ECLI:NL:RBNNE:2023:4622

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 september 2023
Publicatiedatum
10 november 2023
Zaaknummer
10090707 \ CV EXPL 22-5454
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van een energieovereenkomst met verweer op verjaring en rechtsverwerking

In deze civiele zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 26 september 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Eneco Services B.V. en een gedaagde partij, die tevens eiser in vrijwaring is. Eneco vorderde nakoming van een energieovereenkomst die op 13 februari 2013 was gesloten. De gedaagde betwistte de hoogte van de naheffing en voerde verweren aan, waaronder verjaring en rechtsverwerking. De kantonrechter oordeelde dat de vordering van Eneco niet was verjaard, omdat de verjaringstermijn van vijf jaar pas begon te lopen op het moment dat Eneco op de hoogte was van het werkelijke verbruik, dat was op 25 januari 2021. De gedaagde had nagelaten meterstanden door te geven, wat leidde tot geschatte nota's. De kantonrechter wees de vordering van Eneco toe tot een bedrag van € 25.000,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. In de vrijwaringszaak werd de gedaagde eveneens veroordeeld tot betaling aan de eiser in vrijwaring, omdat deze niet was verschenen en de vordering niet onrechtmatig of ongegrond was bevonden. De proceskosten werden eveneens toegewezen aan de zijde van Eneco.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Groningen
Vonnis in de hoofdzaak en vrijwaring van 26 september 2023
in de zaak hoofdzaak met zaaknummer: 10090707 \ CV EXPL 22-5454
ENECO SERVICES B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eisende partij,
hierna te noemen: Eneco,
gemachtigde: Flanderijn,
tegen
[gedaagde in de hoofdzaak tevens eiser in vrijwaring] v.h.o.d.n. VIVA!,
wonende te [woonplaats], gemeente [gemeente 1],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde in de hoofdzaak tevens eiser in vrijwaring],
gemachtigde: mr. E.H. Jansen.
en in de vrijwaringszaak met zaaknummer 10386700 \ CV EXPL 23-1653
[gedaagde in de hoofdzaak tevens eiser in vrijwaring],
wonende te [woonplaats], gemeente [gemeente 1],
eisende partij,
hierna te noemen: [gedaagde in de hoofdzaak tevens eiser in vrijwaring],
gemachtigde: mr. E.H. Jansen.
tegen
[gedaagde in de vrijwaring],
wonende in de gemeente [gemeente 2],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde in de vrijwaring]
niet verschenen.

1.De procedure in de hoofdzaak en in de vrijwaringszaak

1.1.
Het verdere verloop van de procedure in de hoofdzaak blijkt uit:
- het incidenteel vonnis van 17 januari 2023;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Het verloop van de procedure in de vrijwaringszaak blijkt uit:
- de dagvaarding van 6 maart 2023;
- tegen de niet verschenen gedaagde is verstek verleend.
1.3.
Ten slotte is gelijktijdig vonnis bepaald in de hoofdzaak en in de vrijwaringszaak.

2.De feiten (in de hoofdzaak en in de vrijwaringszaak)

