ECLI:NL:RBNNE:2023:4653

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 mei 2023
Publicatiedatum
13 november 2023
Zaaknummer
189210
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp en uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 22 mei 2023 uitspraak gedaan over een machtiging tot uithuisplaatsing en een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) en het Regiecentrum Bescherming en Veiligheid (GI) hebben beide verzoeken ingediend. De kinderrechter heeft eerder op 6 februari 2023 al een ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing verleend, maar de situatie van [minderjarige] is sindsdien niet verbeterd. De moeder van [minderjarige] is belast met het ouderlijk gezag, maar heeft niet adequaat gereageerd op de zorgen van de GI en de RvdK. Tijdens de mondelinge behandeling op 22 mei 2023 heeft de RvdK haar verzoek tot uithuisplaatsing ingetrokken, maar de GI heeft verzocht om een machtiging voor gesloten jeugdhulp. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen zijn die de ontwikkeling van [minderjarige] ernstig belemmeren. De kinderrechter heeft geoordeeld dat een gesloten plaatsing noodzakelijk is om de veiligheid van [minderjarige] en zijn omgeving te waarborgen en om diagnostisch onderzoek te laten plaatsvinden. De kinderrechter heeft de machtiging gesloten jeugdhulp verleend voor de duur van zes maanden, tot 22 november 2023, en het verzoek van de RvdK tot uithuisplaatsing is niet meer inhoudelijk behandeld omdat dit verzoek was ingetrokken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Leeuwarden
Zaaknummers: C/17/187751/ JE RK 23-53 en C/17/189210 / JE RK 23-392
Datum uitspraak: 22 mei 2023
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing en een machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaken van
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de RvdK, gevestigd te Leeuwarden,
verzoeker in het aangehouden deel van het verzoek om een machtiging tot uithuisplaatsing bekend onder zaaknummer C/17/187751/ JE RK 23-53
en
het Regiecentrum Bescherming en Veiligheid,
hierna te noemen: de GI (Gecertificeerde Instelling), gevestigd te Leeuwarden,
verzoeker in het verzoek om een machtiging gesloten jeugdhulp bekend onder zaaknummer C/17/189210 / JE RK 23-392
betreffende
[naam], geboren op [geboortedag] 2007 te [geboorteplaats]
hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat: mr. H.W. de Jong, te Leeuwarden.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende betreffende het verzoek van de RvdK aan:
het Regiecentrum Bescherming en Veiligheid,
gevestigd te Leeuwarden.

1.Het procesverloop

Ten aanzien van het verzoek van de RvdK
1.1.
Bij beschikking van 6 februari 2023, waarvan de inhoud hier als herhaald en ingelast moet worden beschouwd, heeft de kinderrechter [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI tot 6 februari 2024. De kinderrechter heeft bij deze beschikking ook een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verleend tot 6 augustus 2023 en de beslissing op het verzoek voor het overige aangehouden.
1.2.
Nadien heeft de kinderrechter kennisgenomen van een brief met bijlagen van de moeder, ingekomen bij de griffie op 17 april 2023.
Ten aanzien van het verzoek van de GI
1.3.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 3 mei 2023, ingekomen bij de griffie op diezelfde dag;
- de door de GI nagezonden instemmende verklaring van 11 mei 2023 van de gekwalificeerde gedragswetenschapper, ingekomen bij de griffie op diezelfde dag.
Ten aanzien van beide verzoeken
1.4.
Gelet op de verwevenheid van de verzoeken heeft de kinderrechter aanleiding gezien om beide zaken gezamenlijk op 22 mei 2023 tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren te behandelen. Daarbij zijn verschenen:
- de minderjarige [minderjarige] , bijgestaan door mr. H.W. de Jong;
- mevrouw [naam] , namens de RvdK;
- mevrouw [naam] , namens de GI.
1.5.
De moeder is op de juiste wijze opgeroepen, maar niet verschenen.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft in de Justitiële Jeugdinrichting Lelystad.

