ECLI:NL:RBNNE:2023:4814

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 november 2023
Publicatiedatum
23 november 2023
Zaaknummer
18.218928.22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van zware mishandeling en mishandeling met zwaar lichamelijk letsel in Groningen

Op 23 november 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Groningen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van zware mishandeling en mishandeling met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg. De tenlastelegging betrof een incident dat zich had voorgedaan in de nacht van 29 op 30 januari 2022, waarbij de verdachte zou hebben geprobeerd een glas naar het gezicht van het slachtoffer te gooien, wat resulteerde in ernstig oogletsel voor het slachtoffer. Tijdens de zitting op 9 november 2023 heeft de officier van justitie een gevangenisstraf van 12 maanden geëist, onderbouwd met getuigenverklaringen en DNA-bewijs. De verdediging heeft echter betoogd dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen, en dat de verdachte het glas niet had gegooid. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en het DNA-onderzoek zorgvuldig gewogen. Hoewel er DNA-materiaal van de verdachte op een glasscherf was aangetroffen, was er ook sprake van een DNA-mengprofiel, wat de mogelijkheid openliet dat iemand anders het glas had gegooid. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van zowel de primair als subsidiair ten laste gelegde feiten. Tevens werd de vordering van het slachtoffer niet-ontvankelijk verklaard en werd bepaald dat het slachtoffer zijn eigen proceskosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18.218928.22

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.

23 november 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van
9 november 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.S. Özsaran, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T.H. Pitstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 29 januari 2022 tot en met 30 januari 2022 te Groningen,
aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel,
te weten (een fors litteken in het hoornvlies van het rechteroog en/of waarvoor drie operaties noodzakelijk waren en/of met verminderd gezichtsvermogen als gevolg en met verlies van lens en/of waarbij die [slachtoffer[ levenslang oogheelkundig onder controle zal moeten blijven),
heeft toegebracht door(met kracht) een glas in het gezicht en/of tegen het rechteroog van die [slachtoffer] te gooien;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 29 januari 2022 tot en met 30 januari 2022 te Groningen,
[slachtoffer] mishandeld door (met kracht) een glas in het gezicht en/of tegen het rechteroog van die [slachtoffer] te gooien,
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten (een fors litteken in het hoornvlies van het rechteroog en/of waarvoor drie operaties noodzakelijk waren en/of met verminderd gezichtsvermogen als gevolg en met verlies van lens en/of waarbij die [slachtoffer] levenslang oogheelkundig onder controle zal moeten blijven) ten gevolge heeft gehad.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde feit tot een gevangenisstraf van 12 maanden. Zij heeft daartoe aangevoerd dat er voldoende bewijs is dat verdachte de persoon is geweest die een glas richting het hoofd van aangever heeft gegooid en daardoor opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (blijvend oogletsel) aan aangever heeft toegebracht. Verdachte was ter plaatse, zijn DNA-materiaal is aangetroffen op een glasscherf van het glas dat naar aangever is gegooid, een getuige heeft gezien dat een persoon met de (bij)naam van verdachte het glas heeft gegooid en ten slotte heeft een getuige verklaard dat zij van meerdere personen heeft gehoord dat een persoon met de (bij)naam van verdachte dit heeft gedaan. In onderling verband en samenhang bezien levert dit het bewijs op dat verdachte het glas gegooid heeft.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft overeenkomstig de inhoud van de overgelegde pleitnota betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair en subsidiair tenlastegelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte ontkent het glas te hebben gegooid, terwijl uit het dossier niet het wettig en overtuigend bewijs naar voren komt dat het aan aangever toegebrachte letsel door verdachte is toegebracht, noch dat er gericht met een glas naar iemand is gegooid.
Oordeel van de rechtbank
Uit het dossier volgt dat zich in de betreffende nacht na afloop van een feest in de gang van een woning een incident heeft voorgedaan, waarbij een drinkglas in het gezicht van aangever is gegooid. Dit glas is in het gezicht van aangever kapotgegaan en daarbij is glas in het oog van aangever terechtgekomen. Als gevolg hiervan heeft aangever ernstig en blijvend oogletsel opgelopen.
Verdachte verklaart dat hij op het feest is geweest en dat zijn neef daar ook aanwezig was. Hij ontkent echter dat hij na afloop van dat feest een glas in het gezicht van aangever heeft gegooid. Mogelijk heeft hij het betreffende glas eerder die avond vastgehad.
De vraag is of er ondanks deze ontkenning van verdachte voldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte de persoon is geweest die het glas heeft gegooid. De rechtbank is gelet op het navolgende van oordeel dat dat niet het geval is.
In het dossier bevinden zich enkele verklaringen van getuigen en deze zijn vrij summier. Getuige [getuige] heeft tegenover de politie verklaard dat hij heeft gezien dat een persoon met de naam [naam] en een signalement dat op verdachte zou kunnen slaan het glas heeft gegooid. Getuige [getuige 1] heeft ook gezien dat het glas is gegooid, maar zij had haar bril niet op en kon de dader daarom niet goed waarnemen. Daarnaast is er de verklaring van getuige [getuige 2]. Zij heeft verklaard dat zij het voorval niet zelf heeft gezien, maar dat zij van meerdere personen heeft gehoord dat een persoon genaamd [naam], afkomstig uit Amsterdam, het glas heeft gegooid. Van wie zij dit heeft gehoord en op welke wijze deze personen hun waarneming hebben gedaan, wordt hieruit niet duidelijk. Uit de notitie die [slachtoffer 1] aan de politie heeft overhandigd, lijkt te volgen dat verdachte degene is die door anderen als glasgooier wordt aangemerkt, maar uit die notitie blijkt evenmin van wie die informatie komt en hoe die is vergaard. Bovendien, tegenover de verklaringen die in de richting van verdachte wijzen, staat ook de verklaring van aangever die heeft verklaard dat hij denkt dat de dader de persoon is die te zien is op een Facebook profielfoto. Op deze foto is echter niet verdachte, maar zijn neef te zien, de neef die volgens verdachte ook aanwezig was op het feest. Ten slotte is er DNA-materiaal op een scherf van het gegooide glas aangetroffen dat matcht met het DNA van verdachte. Uit het NFI-rapport blijkt echter dat sprake is van een DNA-mengprofiel dat DNA bevat van minimaal vier personen. Naar het oordeel van de rechtbank kan daarom niet worden uitgesloten dat verdachte dat glas eerder die avond heeft vastgehad en dat iemand anders het glas heeft gegooid.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het dossier – ook in onderling verband en samenhang beschouwd – onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat verdachte het hem ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank spreek verdachte daarom vrij van het primair en subsidiair ten laste gelegde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart de vordering van [slachtoffer] niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat [slachtoffer] zijn eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Zwarts, voorzitter, mr. H. van der Werff en mr. M. van der Veen, rechters, bijgestaan door mr. A. Dijkstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 november 2023.
Mr. Van der Veen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.