ECLI:NL:RBNNE:2023:4809

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 november 2023
Publicatiedatum
23 november 2023
Zaaknummer
LEE 23/4274
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sluiting van een bedrijfspand op basis van artikel 175 Gemeentewet na explosies in criminele context

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland, gedateerd 23 november 2023, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. Verzoeker, een ondernemer uit Groningen, heeft bezwaar gemaakt tegen de sluiting van zijn schoonheidssalon voor de duur van drie maanden, zoals besloten door de burgemeester van Groningen op 14 september 2023. De sluiting was gebaseerd op artikel 175 van de Gemeentewet, dat de burgemeester de bevoegdheid geeft om in geval van ernstige wanordelijkheden of rampen noodbevelen uit te vaardigen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 22 november 2023 behandeld, waarbij zowel verzoeker als de gemachtigde van de burgemeester aanwezig waren. De rechter overweegt dat de sluiting van het bedrijfspand gerechtvaardigd was door de explosies die plaatsvonden in juli en september 2023, vermoedelijk gerelateerd aan een conflict in het criminele milieu. Echter, na twee maanden zonder nieuwe incidenten, concludeert de voorzieningenrechter dat de buitengewone omstandigheden niet langer aanwezig zijn.

De rechter wijst erop dat de burgemeester niet voldoende heeft onderbouwd dat de situatie nog steeds gevaarlijk is en dat de sluiting van het pand grote financiële gevolgen heeft voor verzoeker. De belangenafweging valt in het voordeel van verzoeker uit, en de voorzieningenrechter besluit het besluit van de burgemeester te schorsen. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot betaling van het griffierecht en de proceskosten aan verzoeker.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/4274

