ECLI:NL:RBNNE:2023:4690

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
16 maart 2023
Publicatiedatum
15 november 2023
Zaaknummer
188256
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening van een machtiging voor gesloten jeugdhulp aan een minderjarige met ernstige ontwikkelingsproblemen

Op 16 maart 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Nederland een beschikking gegeven in de zaak van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waadhoeke, betreffende een minderjarige met ernstige ontwikkelingsproblemen. Het college verzocht om een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor de duur van drie maanden, omdat het vrijwillige kader niet meer voldeed om de zorgen over de minderjarige weg te nemen. De minderjarige vertoonde problematisch gedrag, waaronder het weigeren van deelname aan de dagelijkse routine, verbale agressie en het gebruik van drugs. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de minderjarige, zijn ouders en vertegenwoordigers van het college aanwezig waren.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van de minderjarige, die al lange tijd niet naar school gaat en zich in een gevaarlijke omgeving bevindt. Ondanks recente positieve veranderingen in het gedrag van de minderjarige, was de kinderrechter van mening dat deze niet voldoende waren om het verzoek van het college af te wijzen. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de machtiging voor gesloten jeugdhulp noodzakelijk is om te voorkomen dat de minderjarige zich aan de hulpverlening onttrekt. De kinderrechter verleent daarom de gevraagde machtiging voor de duur van drie maanden, met de hoop dat dit een positieve verandering teweegbrengt in het leven van de minderjarige.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Leeuwarden
Zaaknummer: C/17/188256 / JE RK 23-171
Datum uitspraak: 16 maart 2023
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waadhoeke,
gevestigd te Franeker, hierna te noemen: het college,
betreffende
[naam], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] ,
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
[naam],
hierna te noemen: de vader,
wonende [woonplaats] .

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van het college van 22 februari 2023, ingekomen bij de griffie op 23 februari 2023;
- de instemmende verklaring d.d. 22 februari 2023 van de gekwalificeerde gedragswetenschapper.
1.2.
Op 16 maart 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de zitting met gesloten deuren behandeld. Verschenen en gehoord zijn:
- [de minderjarige] , bijgestaan door mr. E. Albayrak;
- de moeder;
- de vader (via Teams);
- [naam] , namens het college.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
[de minderjarige] verblijft op [locatie] .

3.Het verzoek

3.1.
Het college verzoekt een machtiging om [de minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van drie maanden. Ter onderbouwing van het verzoek heeft het college het volgende aangevoerd.
3.2.
[de minderjarige] verblijft sinds oktober vorig jaar op [locatie] . Op dit moment weigert [de minderjarige] deel te nemen aan de dagelijkse routine en onttrekt hij zich aan de regels. Zo blijft hij tot diep in de nacht weg zonder te vertellen waar hij heen gaat. [de minderjarige] is verbaal agressief, smijt met fruit en schopt tegen deuren. Hierdoor voelen de begeleiders zich onveilig. [de minderjarige] volgt zo'n ander halfjaar al geen onderwijs meer waardoor er een stagnatie is in zijn ontwikkeling. [de minderjarige] lijkt angstig te zijn om met iets concreets te starten. Voorafgaand aan het verblijf op de [locatie] heeft [de minderjarige] verschillende trajecten doorlopen. Van de jongenscoach van Kick tot MDFT
(multidimensionele familietherapie) in de thuissituatie. Na de afgelopen zomervakantie heeft [de minderjarige] twee dagen op school gezeten. Onderweg naar de school is [de minderjarige] door de politie aangehouden met een hoeveelheid drugs in zijn rugzak. Een terugkeer naar school bleek niet mogelijk na stevige verbale uitingen van [de minderjarige] naar docenten. [de minderjarige] is hierop overgeplaatst naar de crisisgroep van Jeugdhulp en daarna geplaatst op [locatie] . Gedurende de kerstvakantie heeft [de minderjarige] drie weken doorgebracht met zijn vader op [locatie 2] . Na positieve dingen te hebben laten zien viel [de minderjarige] - eenmaal weer terug in Nederland - weer terug in zijn oude patroon. Door het softdrugsgebruik van [de minderjarige] zijn de verschillende ondersteunings- en behandelprogramma's gefrustreerd en binnen het vrijwillig en open kader blijkt niets aan te sluiten. [de minderjarige] is een angstige jongen die zijn toevlucht zoekt in drugs met een gevaarlijke omgeving. Ondanks de inzet van verschillende trajecten is de situatie rondom [de minderjarige] onvoldoende verbeterd, waardoor het college een (vrijwillig) gesloten plaatsing noodzakelijk acht. Het college hoopt dat met een gesloten plaatsing een knip in het bovengenoemd patroon komt. Daarbij is uiteraard het doel om de gesloten plaatsing zo kort mogelijk te laten plaatsvinden en verzoekt het college dan ook om een gesloten plaatsing voor de duur van drie maanden.