2.1.
[gedaagde in de hoofdzaak tevens eiser in vrijwaring] heeft namens haar onderneming Viva! op 13 februari 2013 met Eneco een leveringsovereenkomst gesloten voor MKB Voordeel Vast Ecostroom en gas. Op grond van deze overeenkomst werd energie geleverd aan de woning gelegen aan de [de woning] (hierna: de woning). Op dit adres heeft [gedaagde in de hoofdzaak tevens eiser in vrijwaring] tot 1 januari 2017 samengewoond met [gedaagde in de vrijwaring].
2.2.
Na het sluiten van de overeenkomst heeft Eneco jaarlijks aan [gedaagde in de hoofdzaak tevens eiser in vrijwaring] gevraagd om de meterstanden door te geven, hetgeen zij heeft nagelaten. Eneco heeft het jaarlijkse elektriciteitsverbruik vervolgens geschat en aan de hand van deze schattingen jaarlijks nota’s gestuurd aan [gedaagde in de hoofdzaak tevens eiser in vrijwaring].
2.3.
In januari 2017 is [gedaagde in de hoofdzaak tevens eiser in vrijwaring] verhuisd en heeft [gedaagde in de vrijwaring] de woning alleen bewoond. De energieovereenkomst is op naam van [gedaagde in de hoofdzaak tevens eiser in vrijwaring] blijven staan.
2.4.
Op 18 september 2018 is [gedaagde in de vrijwaring] als verdachte aangehouden voor het telen van wiet in de woning. [gedaagde in de vrijwaring] is hiervoor veroordeeld door de strafrechter. Op 18 september 2018 heeft een medewerker van Enexis, de netbeheerder, foto’s van gemaakt van de meterstanden. Deze meterstanden gaven een hoger verbruik aan dan was geschat door Eneco. Op 25 januari 2021 heeft Enexis Eneco per e-mail op de hoogte gesteld van de meterstanden. In deze e-mail staat, onder andere: “
Op 19 september 2018 heeft onze inspecteur de volgende standen opgenomen(…)
. De meter was in orde, de contractant heeft dit hoge verbruik daadwerkelijk afgenomen.” Vervolgens heeft Eneco het geconstateerde elektriciteitsverbruik gelijk verdeeld over de jaren 2013 t/m 2020 en daarvoor op 3 februari 2021 gecorrigeerde nota’s naar [gedaagde in de hoofdzaak tevens eiser in vrijwaring] gestuurd. Vervolgens is [gedaagde in de hoofdzaak tevens eiser in vrijwaring] meerdere malen aangemaand om te betalen.

3.Het geschil in de hoofdzaak

3.1.
Eneco vordert - samengevat – nakoming van de overeenkomst die zij met [gedaagde in de hoofdzaak tevens eiser in vrijwaring] heeft gesloten. Eneco stelt daarbij dat haar vordering € 34.086,82 bedraagt, maar Eneco heeft haar vordering beperkt tot een bedrag van € 25.000,-, vermeerderd met rente en kosten. Aan haar vordering legt Eneco, zakelijk weergegeven, ten grondslag dat [gedaagde in de hoofdzaak tevens eiser in vrijwaring] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst, omdat zij minder elektriciteit heeft betaald dan zij heeft afgenomen.
3.2.
[gedaagde in de hoofdzaak tevens eiser in vrijwaring] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Eneco, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van Eneco, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Eneco in de kosten van deze procedure. [gedaagde in de hoofdzaak tevens eiser in vrijwaring] betwist dat er sprake was van substantieel meer energieverbruik dan waar al voor betaald is. Ter onderbouwing stelt [gedaagde in de hoofdzaak tevens eiser in vrijwaring] dat zij tot eind 2016 in de woning heeft gewoond en dat er toen geen sprake was van een wietkwekerij. Bovendien was de wietplantage van [gedaagde in de vrijwaring] volgens [gedaagde in de hoofdzaak tevens eiser in vrijwaring] te klein om het substantieel hogere energieverbruik te veroorzaken. Daarnaast stelt [gedaagde in de hoofdzaak tevens eiser in vrijwaring] dat de vordering van Eneco is verjaard omdat Eneco heeft stilgezeten sinds de meterstanden op 18 september 2018 zijn opgenomen door Enexis. Ook wijst [gedaagde in de hoofdzaak tevens eiser in vrijwaring] op het feit dat Eneco op 6 december 2020 een eindafrekening heeft verstrekt en pas enkele maanden daarna de gecorrigeerde nota’s heeft gestuurd. Eneco heeft daarmee haar rechten verwerkt, aldus [gedaagde in de hoofdzaak tevens eiser in vrijwaring].
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.Het geschil in de vrijwaringszaak

4.1.
[gedaagde in de hoofdzaak tevens eiser in vrijwaring] vordert, samengevat, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad om [gedaagde in de vrijwaring] te veroordelen om aan [gedaagde in de hoofdzaak tevens eiser in vrijwaring] te voldoen waartoe [gedaagde in de hoofdzaak tevens eiser in vrijwaring] in de hoofdzaak zal worden veroordeeld, kosten rechtens.
4.2.
Tegen [gedaagde in de vrijwaring] is verstek verleend.