uitspraak van de voorzieningenrechter van 23 november 2023 in de zaak tussen

[naam 1] , uit Groningen, verzoeker

(gemachtigde: mr. K.N. Altunzade),
en

de burgemeester van Groningen, verweerder

(gemachtigde: mr. J.H. Bolt).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de sluiting van zijn bedrijfspand voor de duur van drie maanden. Met het bestreden besluit van 14 september 2023 heeft verweerder hiertoe besloten. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.1.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 22 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde en door [naam 2] , en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2.1.
Verzoeker exploiteert in het pand op het [adres] (hierna: bedrijfspand) een schoonheidssalon.
2.2.
Blijkens een bestuurlijke rapportage van de politie van 17 juli 2023 heeft op 12 juli 2023, in de vroege ochtend, een explosie plaatsgevonden bij het bedrijfspand. Tegen of nabij het pand heeft de politie resten van een plastic fles, benzineresten en een 9 mm-kogel aangetroffen. De politie uit in de rapportage het vermoeden dat de explosie verband houdt met incidenten in het criminele circuit in Winschoten en Oude Pekela.
2.3.
Blijkens een bestuurlijke rapportage van de politie van 15 september 2023 hebben op 12 september 2023 in de late avond kort na elkaar twee explosies plaatsgevonden bij het bedrijfspand. Tegen of nabij het pand heeft de politie resten van een plastic fles, vuurwerk en tape aangetroffen. Door de explosies is de pui van het bedrijfspand volledig vernield en zijn bij enkele naburige panden de ruiten vernield. De politie acht het aannemelijk dat de explosies verband houden met incidenten in Winschoten en Oude Pekela en hun oorsprong vinden in een conflict in het criminele milieu.
2.4.
In het bestreden besluit van 14 september 2023 heeft verweerder het bedrijfspand met onmiddellijke ingang gesloten voor de duur van drie maanden.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
4.1.
Verweerder baseert de sluiting op artikel 175, eerste lid, van de Gemeentewet. Deze bepaling luidt als volgt:
In geval van oproerige beweging, van andere ernstige wanordelijkheden of van rampen, dan wel van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, is de burgemeester bevoegd alle bevelen te geven die hij ter handhaving van de openbare orde of ter beperking van gevaar nodig acht. Daarbij kan van andere dan bij de Grondwet gestelde voorschriften worden afgeweken.
4.2.
De voorzieningenrechter overweegt dat in bovengenoemde bepaling de noodbevelsbevoegdheid is opgenomen. Een noodbevel kan worden uitgevaardigd in buitengewone omstandigheden. In de eerste plaats moet sprake zijn van een (dreigende) aantasting van de openbare orde en/of openbare veiligheid en in de tweede plaats moet de toepassing van de normale bevoegdheden ontoereikend zijn om aan de situatie het hoofd te kunnen bieden.
5. Wat betreft de buitengewone omstandigheden verwijst verweerder naar de herhaalde explosies en het vermoedelijke verband met gebeurtenissen in het criminele circuit (zie 2.2. en 2.3.). De voorzieningenrechter ziet geen reden om dit niet als dergelijke bijzondere omstandigheden aan te merken. Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter was het nemen van het noodbevel daarom gerechtvaardigd.
6.1.
Vervolgens is aan de orde of de omstandigheden het voortduren van de sluiting rechtvaardigen. Een noodbevel kan uit de aard alleen van kracht blijven zo lang zich buitengewone omstandigheden voordoen.
6.2.
Verzoeker stelt dat de explosies samenhangen met de omstandigheid dat een zelfstandige zonder personeel een korte tijd in zijn zaak een stoel heeft gehuurd om daar haar werkzaamheden te verrichten. Deze persoon is, aldus verzoeker, de vriendin van één van de betrokkenen bij het conflict in het criminele milieu. Dit is de reden dat de zaak van verzoeker het doelwit is geworden van de explosies. Ten tijde van de explosies van 12 september 2023 was deze persoon niet meer werkzaam in de zaak. Ook nadien heeft zij niets meer te maken gehad met verzoekers bedrijf en dat zal in de toekomst, zo heeft verzoeker verzekerd, ook niet meer het geval zijn. Verzoeker heeft er verder op gewezen dat door de politie inmiddels arrestaties zijn verricht in verband met de explosies aan zijn pand.
Verweerder heeft deze stellingen niet bevestigd maar ook niet weersproken.
6.3.
Over de actuele situatie heeft verweerder ter zitting medegedeeld dat er inmiddels veertien aanhoudingen zijn verricht maar dat hij zelf niet over andere informatie beschikt. De politie heeft verweerder tot op heden niet verder ingelicht over hetgeen het strafrechtelijk onderzoek heeft opgeleverd.
Verweerder heeft verder ter zitting naar voren gebracht dat het tijdsverloop tussen de eerste explosie en de volgende twee explosies twee maanden bedroeg en dat reeds om die reden een sluiting van lange duur gerechtvaardigd is.
6.4.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder niet onderbouwd dat zich, ruim twee maanden later, nog steeds bijzondere omstandigheden voordoen die het voortduren van het noodbevel rechtvaardigen. Uit de aard van de bevoegdheid vloeit voort dat het aan het bestuursorgaan zelf is om na te gaan of de noodsituatie zich nog voordoet die reden was om een noodbevel uit te vaardigen.
6.5.
In dit verband acht de voorzieningenrechter ook van belang dat niet gebleken is dat er een verband is tussen het al dan niet open zijn van het bedrijf en de incidenten. Voor zover bekend, hebben de incidenten niets te maken met de bedrijfsvoering of met de persoon van verzoeker.
7. Bij afweging van de betrokken belangen overweegt de voorzieningenrechter dat het algemeen belang bij het voortduren van de sluiting niet groot is: het is immers niet gebleken dat de buitengewone omstandigheden die het noodbevel rechtvaardigden, zich nog steeds voordoen. De belangen van verzoeker hebben inmiddels meer gewicht. De sluiting van het bedrijfspand heeft voor verzoeker grote financiële gevolgen doordat hij geen inkomen kan genereren terwijl zijn vaste lasten wel doorlopen. Daarnaast is er sprake van reputatieschade die groter wordt als de sluiting langer duurt.
De belangenafweging valt dus uit in het voordeel van verzoeker. Om die reden zal de voorzieningenrechter een voorziening treffen.

Conclusie en gevolgen

8. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat het besluit van 14 september 2023 met onmiddellijke ingang is geschorst.
De voorzieningenrechter ziet aanleiding te bepalen dat verweerder het griffierecht moet vergoeden en dat verzoeker ook een vergoeding krijgt van zijn proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoeker een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en aan de zitting deelgenomen. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 837,-. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.674,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst het primaire besluit;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 184,- aan verzoeker moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Bastin, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H.A. Hulst, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 november 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.