ECLI:NL:RBNNE:2023:4733

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
16 november 2023
Publicatiedatum
17 november 2023
Zaaknummer
18-104088-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop en bezit van harddrugs door verdachte in Leeuwarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 16 november 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich gedurende een jaar schuldig heeft gemaakt aan het handelen in harddrugs, waaronder cocaïne en MDMA. De verdachte verkocht deze drugs vanuit zijn auto en woning en had daarnaast aanzienlijke hoeveelheden verdovende middelen in zijn bezit. Bij zijn aanhouding zijn grote hoeveelheden drugs aangetroffen, verpakt in gebruikershoeveelheden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte bijdroeg aan de instandhouding van het drugscircuit en de daarmee gepaard gaande criminaliteit, en dat hij zich niet rekenschap gaf van de schadelijke effecten van harddrugs op de gezondheid. De rechtbank legde een taakstraf op van 240 uren en een gevangenisstraf van 194 dagen op, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die niet eerder in aanraking was gekomen met justitie en die zich goed hield aan de voorwaarden van zijn voorlopige hechtenis. De rechtbank verklaarde de in beslag genomen BMW verbeurd, omdat deze was gebruikt voor het plegen van de strafbare feiten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in hun overwegingen hebben meegenomen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18.104088.23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 16 november 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] te [plaatsnaam] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 02 november 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. W.A. Bruinsma-Woudstra, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Veen.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij (op een of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 20 april 2022 tot en met 19 april 2023 te [plaatsnaam] , in de gemeente Leeuwarden, althans in het arrondissement Noord-Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) aanwezig heeft gehad, een hoeveelhei(d)(en) van een materiaal bevattende cocaïne en/of een hoeveelhe(i)d(en) van een
materiaal bevattende amfetamine en/of een hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende
MDMA, zijnde cocaïne en/of amfetamine en/of MDMA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 20 april 2023 te [plaatsnaam] , in de gemeente Leeuwarden, opzettelijk aanwezig heeft gehad (in totaal ) ongeveer 45,16 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of (in totaal) ongeveer 4,27 gram, in elk geval een hoeveelheid amfetamine en/of (in totaal) ongeveer 103,74 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde cocaïne en/of amfetamine en/of MDMA, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij op of omstreeks 20 april 2023 te [plaatsnaam] , in de gemeente Leeuwarden, opzettelijk aanwezig heeft gehad (in totaal) ongeveer 45 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor alle ten laste gelegde feiten met dien verstande dat bij feit 1 het handelen in de stof amfetamine niet wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. Evenals de officier van justitie heeft zij zich op het standpunt gesteld dat bij feit 1 het handelen in amfetamine niet wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat het handelen in de stof amfetamine niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Ten aanzien van feit 2
Uit het dossier blijkt dat de politie een hoeveelheid cocaïne heeft aangetroffen in de woning van verdachte. In de tenlastelegging is opgenomen dat het zou gaan om in totaal 45,16 gram. Het dossier bevat een proces-verbaal onderzoek verdovende middelen waarin, naast een hoeveelheid van 41,15 gram, een gripzakje met een inhoud van 4,01 gram is vermeld. De rechtbank constateert dat het daarbij behorende goednummer niet correspondeert met de goednummers die zijn opgenomen in de kennisgevingen van inbeslagneming. Bovendien staat er een ander proces-verbaalnummer boven het voornoemde proces-verbaal dan het proces-verbaalnummer dat boven de overige processen-verbaal staat vermeld. De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat het gripzakje met 4,01 gram cocaïne bij verdachte is aangetroffen en acht de aanwezigheid van 4,01 gram dan ook niet wettig en overtuigend bewezen. Zij zal uitgaan van de aanwezigheid van 41,15 gram cocaïne die verdachte voorhanden heeft gehad nu is gebleken dat die hoeveelheid wel onder verdachte in beslag is genomen.
