ECLI:NL:RBNNE:2023:4853

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 november 2023
Publicatiedatum
27 november 2023
Zaaknummer
18-278754-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal onder bedreiging met geweld door verdachte tijdens een pseudokoperactie

Op 28 november 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal onder bedreiging met geweld. De feiten vonden plaats op 15 mei 2023 in Groningen, waar de verdachte zich voordeed als verkoper van een vuurwapen aan een politieagent die als pseudokoper fungeerde. De verdachte heeft het geld van de verbalisant, een bedrag van ongeveer 550 euro, afgenomen en daarbij zowel verbaal als non-verbaal gedreigd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de suggestie wekte dat hij een vuurwapen bij zich had, wat de bedreiging met geweld versterkte. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, en voegde bijzondere voorwaarden toe, met uitzondering van een contactverbod. De rechtbank overwoog dat de verdachte geen verantwoordelijkheid nam voor zijn daden en dat de feiten een grote impact hebben gehad op de verbalisant. De rechtbank achtte de oplegging van een gevangenisstraf passend, gezien de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht Locatie Groningen
parketnummer 18.124620.23
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18.278754.21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 28 november 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] , thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 november 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. W.G. ten Have, advocaat te Assen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. I. Kluiter.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, primair, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 mei 2023 te Groningen op/aan de openbare weg, te weten de [adres] en/of de [adres] , een geldbedrag (te weten ongeveer 550,- euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de Politie Noord-Nederland, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen verbalisant PS2310 (met de functie van pseudokoper en/of als burger gekleed), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
  • zich tegenover bovengenoemde verbalisant te gedragen als zijnde een verkoper van een vuurwapenen/of
  • ( vervolgens) zijn rechterhand in zijn jaszak te stoppen en/of een bolling in zijn jaszak te tonen aanbovengenoemde verbalisant en/of (vervolgens) deze bolling in de richting van de verbalisant te richten als ware hij in zijn jaszak een wapen op de verbalisant richt en/of
  • ( vervolgens) bovengenoemde verbalisant de volgende woorden toe te voegen: 'Je moet geen rarebeweging maken anders zet ik die kanu op je kop', althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 mei 2023 te Groningen op/aan de openbare weg, te weten de [adres] en/of de [adres] , met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld verbalisant PS2310 (met de functie van pseudokoper en/of als burger gekleed) heeft gedwongen tot:
  • de afgifte van een geldbedrag (te weten ongeveer 550,- euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel often dele aan die de Politie Noord-Nederland en/of een derde toebehoorde(n) en/of
  • het teniet doen van een inschuld (te weten het leveren van een vuurwapen) door:
  • zich tegenover bovengenoemde verbalisant te gedragen als zijnde een verkoper van een vuurwapenen/of
  • ( vervolgens) zijn rechterhand in zijn jaszak te stoppen en/of een bolling in zijn jaszak te tonen aanbovengenoemde verbalisant en/of (vervolgens) deze bolling in de richting van de verbalisant te richten als ware hij in zijn jaszak een wapen op de verbalisant richt en/of
  • ( vervolgens) bovengenoemde verbalisant de volgende woorden toe te voegen: 'Je moet geen rarebeweging maken anders zet ik die kanu op je kop', althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd ten aanzien van het primair ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich voor wat betreft de primair ten laste gelegde diefstal gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Met betrekking tot de bedreiging met geweld heeft verdachte ontkend het woord kanu (straattaal voor vuurwapen) te hebben gebruikt. Verdachte heeft verklaard dat hij het woord okka (straattaal voor telefoon) heeft gebruikt aangezien hij in de veronderstelling verkeerde dat aangever een telefoon wilde kopen. Verdachte was enkele dagen eerder bestolen van een telefoon. Na een telefonische tip besloot hij verhaal te gaan halen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring, van het primair ten laste gelegde, redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1.
De door verdachte ter zitting van 14 november 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik ben richting [adres] gegaan en ik zag daar iemand anders. Ik heb het geld gepakt, in mijn zak gestopt en ben daarna weggelopen.
