In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 8 mei 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondertoezichtstelling en machtiging gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, geboren op 20 mei 2006. De verzoekers zijn de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) en het Regiecentrum Bescherming en Veiligheid (GI). De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige, hierna te noemen [minderjarige], ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd door fysieke en psychische mishandelingen in de thuissituatie. De ouders van [minderjarige] oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit, maar er zijn grote zorgen over de veiligheid en de identiteitsontwikkeling van [minderjarige]. De ouders zijn van mening dat [minderjarige] weer thuis kan wonen, terwijl de RvdK en de GI van mening zijn dat een gedwongen kader noodzakelijk is.
De kinderrechter heeft de verzoeken gezamenlijk behandeld en op basis van de ingediende stukken en de mondelinge behandeling geconcludeerd dat de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van één jaar noodzakelijk is. Tevens is er een machtiging gesloten jeugdhulp verleend voor de duur van drie maanden, omdat de veiligheid van [minderjarige] in gevaar is en zij momenteel niet terug naar huis wil. De kinderrechter heeft de ouders en de minderjarige gehoord, waarbij de minderjarige zich refereerde aan het oordeel van de kinderrechter. De ouders hebben verweer gevoerd tegen de gesloten jeugdhulp, maar de kinderrechter heeft de zorgen van de RvdK en de GI serieus genomen en de verzoeken toegewezen.
De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de ouders geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep. De beslissing is genomen in het belang van de minderjarige, waarbij de veiligheid en ontwikkeling voorop staan.