ECLI:NL:RBNNE:2023:4562

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 november 2023
Publicatiedatum
8 november 2023
Zaaknummer
18-127968-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor feitelijke aanranding van de eerbaarheid met taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf

De rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, heeft op 3 november 2023 een verdachte veroordeeld voor feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De verdachte had op 15 oktober 2022, terwijl hij achterop de fiets van een vrouw zat, haar in haar bil geknepen. Later, toen ze op straat stonden, heeft hij haar in haar kruis gegrepen en in haar vagina geknepen. De rechtbank heeft de verdachte een taakstraf van 120 uren opgelegd, alsook een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met een proeftijd van twee jaren. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf zijn voorwaarden verbonden, waaronder een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling en het meewerken aan middelencontrole. Tevens moet de verdachte het slachtoffer een schadevergoeding betalen.

De zaak kwam ter terechtzitting op 20 oktober 2023, waar de verdachte verscheen met zijn advocaat, mr. G.A. Pots. Het openbaar ministerie was vertegenwoordigd door mr. L. Lübbers. De tenlastelegging omvatte het dwingen van het slachtoffer tot het dulden van ontuchtige handelingen door middel van geweld of andere feitelijkheden. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer consistent waren en ondersteund door getuigenverklaringen en DNA-bewijs. De verdachte ontkende de aantijgingen, maar zijn verklaringen werden als ongeloofwaardig beschouwd.

De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten had gepleegd, en verwierp het verweer van de verdediging dat er onvoldoende bewijs was. De rechtbank concludeerde dat het gedrag van de verdachte, inclusief eerdere ongepaste opmerkingen en handelingen, de aanranding bevestigde. De rechtbank legde de straf op, rekening houdend met de impact op het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een stoornis in het autismespectrum.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/127968-23

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.

