In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland op 5 juni 2023, betreft het een verzoek om een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, geboren in 2006. De kinderrechter had eerder op 22 mei 2023 een spoedmachtiging verleend voor de duur van vier weken, maar de beslissing op de overige verzoeken werd aangehouden tot de zitting op 5 juni. Tijdens deze zitting werd de minderjarige vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. M.R. Rauwerda, terwijl de voogd, Regiecentrum Bescherming en Veiligheid, ook aanwezig was.
De voogd trok echter beide verzoeken in, omdat de minderjarige was weggelopen en het onduidelijk was waar zij verbleef. Hierdoor kon er geen gesprek plaatsvinden met een gedragswetenschapper en was er geen verklaring van deze professional beschikbaar voor de kinderrechter. De voogd uitte grote zorgen over de situatie van de minderjarige en hoopte op een snelle terugkeer.
De kinderrechter oordeelde dat de spoedmachtiging op juiste gronden was verleend, gezien de zorgwekkende omstandigheden. Aangezien de voogd de verzoeken had ingetrokken, was er geen noodzaak meer voor de kinderrechter om een beslissing te nemen over de resterende duur van de spoedmachtiging of het reguliere verzoek. De kinderrechter verklaarde dat de spoedmachtiging met ingang van de zitting kwam te vervallen. De beschikking werd openbaar uitgesproken door mr. J.M. Coleo-Oude Lohuis, met O.C.F. de Haan als griffier.