ECLI:NL:RBNNE:2023:4678

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 juni 2023
Publicatiedatum
14 november 2023
Zaaknummer
189444
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen

Op 9 juni 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, een beschikking gegeven in de zaak van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, hierna te noemen de GI, betreffende een minderjarige, geboren in 2006. De kinderrechter heeft de machtiging voor gesloten jeugdhulp verlengd tot 20 december 2023. De GI had verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging voor gesloten jeugdhulp, maar trok het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling in tijdens de zitting. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de zorgen over de problematiek van de minderjarige nog steeds aanwezig zijn, en dat hij zich ook binnen de gesloten setting onttrekt aan gezag en grensoverschrijdend gedrag vertoont. Ondanks dat de minderjarige doelen voor zichzelf heeft opgesteld en meewerkt aan onderzoeken, blijft er een groot risico op herhaling van ongewenst gedrag. De kinderrechter oordeelde dat de gesloten machtiging noodzakelijk is om de ontwikkeling van de minderjarige te waarborgen en om te voorkomen dat hij zich aan de jeugdhulp onttrekt. De kinderrechter heeft de machtiging voor een periode van zes maanden verleend, met de hoop dat tegen die tijd het NIFP-onderzoek is afgerond en de behandeling bij de instelling zijn vruchten afwerpt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Leeuwarden
Zaaknummer: C/17/189444 / JE RK 23-442
Datum uitspraak: 9 juni 2023
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: de GI (Gecertificeerde Instelling),
betreffende
[naam], geboren op [geboortedatum] 2006 te [plaats],
hierna te noemen: [minderjarige].
De rechtbank merkt als belanghebbende aan:
[naam],hierna te noemen: de voogd,
wonende te [plaats].

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 15 mei 2023, ingekomen bij de griffie op 16 mei 2023;
- de instemmende verklaring van 31 mei 2023 van de gekwalificeerde gedragswetenschapper.
1.2.
Op 9 juni 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de zitting met gesloten deuren behandeld. Verschenen en gehoord zijn:
- mr. K. Wielenga (waarnemer van mr. T.W. Delhaye);
- [naam], namens de GI;
- de voogd.
1.3.
[minderjarige] is op de juiste wijze opgeroepen, maar niet ter zitting verschenen.
1.4.
Mevrouw [naam] ([naam]) is bij de zitting aanwezig geweest als toehoorder/tolk.

2.De feiten

2.1.
Bij beschikking van 23 september 2019 is [minderjarige] onder voogdij gesteld van zijn oma,
[naam].
2.2.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 23 maart 2023 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 20 april 2024.
2.3.
De kinderrechter van deze rechtbank heeft bij beschikking van 23 maart 2023 een machtiging verleend [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp tot 20 juni 2023.
2.4.
[minderjarige] verblijft op grond van de voornoemde machtiging bij [instelling] te [plaats].

3.Het verzoek

3.1.
De GI heeft middels haar verzoekschrift verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van een jaar. Tevens heeft de GI verzocht om verlenging van de machtiging om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van een jaar.
3.2.
Ter zitting heeft de GI haar verzoek, inhoudende dat zij het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van een jaar, intrekt (nu de ondertoezichtstelling nog loopt tot 20 april 2024). De GI handhaaft het verzoek om verlenging van de machtiging om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van de ondertoezichtstelling. Voor de onderbouwing van het verzoek verwijst de GI naar het verzoekschrift en de daaraan gehecht bijlagen.
3.3.
Ter zitting heeft de GI het verzoek nader toegelicht en naar voren gebracht dat - nadat de machtiging gesloten jeugdhulp op 23 maart 2023 is uitgesproken - het enige tijd heeft geduurd voordat [minderjarige] gesloten geplaatst kon worden omdat hij bij veel instellingen niet terecht kon, onder andere vanwege zijn gevraagde 1-op-1 begeleiding. In die tijd heeft [minderjarige] bij familie gewoond en hebben er twee strafrechtelijke incidenten plaatsgevonden. [minderjarige] heeft een scooter gestolen en iemand mishandeld. [minderjarige] moet hiervoor nog voor de kinderrechter verschijnen. Inmiddels verblijft [minderjarige] enkele weken bij [instelling] te [plaats] en hij doet het daar best goed. [minderjarige] heeft doelen voor zichzelf opgesteld, onder andere dat hij regie gaat accepteren van volwassenen en niet meer mensen mishandelt. Hoewel [minderjarige] hier actief mee bezig is geweest, heeft hij afgelopen week nog iemand geslagen op de groep en is hij met een schroevendraaier en een kleine handbijl op zak in de klas aangetroffen. [minderjarige] blijft het moeilijk vinden om de gevolgen van zijn daden niet kunnen inschatten. De GI heeft verder aangegeven dat (vanuit het strafrechtelijk kader) NIFP onderzoek wordt ingezet, zodat duidelijker wordt wie [minderjarige] is en waar zijn gedrag vandaan komt, waarop vervolgens de juiste therapieën kunnen worden ingezet. De resultaten van dit NIFP onderzoek kunnen volgens de GI eveneens bijdragen aan het vinden van perspectief voor [minderjarige]. De GI vindt een langere gesloten machtiging noodzakelijk, om dit onderzoek verder te kunnen borgen, de nodige therapieën te kunnen starten en [minderjarige]'s perspectief te onderzoeken.