3.november 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 20 oktober 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.A. Pots, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. Lübbers.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 oktober 2022 te Leeuwarden, in elk geval in de gemeente Leeuwarden, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het betasten en/of aanraken van de met kleding bedekte vagina en/of bil(len) van die [slachtoffer] en bestaande dat geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte, terwijl die [slachtoffer] een fiets bestuurde, bij die [slachtoffer] achterop (de bagagedrager van) die fiets heeft plaatsgenomen en zodoende met de [slachtoffer] is meegereden en/of (vervolgens) onverhoeds de/een bil(len) van die [slachtoffer] heeft betast, althans aangeraakt, en/of (toen die [slachtoffer] was gestopt en aan verdachte kenbaar had gemaakt dat zij niet gediend was van zijn aanrakingen) onverhoeds die [slachtoffer] in het kruis heeft gegrepen en/of geknepen en zodoende de vagina van die [slachtoffer] heeft betast, althans aangeraakt.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de verklaringen van aangeefster consistent zijn. Die verklaringen vinden steun in de verklaringen van de vriendin van aangeefster en de moeder van aangeefster. Laatstgenoemde heeft verklaard dat ze wakker werd en hoorde dat haar dochter in paniek was. Ook hoorde ze de woorden piemel en politie. Verder is DNA van verdachte aangetroffen onder de gulp van de broek van aangeefster. De verklaring van verdachte dat hij zijn arm om aangeefster haar middel heeft geslagen, past niet bij de vindplaats van het DNA, aldus de officier van justitie. Ook andere delen van zijn verklaringen zijn ongeloofwaardig.
Zo heeft verdachte bij de politie ontkend dat hij in de fietsenstalling is geweest. Nadat hij bij de politie geconfronteerd werd met de camerabeelden, verklaarde verdachte dat hij wel in de fietsenstalling is geweest. Tijdens de behandeling ter zitting heeft verdachte aangegeven dat zijn verklaring bij de politie gelogen was. Daarnaast heeft verdachte verklaard dat aangeefster niet degene is bij wie hij achter op de fiets is gesprongen. Ook heeft hij verklaard dat aangeefster geen jas droeg, terwijl uit de camerabeelden blijkt dat aangeefster wel een jas droeg.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat hoewel de verklaringen van verdachte niet geheel zuiver zijn, verdachte consistent heeft verklaard dat hij de billen en de vagina van aangeefster niet heeft aangeraakt. Mogelijk is zijn DNA op haar broek terecht gekomen toen hij bij aangeefster achter op haar fiets sprong en per ongeluk haar kruis heeft aangeraakt. De de auditu verklaring van de moeder van aangeefster ondersteunt de aangifte slechts enigszins. Met betrekking tot de verklaring van de getuige [naam] heeft de raadsman aangevoerd dat deze pas een maand na het incident is opgenomen. Gelet op het tijdsverloop tussen de aangifte en de getuigenverklaring laat het zich raden dat deze deels overeenstemmen omdat er veel over is gesproken. De getuige [naam] heeft echter het aanraken van de billen en/of de met kleding bedekte vagina niet gezien. Er is aldus de raadsman onvoldoende wettig en overtuigend bewijs en verdachte moet daarom worden vrijgesproken.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 20 oktober 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 15 oktober 2022 ben ik achter op de fiets gesprongen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte met bijlage d.d. 26 oktober 2022, opgenomen op pagina 14 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2022271864 d.d. 28 april 2023, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Ik doe aangifte van aanranding, gepleegd op 15 oktober 2022 te Leeuwarden.
Ik ging met een vriendin op stap. Rond een uur of 01:00 a 01:15 uur liepen we naar de fietsenstalling bij de [bedrijf] , die zit naast de zonnebankstudio. We liepen door de [adres] naar de [adres] en zagen bij [bedrijf] 2 jongens staan. Die begonnen tegen ons te praten. We liepen door naar de fietsenstalling. In de stalling deed ik de fiets van het slot en ik zag dat de jongen die tegen ons begon te praten achter mij stond. Hij vroeg of ik hem mee kon nemen naar zijn huis. Hij had een lift nodig en had geen fiets. Hij wilde bij mij achterop. Ik wilde dit niet want ik kende hem niet en wilde geen vreemden achterop.
Toen liep ik met mijn vriendin met de fiets naar buiten. Het leek of hij weg ging. Ik zat net op mijn fiets en toen sprong hij bij mij achter op de fiets. Ik vroeg hem mee
(de rechtbank leest hier verbeterd: meerdere)keren of hij weg ging, maar dat deed hij niet.