4.Het standpunt van de belanghebbenden

Het standpunt van [de minderjarige]
4.1.
heeft ter zitting aangegeven dat een gesloten plaatsing hem niet zal helpen. Bovendien heeft [de minderjarige] in de afgelopen drie weken waarin hij met rust is gelaten, zichzelf weer kunnen vinden en meer zelfvertrouwen gekregen. [de minderjarige] heeft aangegeven dat het beter met hem gaat en hij zich volledig heeft ingezet om de situatie te verbeteren. Zo heeft hij op eigen initiatief een sollicitatiebrief gestuurd, houdt hij zich aan de afspraken en is hij opener geworden naar een van zijn begeleiders. Ook staat hij inmiddels open voor therapie. Hiermee wil [de minderjarige] aangeven dat drang enkel averechts werkt bij hem en alles in kleine stapjes moet, op zijn tempo.
4.2.
Door de advocaat van [de minderjarige] is gevraagd om het verzoek af te wijzen of om het verzoek aan te houden, zodat het college kan onderzoeken of er mogelijkheden zijn tot een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp. Hiertoe is door de advocaat aangevoerd dat er weliswaar de nodige zorgen zijn over [de minderjarige] en meerdere pogingen zijn gedaan om de situatie te verbeteren, maar dat een gesloten plaatsing - vanwege de weerstand die [de minderjarige] hiertegen heeft - mogelijk enkel averechts werkt. [de minderjarige] zal dan juist de hulpverlening van zich afhouden, waardoor de gesloten plaatsing niets zal opleveren en het een kwestie is van 'uitzitten'. Dit blijkt ook uit het gegeven dat het de laatste paar weken veel beter met [de minderjarige] gaat, juist omdat hij met rust wordt gelaten. Daarnaast blijkt volgens de advocaat onvoldoende duidelijk uit de stukken over wat nu precies de te zetten stappen zijn en de vraag is daarom of de behandeling in drie maanden tijd voldoende tot stand kan komen.
De advocaat heeft verder ter zitting aangegeven dat aan [de minderjarige] drie weken geleden is verteld dat er een gesloten plaatsing voor hem aangevraagd zou worden. Hierna heeft [de minderjarige] zijn leven geprobeerd te verbeteren, waaruit blijkt dat [de minderjarige] wel zeker gevoelig is voor een stukje drang. Om die reden lijkt een voorwaardelijke machtiging meer op zijn plaats, zodat een duidelijk signaal kan worden afgegeven aan [de minderjarige] dat als hij niet meewerkt aan de afspraken, hij alsnog gesloten wordt geplaatst. De voorwaardelijke machtiging zal [de minderjarige] de ultieme en juiste druk geven om hem te doen meewerken.
Het standpunt van de moeder
4.3.
De moeder heeft ter zitting aangegeven dat [de minderjarige] meerdere keren goede stappen heeft weten te zetten, maar telkens terugvalt in zijn oude patroon. De moeder ziet dat [de minderjarige] graag wil, maar het lukt hem niet om de positieve lijn vast te houden en door te zetten. Er is sprake van een vicieuze cirkel die lastig te doorbreken is. Hoewel de moeder liever niet wil dat [de minderjarige] in (weer) een andere setting met andere hulpverlening terecht komt, meent de moeder dat er vooralsnog een stok achter de deur moet zijn om ervoor te zorgen dat [de minderjarige] niet wegloopt en niet om de hulpverlening heen kan. De moeder gunt [de minderjarige] een betere toekomst en hoopt dat dit met een gesloten plaatsing gerealiseerd kan worden.
Het standpunt van de vader
4.4.
De vader heeft ter zitting aangegeven dat het bij hem overkomt alsof [de minderjarige] wordt weggezet als een gevaarlijke jongen waar mensen bang voor zijn, en dit vindt hij onterecht. De vader is zich weliswaar bewust van de incidenten en conflicten die hebben plaatsgevonden, maar deze zijn nooit gericht geweest op de begeleiding. [de minderjarige] is bovendien met een reden geplaatst op [locatie] en het lijkt alsof - gelet op de escalaties en gedragingen van [de minderjarige] - [locatie] de zorgvraag niet aankan. De vader wenst op te merken dat er ook een heleboel dingen wel goed gaan en dat [de minderjarige] een geweldig karakter heeft, creatief is en ontzettend snel is in het bedenken van en het schakelen naar oplossingen. Het vermogen bij [de minderjarige] om te leren is groot. De vader heeft open contact met [de minderjarige] en meent dat het belangrijk is dat goed wordt gekeken wat in het belang is van [de minderjarige] . De vader heeft aangegeven in een tweestrijd te zitten. Enerzijds gelooft de vader dat therapie en hulpverlening [de minderjarige] kan gaan helpen, maar tegelijkertijd bestaat bij de vader de angst dat dit averechts gaat werken bij [de minderjarige] waardoor de samenwerking stagneert. Tot slot vraagt de vader zich af wat het verlengstuk zal zijn na de gesloten plaatsing van drie maanden.