4.Het standpunt van de belanghebbenden

4.1.
[minderjarige]
Namens [minderjarige] is ter zitting verzocht de machtiging gesloten jeugdhulp te verlenen voor maximaal drie maanden. Dat door een praktisch uitvoeringsprobleem van de gesloten machtiging [minderjarige] twee keer in aanraking is gekomen met justitie, mag niet leiden tot een langere machtiging, aldus de advocaat. Deze strafbare feiten hadden bovendien niet plaatsgevonden als [minderjarige] gelijk met het afgeven van de machtiging gesloten was geplaatst. Daarnaast is namens [minderjarige] ter zitting naar voren gebracht dat de mogelijkheid naar een voorwaardelijke machtiging dient te worden onderzocht. Op dit moment verblijft [minderjarige] op een groep die meer neigt naar beslotenheid dan geslotenheid, hij werkt mee aan het NIFP onderzoek en wil daarbij absoluut niet naar de jeugdgevangenis. [minderjarige] is dus gevoelig voor voorwaarden. Bovendien zijn in het strafrechtelijk kader geen voorwaarden gesteld over of [minderjarige] in een gesloten groep moet zitten, dit kan ook op een open groep zijn.
4.2.
De voogd
De voogd heeft aangegeven dat [minderjarige] op een goede plek zit bij [instelling]. De voogd hoopt dat met de uitkomsten van het onderzoek door het NIFP [minderjarige] geholpen kan worden.

5.De beoordeling

Ten aanzien van de verlenging van de ondertoezichtstelling
5.1.
Aangezien de GI het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] ter zitting heeft ingetrokken, hoeft de kinderrechter hier geen beslissing meer op te nemen.
Ten aanzien van de machtiging gesloten jeugdhulp
5.2.
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet kan een machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp slechts worden verleend indien naar het oordeel van de rechtbank deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en het verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
5.3.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling op zitting is gebleken dat de zorgen over de problematiek van [minderjarige] nog onverminderd aanwezig zijn en dat ook binnen de gesloten setting [minderjarige] zich onttrekt aan het gezag, zelfbepalend is en alle schuld buiten zichzelf neerlegt. Hoewel het positief is dat [minderjarige] goede doelen lijkt te hebben opgesteld voor zichzelf binnen [instelling] en meewerkt aan de benodigde onderzoeken, blijft [minderjarige] grensoverschrijdend gedrag vertonen. Zo heeft hij afgelopen week nog iemand op de groep geslagen en had hij gevaarlijke voorwerpen op zak. [minderjarige] ervaart de (strafrechtelijke) incidenten anders dan hoe ze daadwerkelijk hebben plaatsgevonden wat maakt dat er een groot risico bestaat op herhaling van dit gedrag. Vaststaat dat [minderjarige] niet terug naar huis kan en de familie van [minderjarige] voelt zich onveilig. Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat aan de gronden van artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet is voldaan.
5.4.
Ten aanzien van de duur overweegt de kinderrechter het volgende. Anders dan namens [minderjarige] ter zitting naar voren is gebracht, ziet de kinderrechter geen aanleiding de gesloten machtiging voor de duur van drie maanden te verlenen en de kinderrechter vindt het eveneens te vroeg om dan te kunnen spreken over het inzetten van een voorwaardelijke machtiging. De kinderrechter overweegt hiertoe dat hij van de GI heeft vernomen dat binnen de huidige plaatsing het NIFP onderzoek (waarvan nog niet duidelijk is wanneer dit is afgerond) wordt ingezet, waarna passende behandelingen en therapieën gestart kunnen worden die aansluiten bij de behoeften van [minderjarige] en waarbij zijn perspectief nader bepaald kan worden. De kinderrechter vindt het belangrijk dat eerst de resultaten van het NIFP onderzoek afgewacht worden, voordat men kan spreken over een voorwaardelijke machtiging. Mocht een voorwaardelijke machtiging in de toekomst tot de mogelijkheden behoren, dan kunnen de resultaten van het NIFP onderzoek juist daarin meegenomen worden. Gelet hierop en het feit dat de behandeling binnen [instelling] naar verwachting negen maanden in beslag zal nemen én recentelijk nog binnen de huidige groep incidenten hebben plaatsgevonden, vindt de kinderrechter een termijn van zes maanden passend en sluit hierbij eveneens aan bij het advies van de gedragswetenschapper. Na zes maanden kan opnieuw gekeken worden welke koers gevaren dient te worden.
5.5.
De kinderrechter zal de machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp aldus verlenen de periode van zes maanden. De kinderrechter spreekt de hoop uit dat tegen die tijd het NIFP onderzoek is afgerond, het rapport nader is vormgegeven en de behandeling bij [instelling] zijn vruchten gaat afwerpen. Mocht de GI een nieuw verzoek indienen tot een (voorwaardelijke) machtiging gesloten jeugdhulp of verlening van de ondertoezichtstelling, dan wenst de kinderrechter graag kennis te nemen van het NIFP rapport.
5.6.
De kinderrechter heeft niet de mogelijkheid geboden een familiegroepsplan op te stellen. Gelet op de concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [minderjarige] heeft de rechtbank hiervan afgezien.

6.De beslissing

De kinderrechter:
Ten aanzien van de verlenging van de ondertoezichtstelling
6.1.
verstaat niet meer op het verzoek te hoeven beslissen, nu dit verzoek door de GI ter zitting is ingetrokken;
Ten aanzien van de machtiging gesloten jeugdhulp
6.2.
verlengt een machtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp tot 20 december 2023;
6.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 juni 2023 door mr. G.J. Baken, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Y. Bos als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 20 juni 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.