De rechtbank acht alle feiten wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 02 november 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 11 september
2023, opgenomen op pagina 106 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2023099479 d.d. 22 september 2023, inhoudend de verklaring van
[naam] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 september 2023,opgenomen op pagina 107 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [naam] ;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen d.d.20 april 2023, opgenomen op pagina 116 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisanten [naam] en [naam] ;
5. een schriftelijk stuk zijnde een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 20 april 2023, opgenomen oppagina 149 e.v. van voornoemd dossier;
6. een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie vanVeiligheid en Justitie, zaaknummer 2023.04.20.165 (aanvraag 001) d.d. 20 april 2023, opgenomen op pagina 123 van voornoemd dossier, opgemaakt door ing. [naam] op de door hem afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige;
7. een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie vanVeiligheid en Justitie, zaaknummer 2023.04.20.165 (aanvraag 002) d.d. 20 april 2023, opgenomen op pagina 124 van voornoemd dossier, opgemaakt door ing. [naam] op de door hem afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige;
8. een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie vanVeiligheid en Justitie, zaaknummer 2023.04.20.165 (aanvraag 003) d.d. 20 april 2023, opgenomen op pagina 125 van voornoemd dossier, opgemaakt door ing. [naam] op de door hem afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige;
9. een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie vanVeiligheid en Justitie, zaaknummer 2023.04.20.196 (aanvraag 001) d.d. 20 april 2023, opgenomen op pagina 126 van voornoemd dossier, opgemaakt door ing. [naam] op de door hem afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige;
10. een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie vanVeiligheid en Justitie, zaaknummer 2023.04.20.165 (aanvraag 004) d.d. 20 april 2023, opgenomen op pagina 127 van voornoemd dossier, opgemaakt door ing. [naam] op de door hem afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige;
11. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 april 2023,opgenomen op pagina 82 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [naam] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht alle feiten wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 20 april 2022 tot en met 19 april 2023 te [plaatsnaam] , in de gemeente Leeuwarden, meermalen telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en vervoerd, hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne en hoeveelheden van een materiaal bevattende MDMA, zijnde cocaïne en MDMA telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op 20 april 2023 te [plaatsnaam] , in de gemeente Leeuwarden, opzettelijk aanwezig heeft gehad 41,15 gram van een materiaal bevattende cocaïne en 4,27 gram van een materiaal bevattende amfetamine en 103,74 gram van een materiaal bevattende MDMA, zijnde cocaïne en amfetamine en MDMA telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij op 20 april 2023 te [plaatsnaam] , in de gemeente Leeuwarden, opzettelijk aanwezig heeft gehad 45 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod,meermalen gepleegd;
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod,meermalen gepleegd;
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake alle ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 104 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van de duur van het voorarrest en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door Reclassering Nederland (hierna: de reclassering). Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een taakstraf voor de duur van 240 uren wordt opgelegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor oplegging van een gevangenisstraf waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van het voorarrest. Aan het voorwaardelijke deel kunnen de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden gekoppeld worden. De raadsvrouw heeft tevens opgemerkt dat het, vanuit maatschappelijk oogpunt, redelijk is om aan verdachte een taakstraf op te leggen. Zij refereert zich voor wat betreft de eventuele oplegging en duur hiervan aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het rapport van de reclassering van 4 juli 2023, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich gedurende een jaar schuldig gemaakt aan het handelen in harddrugs, te weten cocaïne en MDMA. Deze drugs werden veelal verkocht vanuit zijn auto of zijn woning. Wat voor verdachte begon met het verstrekken van drugs aan een groepje vrienden is in de loop van het jaar uitgegroeid tot het georganiseerd verkopen van drugs in een groter netwerk. Daarnaast heeft hij cocaïne, amfetamine, MDMA en hennep in zijn woning aanwezig gehad. Bij zijn aanhouding werden aanzienlijke hoeveelheden verdovende middelen, grotendeels verpakt in gebruikers hoeveelheden, aangetroffen. Door aldus te handelen heeft verdachte bijgedragen aan de instandhouding van het drugscircuit en de vele daarmee gepaard gaande vormen van criminaliteit. Daarbij heeft hij bijgedragen aan de instandhouding van het gebruik van verdovende middelen, terwijl algemeen bekend is dat vooral harddrugs zoals cocaïne en MDMA zeer schadelijk zijn voor de gezondheid. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij zich kennelijk in het geheel geen rekenschap heeft gegeven van deze nadelige effecten en dat hij heeft gehandeld uit financieel gewin.
