Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake alle ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 104 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van de duur van het voorarrest en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door Reclassering Nederland (hierna: de reclassering). Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een taakstraf voor de duur van 240 uren wordt opgelegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor oplegging van een gevangenisstraf waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van het voorarrest. Aan het voorwaardelijke deel kunnen de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden gekoppeld worden. De raadsvrouw heeft tevens opgemerkt dat het, vanuit maatschappelijk oogpunt, redelijk is om aan verdachte een taakstraf op te leggen. Zij refereert zich voor wat betreft de eventuele oplegging en duur hiervan aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het rapport van de reclassering van 4 juli 2023, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich gedurende een jaar schuldig gemaakt aan het handelen in harddrugs, te weten cocaïne en MDMA. Deze drugs werden veelal verkocht vanuit zijn auto of zijn woning. Wat voor verdachte begon met het verstrekken van drugs aan een groepje vrienden is in de loop van het jaar uitgegroeid tot het georganiseerd verkopen van drugs in een groter netwerk. Daarnaast heeft hij cocaïne, amfetamine, MDMA en hennep in zijn woning aanwezig gehad. Bij zijn aanhouding werden aanzienlijke hoeveelheden verdovende middelen, grotendeels verpakt in gebruikers hoeveelheden, aangetroffen. Door aldus te handelen heeft verdachte bijgedragen aan de instandhouding van het drugscircuit en de vele daarmee gepaard gaande vormen van criminaliteit. Daarbij heeft hij bijgedragen aan de instandhouding van het gebruik van verdovende middelen, terwijl algemeen bekend is dat vooral harddrugs zoals cocaïne en MDMA zeer schadelijk zijn voor de gezondheid. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij zich kennelijk in het geheel geen rekenschap heeft gegeven van deze nadelige effecten en dat hij heeft gehandeld uit financieel gewin.
Naast de ernst van de feiten houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij niet eerder in aanraking is gekomen met politie en justitie. Uit het reclasseringsrapport dat over hem is uitgebracht komt naar voren dat verdachte zich goed houdt aan de voorwaarden die zijn gesteld bij de schorsing van de voorlopige hechtenis. De reclassering schat het risico op recidive in als laag en constateert dat er geen sprake is van een pro-criminele houding. De reclassering ziet daarnaast weinig problemen op de diverse leefgebieden en beschouwt verdachte als een persoon die niet goed nagedacht heeft over de gevolgen van zijn handelen. Hij leek niet te beseffen dat zijn handelen even crimineel was als het beeld dat hij heeft van drugsdealers. Gelet op het voorgaande adviseert de reclassering de opgelegde voorwaarden te laten voortduren en dit traject niet te laten doorkruisen door het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigen de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten het opleggen van een straf die vrijheidsbeneming met zich meebrengt die van langere duur is dan het voorarrest van verdachte.
De landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (het LOVS) geven in het geval van het dealen van harddrugs gedurende een periode van zes tot twaalf maanden als uitgangspunt aan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden. De rechtbank ziet aanleiding om hiervan af te wijken. De rechtbank overweegt daarbij dat verdachte vanaf het moment dat hij is aangehouden openheid van zaken heeft gegeven en verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden. Zowel bij de politie als op de terechtzitting is hij met de neus op de feiten gedrukt en heeft hij inzicht getoond in zijn handelwijze en de keuzes die hij heeft gemaakt. De rechtbank weegt mee dat verdachte voor een periode van zes maanden niet de beschikking heeft over zijn woning nu deze op last van de gemeente is gesloten. Het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal betekenen dat verdachte zijn woonlasten niet langer kan dragen en dat hij mogelijk zijn werk en inkomen kwijtraakt. De rechtbank zal dan ook in strafmatigende zin sterk rekening houden met zijn persoonlijke omstandigheden, zijn proceshouding en het ingeschatte lage recidiverisico. Alles overwegende acht zij een gevangenisstraf voor de duur van 194 dagen (met aftrek van het voorarrest van 14 dagen), waarvan 180 dagen voorwaardelijk en met een proeftijd van drie jaren, passend en oplegging daarvan geboden. Aan de proeftijd zullen de bijzondere voorwaarden gekoppeld worden zoals die zijn geadviseerd door de reclassering. Gelet op de ernst van de feiten kan echter naar het oordeel van de rechtbank niet alleen met een dergelijke straf worden volstaan. De rechtbank zal om die reden daarnaast nog een taakstraf opleggen voor de maximale duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis.
Inbeslaggenomen goederen
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de personenauto (BMW) verbeurd wordt verklaard, omdat verdachte drugs heeft geleverd vanuit deze auto en het strafbare feit daarom met behulp van dit voertuig is gepleegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de inbeslaggenomen BMW teruggegeven dient te worden aan verdachte, omdat hij veel tijd heeft geïnvesteerd in het sleutelen aan de auto en hij er persoonlijk gehecht aan is geraakt.
Oordeel van de rechtbank
De in beslag genomen en nog niet teruggeven personenauto BMW is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het een goed is met behulp waarvan het bewezenverklaarde is begaan. De rechtbank zal daarom dit goed overeenkomstig de eis van de officier van justitie verbeurdverklaren.