5.De beoordeling in de hoofdzaak

5.1.
Voordat inhoudelijk wordt ingegaan op de zaak, acht de kantonrechter het van belang om een algemene opmerking te maken. Op verschillende punten in haar processtukken heeft [gedaagde in de hoofdzaak tevens eiser in vrijwaring] opgemerkt dat [gedaagde in de vrijwaring] actie had moeten ondernemen, bijvoorbeeld door de meterstanden door te geven aan Eneco. Voor zover zij daarmee bedoeld dat Eneco haar ten onrechte heeft aangesproken in deze procedure, overweegt de kantonrechter het volgende. Daarmee gaat [gedaagde in de hoofdzaak tevens eiser in vrijwaring] eraan voorbij dat de overeenkomst met Eneco op haar naam stond. Dat [gedaagde in de hoofdzaak tevens eiser in vrijwaring] met [gedaagde in de vrijwaring] afspraken heeft gemaakt, betekent niet dat [gedaagde in de vrijwaring] haar de verplichtingen jegens Eneco niet meer hoefde na te komen. Als [gedaagde in de hoofdzaak tevens eiser in vrijwaring] dat anders had willen zien, had zij ervoor moeten zorgen dat [gedaagde in de vrijwaring] de overeenkomst met Eneco had overgenomen.
5.2.
Het meest verstrekkende verweer van [gedaagde in de hoofdzaak tevens eiser in vrijwaring] is dat de vordering van Eneco is verjaard. De kantonrechter zal daarom eerst overgaan tot bespreking van dit verweer. Daarna zal de kantonrechter ingaan op het beroep op rechtsverwerking.
Verjaring
5.3.
[gedaagde in de hoofdzaak tevens eiser in vrijwaring] doet een beroep op verjaring. Zij stelt dat de verjaringstermijn twee jaar bedraagt en dat deze termijn is aangevangen op 19 september 2018. De kantonrechter overweegt als volgt. In haar dagvaarding heeft Eneco onbetwist gesteld dat [gedaagde in de hoofdzaak tevens eiser in vrijwaring] bij het sluiten van de overeenkomst handelde in de uitoefening van haar eenmanszaak Viva!. De overeenkomst tussen [gedaagde in de hoofdzaak tevens eiser in vrijwaring] en Eneco is, zo leidt de kantonrechter af uit de tekst, bedoeld voor het MKB. Er is daarom geen sprake van een consumentenkoop en dat betekent – anders dan [gedaagde in de hoofdzaak tevens eiser in vrijwaring] lijkt te stellen – dat de verjaringstermijn van twee jaar die is neergelegd in artikel 7:28 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) niet van toepassing is. In dit geval is artikel 3:311 lid 1 BW van toepassing. Op grond van art. 3:311 lid 1 BW bedraagt de verjaringstermijn vijf jaren. Deze termijn ving pas aan toen Eneco met het gedeeltelijk niet-nakomen door [gedaagde in de hoofdzaak tevens eiser in vrijwaring] bekend werd, dat is het moment dat Enexis Eneco in kennis stelde van de meterstand. Voor de volledigheid merkt de kantonrechter op dat zich hier niet de situatie voordoet dat [gedaagde in de hoofdzaak tevens eiser in vrijwaring] haar verplichting om de koopprijs van de verbruikte elektriciteit te betalen, in het geheel niet is nagekomen. Zij is deze verplichting gedeeltelijk nagekomen, want zij heeft een gedeelte van de koopprijs betaald. Art. 3:307 BW is daarom niet van toepassing, dat artikel is alleen van toepassing op vorderingen tot nakoming van contractuele verbintenissen die in het geheel niet zijn nagekomen.
5.4.
Op 18 september 2018 heeft een monteur van Enexis de meterstand afgelezen in de woning van [gedaagde in de hoofdzaak tevens eiser in vrijwaring]. [gedaagde in de hoofdzaak tevens eiser in vrijwaring] stelt dat de wetenschap van netbeheerder Enexis aan Eneco kan worden toegerekend en dat Eneco daarom op 18 september 2018 op de hoogte was van het werkelijke verbruik van [gedaagde in de hoofdzaak tevens eiser in vrijwaring]. Eneco stelt dat zij pas op 25 januari 2021, na een e-mail van Eneco, op de hoogte is geraakt van het werkelijke energieverbruik van [gedaagde in de hoofdzaak tevens eiser in vrijwaring]. De kantonrechter overweegt als volgt. Enexis