk vonnis van 29 november 2021 van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland te Groningen, is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een werkstraf van 70 uren, waarvan 45 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 14 december 2021. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 5 juli 2023 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf. De raadsman heeft ter terechtzitting aangevoerd dat de vordering na voorwaardelijke veroordeling dient te worden afgewezen, nu in een andere zaak van verdachte de vordering reeds aanhangig is gemaakt.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de vordering na voorwaardelijke veroordeling af te wijzen omdat deze in een andere zaak al aanhangig is gemaakt. In deze zaak heeft namelijk nog geen inhoudelijke behandeling plaatsgevonden en er is dus ook nog geen veroordeling gevolgd. Nu veroordeelde het bewezenverklaarde feit heeft begaan voor het einde van de proeftijd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van deze voorwaardelijke straf.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf , niet zal
worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden, dat: