ECLI:NL:RBNNE:2023:4850

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
27 november 2023
Publicatiedatum
27 november 2023
Zaaknummer
18-299387-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor straatroof te Hoogeveen bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs

Op 27 november 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, zitting houdende in Assen, uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van straatroof. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 4 juni 2022 te Hoogeveen, waar de verdachte zou hebben geprobeerd een tas met waardevolle inhoud van een slachtoffer weg te nemen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van negen maanden, onderbouwd met bewijs dat de simkaart van de verdachte in de gestolen telefoon van het slachtoffer was aangetroffen. De verdediging pleitte echter voor vrijspraak, stellende dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte te veroordelen.

De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en het slachtoffer zorgvuldig gewogen. De rechtbank constateerde dat de beschrijving van de dader door het slachtoffer niet overeenkwam met het uiterlijk van de verdachte. Bovendien waren de verklaringen van de verdachte inconsistent, maar dit was niet voldoende om zijn verklaring als ongeloofwaardig te bestempelen. De rechtbank oordeelde dat het bewijs, waaronder de aanwezigheid van de simkaart, niet voldoende was om tot een veroordeling te komen.

Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Tevens werd de vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding had geëist, niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte niet was veroordeeld. De rechtbank heeft bepaald dat de benadeelde partij zijn eigen proceskosten moet dragen.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer 18/299387-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 27 november 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 13 november 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.B. Pieters, advocaat te Hoogeveen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S. Broekstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 4 juni 2022 te Hoogeveen, aan de openbare weg [adres] , omstreeks 05:15 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, een tas met inhoud (te weten: telefoon, 10 euro contant geld, bankpas, OV-chipkaart, status verblijfsdocument en/of huissleutels), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die
[slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
  • die [slachtoffer] vast te pakken en/of van zijn fiets te trekken en/of
  • tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] te slaan en/of te stompen en/of te trappen en/of teschoppen en/of
  • een mes te tonen en/of dreigend voor die [slachtoffer] te gaan staan en/of
  • meermalen stenen te gooien tegen het lichaam van die [slachtoffer] en/of- de fiets van die [slachtoffer] in elkaar te trappen en/of te vernielen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het tenlastegelegde feit tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Uit onderzoek blijkt dat kort na de diefstal de simkaart van de telefoon van verdachte in de weggenomen telefoon van aangever zit. Daar
komt bij dat de verklaring van verdachte over zijn gestolen scooter, waar ook zijn telefoon in zou hebben gezeten, niet te verifiren is. De verklaringen van verdachte zijn daarnaast inconsistent en derhalve ongeloofwaardig.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde feit wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het tenlastegelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Aangever [slachtoffer] heeft meermalen een verklaring afgelegd over het uiterlijk van de persoon door wie hij is beroofd. Aangever heeft verklaard dat deze persoon een donkere huidskleur had met kort zwart haar, mogelijk afkomstig was uit Mexico en Engels sprak met een Latijns-Amerikaans accent. De rechtbank constateert dat deze beschrijving geenszins overeenkomt met het uiterlijk van verdachte, aangezien verdachte een blanke man is met kort blond haar.
Uit onderzoek is voorts gebleken dat de simkaart van verdachte enkele uren na de diefstal in de weggenomen telefoon van aangever heeft gezeten. Bij de politie heeft verdachte verklaard dat zijn scooter, met daarin zijn telefoon in de buddyseat, twee avonden voor de diefstal zou zijn weggenomen. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij zich hierin heeft vergist, en dat dit een avond later zou zijn geweest. De volgende ochtend kreeg hij via zijn vriendin te horen dat zijn gestolen scooter was gesignaleerd, waarna verdachte naar die plek toe is gefietst. Aangekomen bij de scooter zou verdachte daar een persoon hebben aangetroffen. Verdachte heeft verklaard dat hij deze persoon een klap heeft gegeven, waarna deze persoon is weggerend. Aan het stuur van de scooter van verdachte hing op dat moment een tas met, naar later blijkt, daarin de telefoon van aangever. Verdachte heeft vervolgens de simkaart van zijn eigen telefoon, die nog in de buddyseat van de scooter zat, in de telefoon van aangever gedaan omdat zijn eigen telefoon een lege batterij had. Vervolgens heeft hij met de telefoon van aangever geprobeerd in contact te komen met zijn collega.
De rechtbank is van oordeel dat het feit dat de verklaring van verdachte op sommige punten inconsistent en moeilijk te verifiren is, niet maakt dat deze per definitie ongeloofwaardig is. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat het enkele feit dat de simkaart van de telefoon van verdachte een aantal uren na de diefstal in de weggenomen telefoon van aangever heeft gezeten, onvoldoende is om te concluderen dat verdachte schuldig is aan het tenlastegelegde feit. De rechtbank neemt daarbij vooral in aanmerking dat de beschrijving door aangever van de persoon die hem heeft beroofd, niet overeenkomt met het uiterlijk van verdachte. De rechtbank acht het tenlastegelegde feit om voornoemde redenen niet wettig en overtuigend bewezen, en zal verdachte hiervan vrijspreken.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 627,50 ter vergoeding van materile schade en 500,00 ter vergoeding van immaterile schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gelet op de bepleite vrijspraak geen standpunt ingenomen met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het aan verdachte ten laste gelegde feit niet bewezen. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart de vordering van [slachtoffer] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat [slachtoffer] zijn eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mr. J. Faber en mr. H. Supr, rechters, bijgestaan door mr. T.M. Nijmeijer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 november 2023.