en Eneco zijn twee afzonderlijke bedrijven die los van elkaar opereren. Zonder nadere onderbouwing valt daarom niet in te zien waarom kennis van de een aan de ander toegerekend zou kunnen worden. Andere omstandigheden waaruit zou volgen dat Eneco op de hoogte was van de meterstanden zijn gesteld noch gebleken. Dat betekent dat Eneco pas op 25 januari 2021 bekend is geraakt met het werkelijke verbruik van [gedaagde in de hoofdzaak tevens eiser in vrijwaring] en dat op die datum de vordering van Enexis opeisbaar werd en de verjaringstermijn is aangevangen. Sindsdien zijn nog geen vijf jaren verstreken. De conclusie van het bovenstaande is dan ook dat de vordering van Eneco niet is verjaard.
Rechtsverwerking
5.5.
Naast verjaring beroept [gedaagde in de hoofdzaak tevens eiser in vrijwaring] zich op rechtsverwerking. Om rechtsverwerking te kunnen aannemen is nodig dat de rechthebbende zich heeft gedragen op een wijze die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onverenigbaar is met het vervolgens geldend maken van zijn recht of bevoegdheid. Naar vaste rechtspraak van de Hoge Raad is enkel tijdsverloop daarvoor onvoldoende. Er moet sprake zijn van bijzondere omstandigheden op grond waarvan bij de wederpartij gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat de rechthebbende zijn aanspraak niet meer geldend zal maken, of waardoor de positie van de wederpartij onredelijk verzwaard of benadeeld zou worden indien het recht of de bevoegdheid alsnog geldend wordt gemaakt (vgl. HR 11 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2574).
5.6.
De kantonrechter is van oordeel dat, anders dan [gedaagde in de hoofdzaak tevens eiser in vrijwaring] stelt, het sturen van een eindafrekening door Eneco onvoldoende is om een beroep op rechtsverwerking te laten slagen. Daarbij is in de eerste plaats van belang dat [gedaagde in de hoofdzaak tevens eiser in vrijwaring] de meterstanden niet had doorgegeven aan Eneco. Het had daarom voor [gedaagde in de hoofdzaak tevens eiser in vrijwaring] duidelijk moeten zijn dat de eindafrekening gebaseerd was op een schatting. Ook neemt de kantonrechter in zijn beoordeling mee dat [gedaagde in de hoofdzaak tevens eiser in vrijwaring] wist dat [gedaagde in de vrijwaring] wiet had geteeld in de woning. [gedaagde in de hoofdzaak tevens eiser in vrijwaring] had er daarom rekening mee moeten houden dat het werkelijke verbruik waarschijnlijk veel hoger was dan het door Eneco geschatte verbruik. Gelet op deze omstandigheden is de kantonrechter van oordeel dat [gedaagde in de hoofdzaak tevens eiser in vrijwaring] uit de eindafrekening van Eneco niet mocht opmaken dat Eneco haar aanspraken niet meer zou doen gelden. Het beroep op rechtsverwerking slaagt daarom niet.
Meterstanden
5.7.
[gedaagde in de hoofdzaak tevens eiser in vrijwaring] heeft daarnaast betwist dat op de door Eneco overgelegde foto’s de meter in haar woning te zien is. De kantonrechter volgt [gedaagde in de hoofdzaak tevens eiser in vrijwaring] niet en overweegt als volgt. Op 18 september 2018 heeft een monteur van Enexis foto’s gemaakt van de meterstanden in de woning. Enexis heeft Eneco hierover geïnformeerd per e-mail van 25 februari 2021 en de foto’s meegestuurd. Gelet op deze feiten en omstandigheden had het op de weg van [gedaagde in de hoofdzaak tevens eiser in vrijwaring] gelegen om uit te leggen waarom de overgelegde foto’s zouden zien op een andere meter. Dat heeft [gedaagde in de hoofdzaak tevens eiser in vrijwaring] niet gedaan. De kantonrechter is daarom van oordeel dat [gedaagde in de hoofdzaak tevens eiser in vrijwaring] onvodoende gemotiveerd heeft betwist dat de overgelegde foto’s zien op de meter in de woning van [gedaagde in de hoofdzaak tevens eiser in vrijwaring].
Verbruik
5.8.