Naast de ernst van de feiten houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij niet eerder in aanraking is gekomen met politie en justitie. Uit het reclasseringsrapport dat over hem is uitgebracht komt naar voren dat verdachte zich goed houdt aan de voorwaarden die zijn gesteld bij de schorsing van de voorlopige hechtenis. De reclassering schat het risico op recidive in als laag en constateert dat er geen sprake is van een pro-criminele houding. De reclassering ziet daarnaast weinig problemen op de diverse leefgebieden en beschouwt verdachte als een persoon die niet goed nagedacht heeft over de gevolgen van zijn handelen. Hij leek niet te beseffen dat zijn handelen even crimineel was als het beeld dat hij heeft van drugsdealers. Gelet op het voorgaande adviseert de reclassering de opgelegde voorwaarden te laten voortduren en dit traject niet te laten doorkruisen door het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigen de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten het opleggen van een straf die vrijheidsbeneming met zich meebrengt die van langere duur is dan het voorarrest van verdachte.
De landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (het LOVS) geven in het geval van het dealen van harddrugs gedurende een periode van zes tot twaalf maanden als uitgangspunt aan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden. De rechtbank ziet aanleiding om hiervan af te wijken. De rechtbank overweegt daarbij dat verdachte vanaf het moment dat hij is aangehouden openheid van zaken heeft gegeven en verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden. Zowel bij de politie als op de terechtzitting is hij met de neus op de feiten gedrukt en heeft hij inzicht getoond in zijn handelwijze en de keuzes die hij heeft gemaakt. De rechtbank weegt mee dat verdachte voor een periode van zes maanden niet de beschikking heeft over zijn woning nu deze op last van de gemeente is gesloten. Het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal betekenen dat verdachte zijn woonlasten niet langer kan dragen en dat hij mogelijk zijn werk en inkomen kwijtraakt. De rechtbank zal dan ook in strafmatigende zin sterk rekening houden met zijn persoonlijke omstandigheden, zijn proceshouding en het ingeschatte lage recidiverisico. Alles overwegende acht zij een gevangenisstraf voor de duur van 194 dagen (met aftrek van het voorarrest van 14 dagen), waarvan 180 dagen voorwaardelijk en met een proeftijd van drie jaren, passend en oplegging daarvan geboden. Aan de proeftijd zullen de bijzondere voorwaarden gekoppeld worden zoals die zijn geadviseerd door de reclassering. Gelet op de ernst van de feiten kan echter naar het oordeel van de rechtbank niet alleen met een dergelijke straf worden volstaan. De rechtbank zal om die reden daarnaast nog een taakstraf opleggen voor de maximale duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis.
Inbeslaggenomen goederen
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de personenauto (BMW) verbeurd wordt verklaard, omdat verdachte drugs heeft geleverd vanuit deze auto en het strafbare feit daarom met behulp van dit voertuig is gepleegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de inbeslaggenomen BMW teruggegeven dient te worden aan verdachte, omdat hij veel tijd heeft geïnvesteerd in het sleutelen aan de auto en hij er persoonlijk gehecht aan is geraakt.
Oordeel van de rechtbank
De in beslag genomen en nog niet teruggeven personenauto BMW is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het een goed is met behulp waarvan het bewezenverklaarde is begaan. De rechtbank zal daarom dit goed overeenkomstig de eis van de officier van justitie verbeurdverklaren.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 194 dagen.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 180, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
drie jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Leger des HeilsReclassering op het adres [adres] . Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
dat de veroordeelde laat zich behandelen door GGZ Friesland of een soortgelijke zorgverlener, tebepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: een personenauto [kenteken] (PL0100-2023099479-G1487333, zwart, merk: BMW).
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. de Jong, voorzitter, mr. W.S. Sikkema mr. N.A. Vlietstra, rechters, bijgestaan door mr. S.J. Boersma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 november 2023.