ECLI:NL:RBNNE:2023:4593

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
27 oktober 2023
Publicatiedatum
9 november 2023
Zaaknummer
LEE 23/3662 en LEE 23/3663
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verlening omgevingsvergunning voor tijdelijke woningen in Uithuizen

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland, gedateerd 27 oktober 2023, wordt een verzoek om voorlopige voorziening en een beroep tegen de verlening van een omgevingsvergunning voor de bouw van 50 tijdelijke woningen aan de Treubweg te Uithuizen behandeld. De omgevingsvergunning werd verleend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Het Hogeland op 18 juli 2023. Eiser, die zich benadeeld voelt door deze vergunning, heeft beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 19 oktober 2023 behandeld, waarbij eiser en de gemachtigden van het college en de vergunninghouder aanwezig waren.

De voorzieningenrechter oordeelt dat eiser belanghebbende is bij het besluit, omdat hij zicht heeft op de planlocatie en mogelijk geluidsoverlast zal ervaren door de toename van verkeersbewegingen. De rechter concludeert dat de omgevingsvergunning rechtmatig is verleend, ondanks dat de bouw in strijd is met het bestemmingsplan. De voorzieningenrechter stelt vast dat de gevolgen van de tijdelijke woningen voor eiser niet van enige betekenis zijn, omdat de afstand tot de woningen groot genoeg is en het zicht op de woningen wordt belemmerd door bestaande infrastructuur en beplanting.

Uiteindelijk verklaart de voorzieningenrechter het beroep ongegrond en wijst het verzoek om voorlopige voorziening af. Eiser krijgt geen griffierecht terug en er wordt geen vergoeding van proceskosten toegekend. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: LEE 23/3662 (voorlopige voorziening) en LEE 23/3663 (beroep)
uitspraak van de voorzieningenrechter van 27 oktober 2023 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[naam 1] , uit [woonplaats 1] , eiser