5.De beoordeling

5.1.
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet kan een machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en het verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
5.2.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling op zitting is het de kinderrechter duidelijk geworden dat aan de wettelijke vereisten voor het verlenen van een machtiging gesloten jeugdhulp is voldaan. Voor de kinderrechter is het voldoende vast komen te staan dat er ernstige zorgen zijn over (de ontwikkeling) van [de minderjarige] . [de minderjarige] verblijft op dit moment op [locatie] , waar hij vaak nachten wegloopt, regelmatig onder invloed van middelen is en hij bevindt zich buiten de behandelgroep in een gevaarlijke omgeving met drugs- en delictgerelateerde contacten. [de minderjarige] moet zich hierdoor binnenkort verantwoorden bij een strafzitting. Wat de kinderrechter daarnaast grote zorgen baart, is het feit dat [de minderjarige] al 1,5 jaar niet meer naar school gaat, waardoor zijn ontwikkeling aanzienlijk stagneert. De kinderrechter deelt dan ook de geschetste zorgen met het college en is van oordeel dat er nu ingegrepen moet worden.
5.3.
Het is de kinderrechter voldoende duidelijk geworden dat binnen het vrijwillig kader, de plaatsing op de behandelgroep op [locatie] en de meermaals ingezette hulpverlening, de ernstige ontwikkelingsproblemen niet heeft kunnen wegnemen en het patroon lijkt niet doorbroken te kunnen worden. Hoewel de kinderrechter ziet dat [de minderjarige] graag wil, lukt het hem telkens niet om de draad langdurig op te pakken en hij glijdt steeds verder af. De kinderrechter vindt het daarom noodzakelijk dat er nu ingegrepen wordt, omdat dit het laatste jaar is waarbinnen [de minderjarige] de hulpverlening aangeboden kan krijgen vanuit Jeugdhulp. [de minderjarige] wordt over een jaar 18 en zodra hij meerderjarig is kan hij niet langer terugvallen op de middelen die vanuit Jeugdhulp aangereikt kunnen worden. [de minderjarige] wordt dan als het ware aan zijn lot overgelaten. Dit vindt de kinderrechter erg onwenselijk, aangezien [de minderjarige] nog een lange weg te gaan heeft en er veel zorgen zijn over zijn toekomstperspectief.
5.4.
Hoewel de kinderrechter het positief vindt dat [de minderjarige] zich de afgelopen drie weken heeft ingezet om de situatie te verbeteren, is dit naar het oordeel van de kinderrechter nog een te prille verandering om op basis hiervan het verzoek af te wijzen. Uit het verleden is immers gebleken dat [de minderjarige] vaker positieve veranderingen heeft laten zien, maar hij weet dit niet langdurig door te zetten. Bovendien is ter zitting gebleken dat [de minderjarige] de dag vóór de zitting nog in aanraking is geweest met de politie na een incident bij de bushalte.
5.5.
De kinderrechter overweegt verder dat bij een voorwaardelijke machtiging, hetgeen de advocaat van [de minderjarige] heeft voorgesteld, [de minderjarige] zich direct moet houden aan meerdere afspraken. [de minderjarige] heeft echter ter zitting aangegeven dat drang averechts werkt en hij dingen in kleine stapjes - op zijn tempo - wil doen. Een voorwaardelijke machtiging is naar het oordeel van de kinderrechter daarom niet haalbaar. Het is de kinderrechter verder voldoende duidelijk geworden dat [locatie] [de minderjarige] niet datgene kan bieden wat hij nodig heeft.
5.6.
De kinderrechter is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat het college voldoende heeft onderbouwd dat het vrijwillig kader geen mogelijkheden meer biedt om de zorgen over [de minderjarige] en de ernstige ontwikkelingsproblemen weg te nemen. Er bestaat een groot risico dat [de minderjarige] zich vanuit een vrijwillige en open setting aan de noodzakelijke hulpverlening zal onttrekken, wat de afgelopen tijd overigens ook is gebleken.
5.7.
Ter zitting is besproken dat [de minderjarige] terecht kan bij [locatie 3] en dat zij - door middel van de gesloten kaders - de randvoorwaarden kunnen bieden om de zorgen over [de minderjarige] zoveel mogelijk weg te nemen die zien op het onttrekken van de hulpverlening/het toezicht, het weglopen, het delictgedrag en het middelengebruik. De kinderrechter spreekt dan ook de hoop uit dat het verblijf bij [locatie 3] , zoals het college ook ter zitting aangeeft, een knip kan maken in het patroon.
5.8.
Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat er is voldaan aan de wettelijke vereisten zoals genoemd in artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet. De kinderrechter zal daarom de machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verlenen voor de (verzochte) duur van drie maanden. De kinderrechter wenst daarbij op te merken dat een plaatsing voor de duur van drie maanden - zoals terecht door de advocaat en de vader ter zitting is opgemerkt - wellicht een korte periode is om de behandeling goed vorm te kunnen geven, maar dat het uitgangspunt bij een gesloten plaatsing is én blijft dat dit zo kort mogelijk dient te zijn. De kinderrechter hoopt dat [de minderjarige] de positieve lijn van de afgelopen drie weken weet door te zetten, zijn ontwikkeling daarmee verder in gang zet en een andere route gaat inslaan.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging om [de minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 16 maart 2023 tot 16 juni 2023.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 16 maart 2023 door mr. J.M. Coleo-Oude Lohuis, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Y. Bos, als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beslissing is vastgesteld op 29 maart 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.