2.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van begeleiding inzet pseudokoop d.d. 16 mei2023, opgenomen op pagina 1 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2023123819 d.d. 29 juni 2023, inhoudend als relaas van verbalisanten F-2148 en B-331:
Op 11 mei 2023 hield verbalisant H-2164 zich bezig in de groep Wapen Handel op Telegram. H-2164 zag dat daar door het Telegram-account [naam 1] , een afbeelding van een vuurwapen met houder en munitie werd gepost en daarbij stond vermeld "afhalen in Groningen". Uit het digitale contact is de afspraak gemaakt om op 15 mei 2023 het vuurwapen te kopen voor een bedrag van 550 euro. Op 15 mei 2023 gaf ik PS-2310, zijnde een opsporingsambtenaar, werkzaam bij de politie en opgeleid als pseudokoper, de opdracht van ons begeleiders, F-2148 en B-331, om contact te maken met het account [naam 1] en af te spreken het vuurwapen aan te kopen. Na digitaal contact via Telegram met het account [naam 1] , kreeg PS-2310 het verzoek van de verkoper met accountnaam [naam 1] te komen naar de [adres] te Groningen. Wij begeleiders hebben PS-2310 de opdracht gegeven om zich te verplaatsen naar die locatie en daar contact te gaan maken.
3.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 mei 2023,opgenomen op pagina 31 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant PS-2310:
Op 15 mei 2023 om 18:43 uur stuurde " [naam 1] " een bericht dat zijn "driver" druk was en dat hij "die ding" op zich had. Ik stuurde een bericht dat ik om 18:55 uur bij de [bedrijf] zou zijn of dat ik anders weg zou gaan. Ik zag dat hij reageerde dat hij er zou zijn. Omstreeks 18:50 uur kwam ik aan bij de [adres] te Groningen. Ik kreeg om 18:52 uur een bericht van " [naam 1] " dat hij er was. Ik stuurde dat ik er ook was. Hij vroeg om een foto, ik stuurde deze. Ik zag dat hij reageerde dat hij er met twee minuten zou zijn. Enkele momenten later zag ik rechts van mij, hierbij bedoel ik de richting [adres] / [adres] , een jongen in mijn richting lopen. Ik zag dat hij mij passeerde en door de steeg liep in de richting van de [adres] . Ik zag dat hij zich omkeerde en in mijn richting kwam lopen. Ik zag dat hij zijn hand in zijn rechterjaszak deed. Hij kwam naast mij staan op ongeveer n meter afstand. Ik vroeg aan hem of hij [naam 1] was. Ik hoorde hem zeggen: "Kom jij voor die." Na "die" zei hij nog een woord in straattaal welke ik niet goed verstond. Aangezien ik dacht dat hij een wapen in zijn zak had en hij zijn hand ook in zijn rechterzak had werd ik daardoor alert. Ik zag dat er een bolling zat in zijn jaszak. Hij maakte op mij een agressieve en zenuwachtige indruk. Hij zei dat ik mee moest komen. Ik zag dat hij naar de steeg liep in de richting van de [adres] . Ik volgde hem, ik vroeg aan hem of ik met hem contact had gehad. Ik hoorde hem zeggen: "Nee, ik ben alleen de brenger." Hij zei dit weer op een opgefokte manier. Hij bleef lopen in de richting van de [adres] , ik zei tegen hem dat hij moest blijven staan en dat we hier snel die deal konden doen. Hij zei: "We worden hier aangekeken door die camera's." Ik hoorde hem zeggen dat hij geld wilde zien. Ik liet vervolgens aan hem een stapel bankbiljetten zien in mijn trui. Ik zei dat ik dat ding nu ook wilde zien en dat hij hem wel in mijn tasje mocht doen. Ik wilde hem mijn tas geven, maar die nam hij niet aan. Ik hoorde hem zeggen: "Voel maar." Al deze tijd hield hij zijn rechterhand in zijn rechterjaszak, ik zag nog steeds de bolling. Ik wilde met mijn hand in zijn zak gaan. Ik zag dat hij zich wegdraaide en ik hoorde hem zeggen: "Niet in mijn zak." Ik voelde toen aan de buitenzijde van de jas aan de bolling, ik zag dat hij heen en weer bleef bewegen. Toen ik aan de buitenzijde aan de bolling voelde, voelde het hard aan. Ik