3.Het verzoek en standpunt van de RvdK

3.1.
Aan de orde is nog het resterende deel van het verzoek van de RvdK tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg voor de resterende duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 6 februari 2024.
3.2.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de RvdK het verzoek voor het restende deel ingetrokken op basis van de recente ontwikkelingen en het door de GI ingediende verzoek. De RvdK kan zich vinden in het verzoek van de GI. De RvdK vindt een gesloten plaatsing noodzakelijk om diagnostiek te laten plaatsvinden. Deze diagnostiek helpt om zicht te krijgen op welke vervolgplek passend is voor [minderjarige] .

4.Het verzoek en standpunt van de GI

4.1.
De GI verzoekt een machtiging om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 6 februari 2024. De GI verwijst voor een onderbouwing van het verzoek naar het verzoekschrift en de daaraan gehechte bijlagen.
4.2.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de GI het volgende aangevoerd. In de afgelopen periode zijn verschillende interventies ingezet om te proberen ervoor te zorgen dat [minderjarige] bij zijn moeder kon blijven wonen, maar dit heeft niet het gewenste effect gehad. De moeder is van mening dat er geen zorgen zijn en is moeilijk bereikbaar voor de GI. Hierdoor lukt het niet om aan de doelen te werken. Tegelijkertijd nemen de zorgen over het gedrag van [minderjarige] toe. Hierbij hebben er incidenten plaatsgevonden waardoor de politie betrokken is geraakt. Waaronder het geweldsdelict (roofoverval met geweldpleging) waarvoor [minderjarige] in voorlopige hechtenis is geplaatst. [minderjarige] wil zelf graag teruggeplaatst worden bij [instelling] . Op dit ogenblik wordt echter door zowel Jeugdhulp Friesland als de GI een plaatsing van [minderjarige] op een open groep te risicovol bevonden. Jeugdhulp Friesland adviseert om [minderjarige] daarom binnen de gesloten jeugdhulp te plaatsen. Het doel is om vanuit de rust binnen het gesloten kader een gedegen plan te maken gericht op de toekomst. Hierbij is het belangrijk dat er diagnostisch onderzoek wordt verricht zodat duidelijk wordt waar [minderjarige] gedrag vandaan komt en wat hij nodig heeft om zijn gedrag te kenteren. Dit onderzoek neemt tijd in beslag. Daarnaast kan de veiligheid van [minderjarige] en zijn omgeving in een open setting op dit ogenblik onvoldoende gewaarborgd worden. De GI vindt daarom net als Jeugdhulp Friesland een gesloten plaatsing noodzakelijk.

5.Het standpunt van [minderjarige]

5.1.
vindt een machtiging voor de duur van ongeveer negen maanden veel te lang. Hij wil het liefst vanuit de detentie begeleid gaan wonen. Hij is gemotiveerd om wat van zijn toekomst te gaan maken. Hij kijkt daarvoor naar een begeleid wonen traject, werk en school. [minderjarige] heeft veel meegemaakt in zijn leven. Het uitvoeren van diagnostiek lijkt hem een goed plan zodat gekeken kan worden welke vervolg plek bij hem past. Volgens [minderjarige] kan deze diagnostiek ook in een open setting plaatsvinden omdat hij gemotiveerd is om hieraan mee te werken. Indien de kinderrechter toch aanleiding ziet om hem gesloten te plaatsen, verzoekt hij om de duur van de machtiging gesloten jeugdhulp te bekorten tot drie à vier maanden. Deze termijn geeft volgende ruimte om toe te werken naar een open setting.

