ECLI:NL:RBNNE:2023:4635

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 oktober 2023
Publicatiedatum
13 november 2023
Zaaknummer
191466
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 17 oktober 2023 een beschikking gegeven over de machtiging voor gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, geboren in 2008. De zaak is aangespannen door de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, die als gecertificeerde instelling (GI) optreedt. De kinderrechter heeft de vader van de minderjarige als belanghebbende aangemerkt. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 29 september 2023 bij de rechtbank is ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling, die op 17 oktober 2023 plaatsvond, waren de minderjarige, zijn advocaat, de vader en vertegenwoordigers van de GI aanwezig. De minderjarige verblijft momenteel bij een instelling en is onder toezicht gesteld tot 2 februari 2024. De GI verzocht om een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor de duur van drie maanden, omdat de minderjarige instabiel is en er zorgen zijn over zijn gedrag, waaronder suïcidale uitingen en middelengebruik. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de situatie van de minderjarige zorgwekkend is en dat een gesloten accommodatie noodzakelijk is voor zijn ontwikkeling. De kinderrechter verleent de machtiging voor gesloten jeugdhulp met ingang van 17 oktober 2023 tot 17 januari 2024, met de hoop dat de minderjarige meer perspectief zal zien in een nieuwe woonlocatie.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Leeuwarden
Zaaknummer: C/17/191466 / JE RK 23-873
Datum uitspraak: 17 oktober 2023
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
De William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: de GI (Gecertificeerde Instelling),
over
[minderjarige], geboren op [datum] 2008 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] ,
advocaat mr. M. Rosema te Leeuwarden.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam],
hierna te noemen de vader,
wonende in [plaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 29 september 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 17 oktober 2023. Daarbij waren aanwezig:
- [minderjarige] met zijn advocaat;
- de vader;
- namens de GI, jeugdzorgwerkers [naam] .
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover voorafgaand aan de mondelinge behandeling een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld.

2.De feiten

2.1.
De vader is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft bij [instelling] .
2.3.
Bij beschikking van 2 februari 2023 is [minderjarige] onder toezicht gesteld tot 2 februari 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de machtiging voor gesloten jeugdhulp ten aanzien van [minderjarige] te verlenen voor de duur van drie maanden. De GI heeft het verzoek onderbouwd in het verzoekschrift met de daaraan gehechte bijlagen. Daarin heeft de GI - kort samengevat - aangegeven dat de gesloten machtiging moet worden verleend omdat [minderjarige] op dit moment erg instabiel is en het niet direct mogelijk is om een geschikte woonplek te vinden. Door het gedrag van [minderjarige] komt de veiligheid van hemzelf, zijn groepsgenoten en de jeugdzorgwerkers in gevaar. [minderjarige] doet sinds kort weer vaker suïcidale uitingen, hij grijpt weer vaker naar drugs en/of alcohol en hij laat agressief gedrag zien. De GI denkt dat dit komt doordat de rouwverwerking van zijn moeder is gestart, hij zich afgewezen voelt door zijn vader en omdat hij geen perspectief ziet op dit moment.
3.2.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de GI het verzoek nader toegelicht, waarbij de GI heeft aangegeven dat zij zich zorgen maken om [minderjarige] , vanwege onder andere zijn alcohol en drugsgebruik. In de twee weken voorafgaand aan de mondelinge behandeling is er sprake geweest van meerdere zorgwekkende incidenten. De GI is op dit moment aan het kijken of [minderjarige] op een open woonlocatie van [instelling] kan verblijven, maar dan moet de veiligheid voor de begeleiding en groepsgenoten daar wel kunnen worden gewaarborgd. [instelling] heeft dan ook voorwaarden gesteld aan het verblijf en wil een proefperiode van zes weken. De nieuwe woonlocatie zal er wellicht voor zorgen dat [minderjarige] weer meer perspectief ziet. In ieder geval is het noodzakelijk dat de traumatherapie van [minderjarige] door blijft gaan.

4.De standpunten

4.1.
[minderjarige] realiseert zich dat het momenteel slechter met hem gaat dan tijdens het verblijf op de [instelling] , maar hij is van mening dat dit komt door de begeleiding op de huidige woonlocatie. [minderjarige] begrijpt dat er zorgen zijn over het weglopen en het alcohol en drugsgebruik. Hij maakt de keuzes om weg te lopen en middelen te gebruiken door de slechte klik met de begeleiding en door het gevoel dat hij gesloten zit. [minderjarige] heeft het gevoel niks goed te kunnen doen. [minderjarige] wil het liefst op een open groep verblijven. Dat de machtiging is verzocht voor drie maanden en er een plek wordt gezocht bij [instelling] vindt hij prettig, omdat dit hem meer perspectief geeft.
4.2.
De vader staat achter het verzoek om de machtiging voor gesloten jeugdhulp. De vader vindt het gedrag van [minderjarige] zorgwekkend. De vader voelt zich machteloos en ziet momenteel geen ruimte voor het aangaan van systeemtherapie. De vader kan zich ook vinden in het voorstel van de GI om [minderjarige] over te plaatsen naar de open woonlocatie van [instelling] .

5.De beoordeling

5.1.
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet kan een machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en het verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken. De kinderrechter overweegt hiertoe als volgt.
5.2.
De kinderrechter is op grond van de overgelegde stukken en wat tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht van oordeel dat het verblijf van [minderjarige] in de gesloten accommodatie langer noodzakelijk is voor zijn ontwikkeling naar volwassenheid.
Het is de kinderrechter namelijk gebleken dat het gedrag van [minderjarige] in de afgelopen periode zeer zorgelijk was, terwijl dit een halfjaar geleden heel anders was. Destijds had [minderjarige] veel vrijheden, zette hij zich positief in en waren er minder zorgwekkende incidenten. Sinds [minderjarige] bij [instelling] verblijft bestaan er meer zorgen over zijn gedrag, suïcidaliteit, middelengebruik en het weglopen. Zo drinkt [minderjarige] regelmatig alcohol, heeft hij onlangs harddrugs gebruikt en is hij vaak agressief. Daarnaast doet [minderjarige] regelmatig suïcidale uitspraken. De kinderrechter acht de problematiek zeer zorgelijk. Ondanks dat de zorgen zijn toegenomen, is het de kinderrechter tijdens de mondelinge behandeling gebleken dat de zorgen wellicht beter kunnen worden weggenomen in een andere woonlocatie dan bij [instelling] . Ondanks de grote inzet van de jeugdzorgwerker om een andere woonplek voor [minderjarige] te vinden is dit tot op heden niet gelukt. Inmiddels is er wel een mogelijke plek voor [minderjarige] beschikbaar bij [instelling] . De kinderrechter gunt het [minderjarige] dat hij overgeplaatst kan worden naar [instelling] . Deze plaatsing is echter niet zeker en bovendien heeft [instelling] de voorwaarde gesteld dat er een proefperiode zal gelden van zes weken. Dit maakt dat vooralsnog een voortzetting van het verblijf in de huidige locatie noodzakelijk is zodat ook de behandeling van [minderjarige] doorgang kan blijven vinden. De kinderrechter spreekt daarbij wel de hoop uit dat [minderjarige] nu meer perspectief ziet en dat het hem daardoor lukt om de juiste keuzes te maken.
5.3.
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter de machtiging om [minderjarige] in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven verlenen voor de duur van drie maanden.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 17 oktober 2023 tot 17 januari 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 17 oktober 2023 door mr. J.M. Coleo-Oude Lohuis, kinderrechter, in aanwezigheid van J.S. Andringa als griffier, en op schrift gesteld op 31 oktober 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.