ECLI:NL:RBNNE:2023:4668

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
6 november 2023
Publicatiedatum
14 november 2023
Zaaknummer
LEE 23/4054
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende niet tijdig beslissen door college van burgemeester en wethouders

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 6 november 2023, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dantumadiel op een verzoek op grond van de Wet open overheid (Woo). Verzoeker stelt dat er ten onrechte geen dwangsom is vastgesteld. Op 12 oktober 2023 heeft verzoeker een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ingediend, dat connex is aan het eerder ingediende beroep. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het college op 9 oktober 2023 al had beslist op het Woo-verzoek van verzoeker. Hierdoor zijn het besluit van 9 oktober en het verzoek om voorlopige voorziening van 12 oktober elkaar gekruist. De voorzieningenrechter concludeert dat verzoeker geen procesbelang meer heeft bij het verzoek om een voorlopige voorziening, aangezien het college inmiddels op het verzoek heeft beslist. De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/4054

uitspraak van de voorzieningenrechter van 6 november 2023 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dantumadiel, het college
(gemachtigde: A. Mollema).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
1.1.
Omdat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Bij brief van 12 oktober 2023, door de rechtbank ontvangen op 13 oktober 2023, heeft verzoeker beroep ingesteld tegen het door het college niet tijdig nemen van een besluit op een verzoek van verzoeker op grond van de Wet open overheid (Woo). In het beroepschrift stelt verzoeker dat ten onrechte geen dwangsom is vastgesteld.
2.2.
Tegelijkertijd heeft verzoeker een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ingediend, connex aan bovengenoemd beroep tegen het niet tijdig beslissen. Verzoeker vraagt de voorzieningenrechter bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat een dwangsom wordt verbonden aan de beslistermijn.
2.1.
De voorzieningenrechter stelt vast dat het college op 9 oktober 2023 heeft beslist op het Woo-verzoek van verzoeker. Zoals verzoeker in zijn schrijven van 15 oktober 2023 heeft aangegeven hebben het besluit van 9 oktober 2023 en het door verzoeker ingediende beroep niet tijdig en het verzoek om voorlopige voorziening van 12 oktober 2023 elkaar gekruist. Nu het college op 9 oktober 2023 heeft beslist op het Woo-verzoek van verzoeker heeft verzoeker, naar het oordeel van de voorzieningenrechter, geen procesbelang meer bij zijn verzoek om een voorlopige voorziening.

Conclusie en gevolgen

3. Het verzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.I. Havinga, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 november 2023.
griffier
voorzieningenrechter
(de voorzieningenrechter is verhinderd deze uitspraak mede te ondertekenen)
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.