6.De beoordeling

Ten aanzien van de gesloten jeugdhulp
6.1.
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet kan een machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en het verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
6.2.
De kinderrechter is van oordeel dat aan de criteria van artikel 6.1.2. Jeugdwet is voldaan. Voorafgaand aan zijn detentie is geprobeerd om aan [minderjarige] binnen een open setting te bieden wat hij nodig heeft. Een verblijf op een open groep is echter niet haalbaar gebleken. Sinds de uithuisplaatsing van [minderjarige] is er weinig veranderd in zijn gedrag en zijn de zorgen over zijn ontwikkeling juist toegenomen. Er zijn nog steeds zorgen over zijn schoolverzuim, gedragsproblemen en het vermoeden dat hij onder druk staat van een bepaalde groep en/of dealt. Daar komt bovenop dat [minderjarige] in als jeugdige langdurig in voorlopige hechtenis is geplaatst vanwege een geweldsdelict dat hij heeft gepleegd. Jeugdhulp Friesland vindt een plaatsing op een open groep op dit ogenblik te risicovol. Volgens Jeugdhulp Friesland kan de veiligheid van [minderjarige] en zijn omgeving in een open setting onvoldoende gewaarborgd worden, vanwege de agressieproblematiek van [minderjarige] en het recente steekincident. Een verblijf op een open groep is dan ook niet langer mogelijk. De kinderrechter acht een thuisplaatsing van [minderjarige] op dit moment ook niet aan de orde. Doordat de moeder de ernst van de problematiek niet ziet en de deur voor de hulpverlening dichthoudt, is er een reëel risico dat [minderjarige] steeds verder afglijdt als hij thuis gaat wonen. Het is van belang dat [minderjarige] binnen de geslotenheid tot rust komt en een behandeling krijgt. De kinderrechter onderschrijft daarnaast het belang van het laten plaatsvinden van diagnostiek zodat zicht komt op wat er aan de hand is met [minderjarige] , hoe hij daarbij geholpen kan worden en welke vervolgplek passend is voor hem. Gelet op het bovengenoemde acht de kinderrechter een machtiging gesloten jeugdhulp noodzakelijk.
6.3.
[minderjarige] heeft gevraagd om de machtiging gesloten jeugdhulp te verlenen voor de duur van drie à vier maanden, omdat hij niet te lang gesloten geplaatst wil worden en graag perspectief wil. De kinderrechter vindt het net als [minderjarige] belangrijk dat hij op een zo kort mogelijk termijn duidelijkheid krijgt over zijn perspectief. Toch verleent de kinderrechter de machtiging gesloten jeugdhulp voor de duur van zes maanden. De kinderrechter vindt het belangrijk dat binnen het gesloten kader op een zorgvuldige wijze diagnostiek plaatsvindt. De ervaring leert dat vier maanden hiervoor te kort is. Daarom acht hij een termijn van zes maanden passend. De kinderrechter vertrouwt erop dat [minderjarige] op een open groep geplaatst zal worden zodra hij daaraan toe is. De kinderrechter wijst het meer of anders verzochte af.
6.4.
De kinderrechter heeft niet de mogelijkheid geboden een familiegroepsplan op te stellen. Gelet op de concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [minderjarige] heeft de kinderrechter hier vanaf gezien.
Ten aanzien van de uithuisplaatsing
6.5.
Nu de RvdK het verzoek voor het resterende deel heeft ingetrokken, hoeft de kinderrechter hierop niet meer inhoudelijk te beslissen.

7.De beslissing

De kinderrechter:
Ten aanzien van het verzoek met zaaknummer: C/17/187751/ JE RK 23-53
7.1.
verstaat dat hij niet meer hoeft te beslissen op het aangehouden deel van het verzoek van de RvdK, omdat dit verzoek is ingetrokken.
Ten aanzien van het verzoek met zaaknummer: C/17/189210 / JE RK 23-392
7.2.
verleent een machtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 22 mei 2023 tot uiterlijk 22 november 2023;
7.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 22 mei 2023 door mr. G.J. Baken, kinderrechter, in aanwezigheid van E. Massink als griffier, en op schrift gesteld op 2 juni 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.