had toen de overtuiging dat hij daadwerkelijk het wapen bij zich had. Ik gaf hem toen 550 euro in biljetten van 50 euro. Ik zag dat hij het aannam en dat hij het ging tellen. Ik hoorde hem zeggen dat het niet genoeg was en dat het maar 500 euro was. Ik zei tegen hem dat dit niet zo was en dat hij het nog maar eens moest tellen. Ik zag dat hij het geld nog een keer telde en deze keer zei hij het ook hardop. Ik hoorde hem zeggen dat het wel klopte. Ik gaf hem mijn Jumbo tasje en ik zei stop hem er zelf maar in. Ik zag dat hij mijn tas niet aannam. Ik zag dat hij zijn rechterhand weer in zijn jaszak stopte en dat de bolling in mijn richting wees. Ik zag dat hij een stap achteruit zette en ik hoorde hem zeggen: "Je moet geen rare beweging maken anders zet ik die (straattaalwoord met de klank oe) op je kop." Ik zag op dat moment geen stress meer, hij zag er opeens kalm uit en praatte rustig en duidelijk. Het voelde heel berekenend. Ik voelde mij op dat moment daadwerkelijk bedreigd. Ik dacht dat als ik iets verkeerd zou doen dat hij mij echt iets aan zou doen. Ik had de verwachting dat hij het wapen dan ook zou gebruiken. Ook de verandering in zijn gedrag van opgefokt en druk naar kalm en duidelijk maakte dat ik zijn bedreiging serieus nam. Ik begreep dat hij mij geen wapen ging geven, mijn geld meenam en als ik iets zou doen dat hij mij daadwerkelijk zou neerschieten. Ik deed mijn handen omhoog en liep naar achteren. Ik zag dat hij in de richting liep van de [adres] .
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen volgt dat sprake is geweest van een diefstal onder bedreiging met geweld. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte jegens verbalisant PS2310 de suggestie heeft gewekt dat hij daadwerkelijk een vuurwapen bij zich had. Er is onvoldoende wettig bewijs dat verdachte tegen verbalisant PS2310 heeft gezegd dat hij geen rare beweging moet maken omdat hij anders een kanu, hetgeen in straattaal pistool betekent, op zijn kop zou zetten. De rechtbank overweegt echter dat mede gelet op de omstandigheden van het geval de zinssnede: "Je moet geen rare beweging maken anders zet ik die (straattaalwoord met de klank oe) op je kop."; ook zonder de toevoeging van het woord "kanu" bedreigend van aard is. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat ook het derde tenlastegelegde gedachtestreepje wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Alternatief scenario
Verdachte heeft ter terechtzitting - kort samengevat - ontkend dat hij op de hoogte was van de vuurwapendeal. Verdachte heeft verklaard dat hij door een anoniem telefoonnummer werd gebeld, terwijl hij onderweg was naar het [adres] . Hij herkende hierbij de stem van [naam 2] . Verdachte heeft aangegeven dat deze [naam 2] hem toen vertelde dat hij naar [adres] kon komen om daar een en ander met [naam 3] te regelen met betrekking tot zijn gestolen telefoon. Verdachte heeft gesteld dat hij vervolgens met die bedoeling naar [adres] is gegaan. Toen hij [naam 3] daar niet zag staan, heeft hij een man aangesproken waarvan hij dacht dat dit een kameraad was van [naam 3] .
De rechtbank acht het door verdachte aangevoerde alternatieve scenario volstrekt onaannemelijk. Allereerst zijn op geen enkele wijze de door verdachte gegeven namen te verifiren. In het verlengde daarvan volgt uit de uitwerking van de tapgesprekken tussen verdachte en [naam 4] dat verdachte twee willekeurige namen heeft gegeven. Daarnaast blijkt uit de historische telefoongegevens van verdachte dat hij op 15 mei 2023 rond het door hem gestelde tijdstip niet door een anoniem nummer is gebeld. Uit die bevindingen kan juist worden geconcludeerd dat hij korte tijd voor het treffen met de pseudokoper enkele minuten telefonisch contact heeft gehad met [naam 4] .