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Het Hogeland, het college
(gemachtigde: mr. A. Daan),
Als derde-partij neemt aan de zaken deel:
Nationaal Coördinator Groningengevestigd te Groningen, vergunninghouder
(gemachtigde: P. Saathof).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening en het beroep van eiser tegen de verlening van een omgevingsvergunning aan vergunninghouder voor de bouw van 50 tijdelijke woningen aan de Treubweg te Uithuizen.
1.1.
Het college heeft deze omgevingsvergunning met het bestreden besluit van 18 juli 2023 verleend. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
Het college heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 19 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van het college met [naam 2] en [naam 4] , de gemachtigde van vergunninghouder.
1.4.
Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak beslist hij ook op het beroep van eiser daartegen. Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De omgevingsvergunning is verleend voor de realisatie van 50 tijdelijke woningen op het perceel nabij de Treubweg voor een periode van maximaal 10 jaar. Deze woningen zijn bedoeld voor inwoners van Uithuizen die tijdelijk hun woning moeten verlaten, zodat hun woning kan worden versterkt of sloop/nieuwbouw kan plaatsvinden vanwege de gevolgen van de aardgaswinning. De woningen worden ontsloten via een tijdelijke weg op de provinciale weg (N999). Voor deze weg is apart een vergunning verleend voor de duur van tien jaar. Omdat de bouw van de woningen in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan is het college met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, sub a, onder 3, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht afgeweken van het bestemmingsplan.
3. De voorzieningenrechter beoordeelt de rechtmatigheid van het bestreden besluit. Hij doet dat aan de hand van hetgeen eiser heeft aangevoerd.
4. De voorzieningenrechter verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om voorlopige voorziening af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wettelijke regels en beleidsregels zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Procedureel
In geschil is of eiser belanghebbende is bij het besteden besluit.
Is eiser belanghebbende?
5. Eiser woont aan [adres] in [woonplaats 2] . Eiser heeft op de zitting aangegeven dat hij vanuit zijn huis zicht heeft op de planlocatie. Zijn huis ligt volgens eiser ten opzichte van de straat op een hoogte van ongeveer 3 meter. Daardoor kijkt eiser over de N999 en de bomenrij heen. Hij kijkt volledig uit op de tijdelijke woningen. Daarnaast voert eiser aan dat hij geluidsoverlast zal ervaren ten gevolge van de toename van wegverkeer door de tijdelijke woningen en de ontsluiting daarvan op de N999.
5.1.
Het college betoogt dat de tijdelijke woningen zijn gesitueerd op een afstand van minimaal 500 meter vanaf de grens van het perceel van eiser. Het college stelt dat de ontwikkeling op een dusdanige afstand van het perceel van eiser is gesitueerd dat hij daarvan geen gevolgen van enige betekenis zal ervaren. Weliswaar is volgens het college niet uitgesloten dat eiser in de verte zicht heeft op de tijdelijke woningen, maar dit is op zodanige afstand dat zijn belang zich in dat opzicht onvoldoende onderscheidt van anderen. Bovendien wordt dit uitzicht al onderbroken door de Havenweg en de N999. De N999 wordt geflankeerd door bomen aan weerszijden. Deze onderbreken het uitzicht op de planlocatie. Verder heeft eiser al zicht op bestaande woningen die dichterbij aan de Treubweg zijn gelegen. Het college voert verder aan dat volgens recente tellingen van de provincie Groningen er gemiddeld op een werkdag 4639 motorvoertuigen op het wegvak van de N99 tussen de Noorderweg en de Havenweg rijden. Uit de ruimtelijke onderbouwing van het rapport van Royal HaskoningDHV blijkt dat de verkeersgeneratie bij gelijktijdige bewoning van alle 50 woningen neerkomt op ongeveer 300 tot 350 verkeersbewegingen per werkdag. Een deel daarvan kan worden toegerekend aan bestaand gebruik, omdat de tijdelijke bewoners van de wisselwoningen afkomstig zijn uit Uithuizen.
Slechts een gedeelte van de berekende extra verkeersbewegingen betekenen dus een toename ten opzichte van het bestaande gebruik. Die toename is ten opzichte van het al intensieve gebruik van de N999 dermate gering dat op het perceel van eiser niet gesproken kan worden van gevolgen van enige betekenis.
5.2.
De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geldt als uitgangspunt dat degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die een besluit toestaat, in beginsel belanghebbende is bij dat besluit. Het criterium ‘gevolgen van enige betekenis’ dient als correctie op dit uitgangspunt. Gevolgen van enige betekenis ontbreken als de gevolgen wel zijn vast te stellen, maar de gevolgen van de activiteit voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van betrokkene dermate gering zijn dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt. Daarbij wordt acht geslagen op de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen (onder andere geur, geluid, licht, trilling, emissie en risico) van de activiteit die het besluit toestaat, waarbij die factoren zo nodig in onderlinge samenhang worden bezien. Ook aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn. [1]
5.3.
De voorzieningenrechter stelt vast dat niet in geschil is dat het huis van eiser is gelegen op een hoogte van 3 meter ten opzichte van de Havenstraat. Volgens eiser heeft hij daarom direct zicht op de tijdelijke woningen. Het college acht dat ook niet uitgesloten. Eiser zal daarom feitelijke gevolgen ondervinden van de tijdelijke woningen. Gelet op de onderbreking van dat zicht door de Havenweg en de N999 en de aanwezige beplanting als mede het zicht van eiser op dichterbij gelegen woningen aan de Treubweg, is twijfel mogelijk over de vraag of die gevolgen van enige betekenis zijn. Niet is in geschil dat als gevolg van de tijdelijke woningen ongeveer 300 tot 350 verkeersbewegingen op een werkdag zullen plaatsvinden. Alhoewel maar een gedeelte daarvan een toename vormt ten opzichte van het bestaande gebruik zijn dit ook feitelijke gevolgen van de tijdelijke woningen voor eiser. Mede gelet daarop dient eiser naar het oordeel van de voorzieningenrechter het voordeel van de twijfel te krijgen met betrekking tot de vraag of eiser gevolgen van enige betekenis ondervindt. [2] De voorzieningenrechter gaat er daarom vanuit dat eiser wel gevolgen van enige betekenis van de tijdelijke woningen ondervindt. Hij is dan ook belanghebbende bij het bestreden besluit en ontvankelijk in zijn beroep en verzoek om voorlopige voorziening. Dit betekent dat de voorzieningenrechter hierna de inhoudelijke punten die eiser naar voren heeft gebracht verder zal bespreken.