Het is een feit van algemene bekendheid dat wietplantages veel stroom verbruiken en in de woning van [gedaagde in de hoofdzaak tevens eiser in vrijwaring] bevond zich een wietplantage. Dat er meer stroom dan gebruikelijk is verbruikt ligt naar het oordeel van de kantonrechter dan ook voor de hand. Bovendien staat in de e-mail van Enexis aan Eneco van 25 februari 2021: “
De meter was in orde, de contractant heeft dit hoge verbruik daadwerkelijk afgenomen.” Gelet op deze omstandigheden had [gedaagde in de hoofdzaak tevens eiser in vrijwaring] beter moeten onderbouwen waarom het door Eneco geregistreerde verbruik onjuist was. De enkele verwijzing naar het strafvonnis van [gedaagde in de vrijwaring] is daarvoor onvoldoende. Uit dit vonnis blijkt weliswaar dat [gedaagde in de vrijwaring] gedurende drie maanden hennep heeft geteeld, maar daaruit kan niet worden afgeleid dat het telen ook tot deze drie maanden beperkt is gebleven. De kantonrechter komt daarom tot de conclusie dat [gedaagde in de hoofdzaak tevens eiser in vrijwaring] het door Eneco gestelde gebruik onvoldoende gemotiveerd heeft betwist.
Verdeling stroom over jaren
5.9.
Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde in de hoofdzaak tevens eiser in vrijwaring] vanaf het afsluiten van de energieovereenkomst tot het moment waarop de monteur van Enexis foto’s heeft gemaakt van de meters, geen meterstanden heeft doorgegeven. Voor Eneco was daarom niet vast te stellen hoeveel elektriciteit er in welk jaar is verbruikt. Eneco heeft daarom het totale verbruik naar rato verdeeld over de jaren waarin geen meterstand is doorgegeven. Dat hierdoor niet het werkelijke jaarlijkse verbruik gefactureerd werd, komt naar het oordeel van de kantonrechter voor rekening en risico van [gedaagde in de hoofdzaak tevens eiser in vrijwaring]. Op haar rustte immers de verplichting om Eneco te voorzien van de meterstanden. Doordat [gedaagde in de hoofdzaak tevens eiser in vrijwaring] ook na meerdere verzoeken Eneco niet heeft voorzien van deze gegevens, heeft dit ertoe geleid dat het werkelijke jaarlijkse verbruik niet voor Eneco was vast te stellen.
Conclusie en rente
5.10.
De conclusie van het voorgaande is dat de hoofdsom kan worden toegewezen, de verweren van [gedaagde in de hoofdzaak tevens eiser in vrijwaring] slagen niet. Nu Eneco haar vordering beperkt tot een bedrag van € 25.000,00, onder nadrukkelijke reservering van het overige, zal [gedaagde in de hoofdzaak tevens eiser in vrijwaring] worden veroordeeld tot betaling van dat laatste bedrag. De omstandigheid dat Eneco in deze procedure ervoor kiest de vordering te beperken tot € 25.000,00 brengt verder mee dat op dit moment alleen over dit bedrag (en dus niet over € 34.086,82) rente kan worden toegewezen.
[gedaagde in de hoofdzaak tevens eiser in vrijwaring] heeft de vordering tot betaling van de wettelijke rente verder niet betwist, zodat de kantonrechter de gevorderde rente zal toewijzen vanaf 5 september 2022, zijnde de dag van dagvaarding.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.11.
Eneco vordert een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter is van oordeel dat Eneco voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij kosten heeft moeten maken ter verkrijging van haar vordering buiten rechte anders dan ter voorbereiding van de dagvaarding en instructie van de zaak. Dat kantonrechter zal de buitengerechtelijke incassokosten daarom overeenkomstig de tarieven van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten vaststellen op € 1.025,-.
Proceskosten
5.12.
[gedaagde in de hoofdzaak tevens eiser in vrijwaring] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van Eneco tot aan dit vonnis vast op € 107,22 aan dagvaardingskosten, € 1.384,00 aan griffierecht en € 1.587,- aan salaris voor gemachtigde (3 punten x € 529,- tarief). Dit is in totaal € 3.078,-