Gelet op het voorgaande merkt de rechtbank de vorenbedoelde verklaring van verdachte als ongeloofwaardig aan. De rechtbank ziet derhalve geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de pseudokoper, verbalisant PS2310, en acht deze geloofwaardig.
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 15 mei 2023 te Groningen op de openbare weg, te weten de [adres] en/of de [adres] , een geldbedrag (te weten 550,- euro), dat geheel aan de Politie Noord-Nederland toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd gevolgd van bedreiging met geweld tegen verbalisant PS2310 (met de functie van pseudokoper), gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
  • zich tegenover bovengenoemde verbalisant te gedragen als zijnde een verkoper van een vuurwapen, en;
  • vervolgens zijn rechterhand in zijn jaszak te stoppen en een bolling in zijn jaszak te tonen aanbovengenoemde verbalisant en vervolgens deze bolling in de richting van de verbalisant te richten als ware hij in zijn jaszak een wapen op de verbalisant richtte, en;
  • vervolgens aan bovengenoemde verbalisant de volgende woorden toe te voegen: 'Je moet geen rarebeweging maken anders zet ik die kanu op je kop', althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl dit feit wordt gepleegd op de openbare weg.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht het volwassenenstrafrecht toe te passen. Zij heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan acht maanden in voorwaardelijke zin met een proeftijd van twee jaren. Aan het voorwaardelijke gedeelte van de gevangenisstraf dienen de door de reclassering geformuleerde bijzondere voorwaarden te worden verbonden, met uitzondering van het contactverbod.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor de toepassing van het adolescentenstrafrecht en daartoe verwezen naar een reclasseringsrapport van 13 maart 2023 opgemaakt ten behoeve van een andere zaak van verdachte. Daarnaast is berechting onder het jeugdstrafrecht passender, aangezien bij verdachte vermoedelijk sprake is van een licht verstandelijke beperking en hulp in het kader van school en begeleid wonen noodzakelijk is. De raadsman heeft verzocht te volstaan met de oplegging van een jeugddetentie gelijk aan de duur van de reeds ondergane voorlopige hechtenis. Daaraan kan een voorwaardelijke jeugddetentie als forse stok achter de deur worden gekoppeld, inclusief de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden behoudens een contactverbod.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van de reclassering, het uittreksel uit de justitile documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een diefstal onder bedreiging met geweld. Dit heeft overdag plaatsgevonden op de openbare weg. Verdachte heeft zich tegenover een andere persoon, een politieagent in functie als pseudokoper, voorgedaan als de verkoper van een vuurwapen. Verdachte heeft het geld van de verbalisant afgepakt en hij heeft hem hierbij zowel verbaal als non-verbaal bedreigd. Uit het dossier is op te maken dat het gebeuren indruk heeft gemaakt op de opsporingsambtenaar en dat hij angstige momenten heeft beleefd. Verdachte heeft ter zitting geen enkele verantwoordelijk genomen voor zijn handelen. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De reclassering heeft op 12 oktober 2023 over verdachte gerapporteerd. Uit dit reclasseringsrapport volgt dat er indicaties zijn die zowel voor als tegen toepassing van het adolescentenstrafrecht pleiten, maar dat de balans uitslaat naar het volwassenenstrafrecht. In aanvulling op het voorgaande heeft een reclasseringsmedewerker ter zitting aangegeven dat inmiddels alle mogelijkheden binnen de jeugdreclassering zijn uitgeput, onder meer nu de zogenaamde Intensieve Trajectbegeleiding Harde Kern als schorsingsvoorwaarde is mislukt. De rechtbank ziet derhalve, anders dan de raadsman, geen mogelijkheden tot toepassing van het adolescentenstrafrecht.
