Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaar.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de oplegging van een ISD-maatregel zinloos is, omdat verdachte daar in geen enkel geval aan mee wil werken. Gelet op het resocialisatiebeginsel ligt het meer voor de hand om een kale gevangenisstraf op te leggen dan een ISD-maatregel. Bovendien wordt het doel om verdachte van de straat te houden ook bereikt middels de oplegging van een langdurige gevangenisstraf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de afdoening heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsrapport van 4 oktober 2023, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal door bij een winkel meerdere producten te stelen. Dit is een vervelend feit waar winkeliers veel overlast van ondervinden en waardoor zij ook financiële schade lijden. Verdachte heeft met zijn handelen inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de winkelier.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan de onderhavige diefstal meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Verdachte staat ook als veelpleger geregistreerd. De rechtbank merkt op dat verdachte in 2021 in Nederland is komen wonen en dat hij sindsdien, in die relatief korte periode, steeds in aanraking blijft komen met politie en justitie. De rechtbank neemt verdachte dit kwalijk.
Uit het reclasseringsrapport dat over verdachte is opgemaakt, blijkt dat verdachte kampt met problemen op vrijwel alle leefgebieden. Hij heeft geen sociaal netwerk, geen dagbesteding en geen inkomen. Hij spreekt de Nederlandse taal niet en door het sociaal onaangepaste gedrag van verdachte is de toekomst in verband met zijn verblijfstitel in Nederland onduidelijk. Verdachte is niet goed ingebed in de Nederlandse samenleving en blijft vervallen in crimineel gedrag. Het bestaan van psychische problematiek kan niet worden uitgesloten en de kans op herhaling en onttrekking aan voorwaarden wordt als hoog ingeschat. Gezien de strafrechtelijke ontwikkelingen in de afgelopen twee jaren en het ogenschijnlijke gemak waarmee verdachte lijkt te recidiveren, is in de visie van de reclassering het opleggen van een ISD-maatregel noodzakelijk om te komen tot een afname van het hoge recidiverisico. De verwachting is dat de duur van een intensief ISD-traject zal bijdragen aan het bewerkstelligen van een duurzaam positieve gedragsverandering bij verdachte. De reclassering acht het van belang om tijdens de intramurale fase van de ISD-maatregel een diagnose te stellen ten behoeve van een in gang te zetten klinisch behandeltraject. Binnen de ISD-maatregel kan de problematiek van verdachte vervolgens optimaal worden behandeld, zodat het herhalingsgevaar kan worden teruggedrongen en de maatschappij kan worden beschermd.
Tijdens de behandeling ter terechtzitting van 2 november 2023 is door de reclasseringswerker benadrukt dat de reclassering geen alternatief ziet voor een onvoorwaardelijke ISD-maatregel. Daarbij heeft zij aangegeven dat het – gelet op de onzekere verblijfsstatus van verdachte – ook zou kunnen zijn dat ervoor wordt gekozen de ISD-maatregel zo in te vullen dat deze niet is gericht op resocialisatie in Nederland.
De rechtbank stelt vast dat is voldaan aan de eisen die in artikel 38m lid 1 Wetboek van Strafrecht zijn bepaald voor het opleggen van een ISD-maatregel. Verdachte heeft een misdrijf begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, hij is in de vijf jaren voorafgaand aan dat feit tenminste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsstraf veroordeeld en de feiten zijn gepleegd na de tenuitvoerlegging van deze straffen. Uit het reclasseringsrapport blijkt dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten en de relatief korte periode waarin deze zijn begaan.
Verdachte blijft vervallen in crimineel gedrag. De eerdere veroordelingen tot onvoorwaardelijke gevangenisstraffen hebben er niet toe geleid dat verdachte geen misdrijven meer pleegt. Gelet op de persoonlijke omstandigheden en de problematiek van verdachte, ziet de rechtbank evenals de reclassering geen alternatief voor de oplegging van de onvoorwaardelijke ISD-maatregel. De ISDmaatregel dient als ultimum remedium voor het terugdringen van het herhalingsgevaar en het beveiligen van de maatschappij tegen delictgedrag van verdachte. De rechtbank is, anders dan de raadsman heeft betoogd, van oordeel dat het resocialisatiebeginsel niet het primaire doel is van de ISD-maatregel. De ISD-maatregel is in de eerste plaats bedoeld om de samenleving te beveiligen.
Binnen de ISD-maatregel worden verdachte mogelijkheden geboden te werken aan zichzelf en aan een terugkeer in de maatschappij. Of verdachte daar gebruik van maakt is aan hem. De mededeling van verdachte dat hij daaraan niet zal meewerken, maakt niet dat van oplegging van de ISDmaatregel moet worden afgezien.
Alles afwegend zal de rechtbank verdachte de ISD-maatregel voor de duur van twee jaren opleggen. De rechtbank ziet geen aanleiding om rekening te houden met de duur van het voorarrest en zal deze daarom niet in mindering brengen op de twee jaren durende ISD-maatregel.