die toebehoorden aan [bedrijf] . en welke goederen verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking, te weten als hoofdinkoper en verkoper bij [bedrijf] wederrechtelijk zich heeft toegeigend.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het bewezen verklaarde levert op:
Primair. Verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht bij een strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Hij heeft gepleit voor taakstraf voor de duur van 240 uren en een grote voorwaardelijke straf. Verdachte moet een groot geldbedrag betalen aan zijn ex-werkgevers.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het rapport van de reclassering, het uittreksel uit de justitile documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verduistering in dienstbetrekking. Hij heeft hiermee zijn werkgever groot financieel nadeel toegebracht. Naast de financile schade heeft verdachte ook het vertrouwen beschaamd van zijn oud-werkgevers in hun werknemer. Met dit handelen heeft verdachte enkel aan zijn eigen financieel gewin gedacht. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
De rechtbank gaat uit van een benadelingsbedrag van meer dan 400.000,-. Dit vanwege de in het dossier aanwezige processen-verbaal met daarin opgenomen de schattingen van [bedrijf] over de omvang van de schade en ook wegens het naar verluidt gewezen civiele vonnis, zoals dat namens verdachte ter terechtzitting is verwoord. Uit de landelijk gehanteerde orintatiepunten (LOVS) volgt dat bij een benadelingsbedrag tussen de 250.000,- en 500.000,- een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van tussen de twaalf en achttien maanden wordt opgelegd.
De rechtbank houdt rekening met de omstandigheid dat verdachte waarschijnlijk de rest van zijn leven bezig zal zijn met terugbetaling van het door hem verduisterde geldbedrag. De rechtbank heeft de indruk gekregen dat verdachte hetgeen is gebeurd niet lichtvaardig opneemt. Echter is de rechtbank ook van oordeel dat verdachte weliswaar een bekennende verklaring heeft afgelegd, maar hierin geen volledige openheid van zaken lijkt te hebben gegeven.
De rechtbank heeft verder in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet met een andere straf worden volstaan dan een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf met name vanwege het grote benadelingsbedrag. Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar, passend en geboden is.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63, 321, 322 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer
gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.S. Langius, voorzitter, mrs. M. Brinksma en S.T. Kooistra, rechters, bijgestaan door W. van Goor, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 november 2023.