6.De beoordeling in de vrijwaringszaak

6.1.
[gedaagde in de hoofdzaak tevens eiser in vrijwaring] heeft in vrijwaring veroordeling van [gedaagde in de vrijwaring] gevorderd tot betaling van al hetgeen waartoe zij in de hoofdzaak zal worden veroordeeld. [gedaagde in de vrijwaring] is in de procedure in vrijwaring niet verschenen. Wel heeft [gedaagde in de vrijwaring] per e-mail aan Eneco laten weten dat hij, zakelijk weergegeven, verantwoordelijk is geweest voor de verbruikte energie. De vordering tegen hem komt de kantonrechter daarom niet onrechtmatig of ongegrond voor. De kantonrechter zal de vordering, nu daartegen geen verweer is gevoerd, toewijzen. Daarbij merkt de kantonrechter op dat de veroordeling van [gedaagde in de vrijwaring] in vrijwaring [gedaagde in de hoofdzaak tevens eiser in vrijwaring] niet ontslaat van haar betalingsverplichting jegens Eneco.
6.2.
Voorgaande betekent dat de vordering jegens [gedaagde in de vrijwaring] wordt toegewezen, in die zin dat hij zal worden veroordeeld tot betaling aan [gedaagde in de hoofdzaak tevens eiser in vrijwaring] van het gehele bedrag waartoe zij in de hoofdzaak is veroordeeld.
6.3.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde in de vrijwaring] worden veroordeeld in de kosten van de procedure in vrijwaring. De rechtbank stelt deze kosten aan de zijde van [gedaagde in de hoofdzaak tevens eiser in vrijwaring] tot aan dit vonnis vast op € 130,48 aan explootkosten en € 396,- aan salariskosten advocaat (1 punt x € 396,- tarief). Dit is in totaal € 526,48.

7.De beslissing

De kantonrechter:
in de hoofdzaak
7.1.
veroordeelt [gedaagde in de hoofdzaak tevens eiser in vrijwaring] om aan Eneco te betalen een bedrag van € 25.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 september 2022;
7.2.
veroordeelt [gedaagde in de hoofdzaak tevens eiser in vrijwaring] tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.025,- aan Eneco;
7.3.
veroordeelt [gedaagde in de hoofdzaak tevens eiser in vrijwaring] in de proceskosten, aan de zijde van Eneco tot dit vonnis vastgesteld op € 3.078,-;
in de vrijwaring
7.4.
veroordeelt [gedaagde in de vrijwaring] tot betaling aan [gedaagde in de hoofdzaak tevens eiser in vrijwaring] van het gehele bedrag waartoe zij in de hoofdzaak is veroordeeld;
7.5.
veroordeelt [gedaagde in de vrijwaring] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde in de hoofdzaak tevens eiser in vrijwaring] tot dit vonnis vastgesteld op € 526,48;
in de hoofdzaak en de vrijwaring
7.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
7.7.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr.W. de Weijer en in het openbaar uitgesproken door mr. N.A. Baarsma op 26 september 2023.