Inhoudelijk
Is er sprake van strijd met een goede ruimtelijke ordening?
Verkeer en geluid
6. Eiser betoogt dat het rapport van Royal HaskoningDHV incompleet is. Er is nooit gekeken naar de effecten van de extra verkeersbewegingen van en naar Uithuizen. Binnen 150 meter van de N999 ligt [… 1] van eiser. Eiser wil weten wat de extra geluidsbelasting wordt voor [… 2] door de extra verkeersbewegingen. Hij wil dit teruglezen in een geluidsrapport.
6.1.
De voorzieningenrechter stelt vast dat in de ruimtelijke onderbouwing bij het bestreden besluit is verwezen naar het rapport van Royal Haskoning DHV van 24 februari 2022. Daarin is op pagina 4 vermeld dat bij een piekbezetting van 50 woningen de totale verkeersgeneratie per dag neerkomt op ongeveer 300 tot 350 verkeersbewegingen op de N999 en de Havenweg. Het college heeft verder naar aanleiding van het beroep van eiser een geluidsdeskundige verzocht om een korte analyse te maken op hoe het effect van geluid ten gevolge van een toename van verkeersbewegingen kan worden geduid. In zoverre is het college tegemoet gekomen aan hetgeen eiser in beroep heeft verzocht. In de overgelegde geluidsnotitie van het Noordelijk Akoestisch Adviesburo is er, op grond van publicaties van de CROW van uitgegaan dat de 50 tijdelijke woningen 370 voertuigbewegingen zullen veroorzaken. In die notitie is geconcludeerd dat:
“(..) de toename van het aantal auto’s vanwege een plan met 50 woningen met 370 bewegingen tot een toename leidt in het geluid van maximaal 0,4 dB. Aangezien dat onder de 1,5 dB ligt, kan een dergelijke toename als niet-significant worden beschouwd. Daar komt nog bij dat de snelheid van het verkeer op de N999 verlaagd wordt van 80 naar 60 km per uur, waarmee het geluid globaal 1,5 dB zal afnemen binnen het invloedsgebied van dat snelheidsregime.”
Eiser heeft deze conclusie niet betwist. Met het college is de voorzieningenrechter van oordeel dat sprake is van een geringe toename van de verkeersbewegingen op de N999 en dat sprake is van een niet-significante toename van geluid die bovendien wordt gecompenseerd door de verlaging van de maximum snelheid op de N999. Gelet daarop heeft het college zich voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat er met betrekking tot de aspecten verkeer en geluid geen sprake is van strijd met een goede ruimtelijke ordening. Het college heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat het belang bij bet bouwen van de tijdelijke woningen zwaarder weegt dan het belang van eiser. De beroepsgrond van eiser slaagt niet.
Landschappelijke inpassing
7. Eiser voert aan dat er ten onrechte geen landschappelijke inpassing is gedaan aan de zuidwestzijde van de woningen, waar hij op uitkijkt. Eiser zou graag zien dat dit alsnog gebeurt, zodat op die manier hem het zicht op de tijdelijke woningen wordt ontnomen. Eiser stelt dat het bestreden besluit ook aangeeft dat er een landschappelijke inpassing moet worden gemaakt.
7.1.
De voorzieningenrechter stelt vast dat in het bestreden besluit wordt verwezen naar de ruimtelijke onderbouwing van maart 2023 en naar het inrichtingsplan dat daaraan is toegevoegd en dat onderdeel uitmaakt van het bestreden besluit. Eiser heeft op de zitting te kennen gegeven dat dit inrichtingsplan geen landschappelijke inpassing bevat ten aanzien van de zuidwestzijde. De voorzieningenrechter stelt vast dat het bestreden besluit, anders dan eiser stelt, niet vermeldt dat er een landschappelijke inpassing van de woningen aan de zuidwestzijde dient plaats te vinden. Daarin is op pagina 9 vermeld dat er grondduinen worden gerealiseerd aan de westzijde van het projectgebied, tussen de tijdelijke woningen en de Treubweg. Hierdoor wordt volgens het bestreden besluit het zicht op de tijdelijke woningen vanaf de Treubweg ‘verzacht’ dan wel ten dele ontnomen. Op de grondduinen wordt bosplantsoen aangebracht conform de tekeningen die deel uitmaken van het inrichtingsplan. De voorzieningenrechter volgt het college in haar oordeel dat geen aanleiding bestaat om de woningen ook aan de zuidwestzijde, aan de kant van eiser, landschappelijk in te passen gelet op de ruime afstand tussen het perceel van eiser en de planlocatie in combinatie met het geringe uitzicht van eiser op de tijdelijke woningen.
Dit leidt tot de conclusie dat het college zich voldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat er ook op dit punt geen sprake is van strijd met een goede ruimtelijke ordening en dat het belang van eiser niet opweegt tegen de belangen die zijn gemoeid met het realiseren van de tijdelijke woningen. Ook deze beroepsgrond van eiser slaagt niet.
Inrit
8. Op de zitting heeft eiser deze grond ingetrokken omdat hem is gebleken dat de vergunning voor de weg is verleend voor een periode van tien jaar. Dit punt behoeft dus geen inhoudelijke bespreking.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Omdat het beroep ongegrond is, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug en geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W.C.M. van Emmerik, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. T. Meijer, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
27 oktober 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels en beleidsregels
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Artikel 2.1
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk,
b. het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, in gevallen waarin dat bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit is bepaald,
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan (…);
Artikel 2.12
Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
1°. met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking,
2°. in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of
3°. in overige gevallen, indien de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat;
(…)

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2017:2271, rechtsoverweging 3.2.
2.Zie ECLI:NL:RVS:2021:499, rechtsoverweging 5.4.