Voorts heeft de reclassering in het vorenbedoelde rapport en ter zitting geadviseerd dat reclasseringsinterventies van belang zijn, aangezien er sprake is van instabiliteit op meerdere leefgebieden. Om risicos in de toekomst te beperken acht de reclassering verplichte begeleiding en behandeling van belang. De reclassering adviseert een straf met bijzondere voorwaarden op te leggen, mits verdachte voldoende gemotiveerd is tot medewerking daaraan. De voorwaarden betreffen een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, meewerken aan dagbesteding, inzicht geven en meewerken aan controle van financin, meewerken aan middelencontrole en een contactverbod met het slachtoffer.
Uit het uittreksel van de justitile documentatie van 17 oktober 2023 blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van onder andere een gewelds- en een vermogensmisdrijf.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde acht de rechtbank een deels (on)voorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur aangewezen. De rechtbank zal voor het bepalen van de hoogte van de straf de orintatiepunten voor straftoemeting (LOVS) als uitgangspunt nemen. Het orintatiepunt in geval van een straatroof met licht geweld of verbale bedreiging is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden. De rechtbank ziet geen reden om hiervan af te wijken, te meer niet nu in strafvermeerderende zin sprake is van bedreiging met een (vuur)wapen. De rechtbank acht daarnaast een forse voorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk als stok achter de deur. Daaraan worden de door de reclassering geformuleerde bijzondere voorwaarden gekoppeld, met uitzondering van het contactverbod met het slachtoffer, nu verdachte ter zitting zich bereid heeft getoond deze na te leven.
Alles afwegend acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van het reeds ondergane voorarrest passend en geboden. De rechtbank legt daarbij de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden op, met uitzondering van het contactverbod, een en ander zoals hierna in het dictum is bepaald.
Bij onherroepelijk vonnis van 29 november 2021 van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland te Groningen, is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een werkstraf van 70 uren, waarvan 45 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 14 december 2021. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 5 juli 2023 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf. De raadsman heeft ter terechtzitting aangevoerd dat de vordering na voorwaardelijke veroordeling dient te worden afgewezen, nu in een andere zaak van verdachte de vordering reeds aanhangig is gemaakt.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de vordering na voorwaardelijke veroordeling af te wijzen omdat deze in een andere zaak al aanhangig is gemaakt. In deze zaak heeft namelijk nog geen inhoudelijke behandeling plaatsgevonden en er is dus ook nog geen veroordeling gevolgd. Nu veroordeelde het bewezenverklaarde feit heeft begaan voor het einde van de proeftijd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van deze voorwaardelijke straf.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf , niet zal
worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden, dat:
de veroordeelde zich binnen 5 dagen volgend op zijn ontslagdatum uit detentie meldt bij ReclasseringNederland, Leonard Springerlaan 21 te Groningen. De veroordeelde houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering en meldt zich op afspraken met de reclassering zo vaak de reclassering dat nodig vindt;
de veroordeelde zich laat behandelen door [instelling] , [instelling] of de [instelling] of een soortgelijkezorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
de veroordeelde verblijft in een begeleide/beschermde woonvorm of maatschappelijke opvang, tebepalen door de reclassering. Het verblijf start zodra er een plek beschikbaar is. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
de veroordeelde zich inzet voor een dagbesteding en zich houdt aan de afspraken die hij met dedagbesteding en de reclassering maakt. De veroordeelde zal niet zonder toestemming van de reclassering veranderen van dagbesteding;
de veroordeelde de woonbegeleiding en reclassering inzicht geeft in zijn financile situatie en meewerktaan controles hierop;
de veroordeelde verplicht is om mee te werken aan middelencontrole, om zicht te krijgen en te houdenop het middelengebruik. De reclassering bepaalt hoe vaak en met welke controlemiddelen er gecontroleerd wordt.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een ofmeer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het
Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 29 november 2021, te weten: 45 uren werkstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S. Sikkema, voorzitter, mr. H. van der Werff en mr. L.S. Langius, rechters, bijgestaan door mr. M. Huiskamp, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 november 2023.
Mr. W.S. Sikkema en mr. L.S. Langius zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.