Hij deed in het begin niet vervelend. We fietsen bij De [bedrijf] rechtsaf, door de stad. Ik heb meer keren gevraagd of hij van mijn fiets af wilde stappen. Hij wilde dit niet. Bij de [adres] begon hij te vragen of ik een vriend had. Hij zei dat hij veel beter was en dat hij mij kon betalen. Hij kon zo 1000 euro uit zijn zak halen. Ik zei dat ik dit helemaal niet wilde. Ik vroeg weer of hij van mijn fiets af wilde stappen. Dat deed hij niet en bleef zitten. Hij zei dat hij een penis van 30 cm had en dat hij mij kon betalen. En dat ging zo door.
Hij begon aan de zijkant van mijn bil te zitten. Ik ben van de fiets gestapt en zei dat ik dit niet wilde. Dit was bij het einde van de [adres] . Hij liep naar een vriendin van mij. Hij vroeg of zij zijn penis wilde zien. Ze zei: 'Dat wil ik niet, doe normaal.' Toen zag ik uit mijn ooghoeken dat hij zijn broek naar beneden deed en iets vast hield. Toen had hij zijn broek weer omhoog en liep naar mij toe. Hij deed precies hetzelfde bij mij. We zijn verder gefietst en weer sprong hij bij mij achterop. Ik ben weer gestopt. Hij begon weer dat hij mij kon betalen en dat ik met hem mee naar huis kon. Hij vroeg ook of ik alleen thuis was. Ik zei dat ik dit niet wilde. Ik zei dat ik geen hoer ben. Hij zei dat hij mijn kutje wilde en toen greep hij mij bij mijn kruis. Toen heb ik hem weg geduwd en zei dat hij niet zomaar aan mij moest komen en naar huis moest lopen. Hij bleef bij ons staan en bleef vieze opmerkingen maken. Uiteindelijk is hij weggelopen.
Hij zei dat hij [verdachte] heette, 20 jaar was en op [adres] woonde.
AAN BILLEN GEZETEN
V: Je vertelde dat toen de jongen bij jou achter op de fiets zat. Hij aan jouw billen had gezeten. Hoe ging dit?
A: Hij zat met zijn benen aan de linkerkant van mijn fiets. Hij greep aan de rechterkant van mijn bil 2 keer.
V: Waarmee heeft hij aan jouw billen gezeten?
A: Met zijn rechterhand.
V: Wat deed hij met zijn hand bij jouw bil?
A: Alleen knijpen, 2 à 3 keer. Ik voelde het en ben gestopt en zei dat hij niet aan mij moest komen en moest gaan lopen.
V: Waar zat hij precies aan jouw bil?
A: Aan de zijkant van mijn bil c.q. kont, over de kleren heen.
IN KRUIS GRIJPEN
V: Je vertelde dat toen jullie stil stonden de man in jouw kruis greep. Hoe ging dit?
A: Hij stapte naar mij toe. Ik stond aan de linkerkant van de fiets en hij aan de rechterkant van de fiets. Hij greep vol bij mijn kruis, over mijn kleren. Hij kneep erin. Ik duwde hem weg.
V: Hoe stonden jullie?
A: Met onze gezichten naar de bushalte toe, dezelfde kant op. We stonden eigenlijk naast elkaar. De fiets stond tussen ons in.
V: Wat deed hij met zijn hand/handen?
A: Hij maakte een knijpbeweging met zijn vingers in mijn kruis.
V: Van welke kant greep hij in je kruis?
A: Van voren.
V: Waar zat hij precies aan jouw kruis?
A: Op mijn vagina en hij bewoog zijn hand een beetje naar boven.
V: Hoe vaak heeft hij aan jouw kruis gezeten?
A: 1 keer.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d.
13 november 2022, opgenomen op pagina 30 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam] :
Wij liepen over de [adres] in Leeuwarden naar de fietsenstalling bij [bedrijf] .
Tegenover [bedrijf] sprak hij ons al aan. Hij vroeg waar we naar toe gingen en we zeiden dat we naar huis zouden gaan. We ronden snel af en liepen naar onze fiets in de stalling. We stonden bij onze fiets in de stalling en ik kan me herinneren dat hij toen ineens achter ons stond. We liepen uit de stalling en wilden zo snel mogelijk weg. Hij hield [slachtoffer] tegen. Hij zei dat hij ook die kant op moest en dat hij met ons mee wilde.
Hij wilde bij haar achter op de fiets. Het is hem wel gelukt achter op haar fiets te komen. [slachtoffer] en ik waren het er niet mee eens.
We fietsten bij het [adres] naar de [school] . Hij stelde vreemde vragen en werd vervelend. Hij vroeg of wij een vriend hadden. Hij zei dat hij beter was en vroeg of ik zijn piemel wilde zien. Ik zei dat dit niet wilde. Maar hij liet daadwerkelijke zijn piemel zien. Ik ben bij hem weg gelopen. En toen liep hij naar [slachtoffer] toe. Bij die stenen bij de [school] zeiden we dat hij weg moest gaan. Hij sprong toch weer achterop bij [slachtoffer] . Ik werd kwaad op hem en dat hij echt weg moest gaan. Hij ging uiteindelijk weg.
4. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van
Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2023.01.24.089 (aanvraag 001), d.d. 27 maart 2023, opgenomen
op pagina 53 e.v. van voornoemd dossier, opgemaakt door [naam] MSc, op de door hem afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudend als zijn verklaring:
DNA-onderzoek
Onderstaande bemonsteringen zijn onderworpen aan een DNA-onderzoek.
SIN
Omschrijving bemonstering
AAQC6907NL#01
buitenzijde thv kruis voorkant (ca 6x11cm) onder gulp
Resultaten, interpretatie en conclusie van het onderzoek

AAQC6907NL

AAQC6907NL#01DNA kan afkomstig zijn van: Bewijskracht:buitenzijde thv kruisminimaal drie personen waarvan ten minste één man
voorkant (ca 6x1 1cm)- getuige [slachtoffer] - zie toelichting 1
onder gulp- verdachte [verdachte] - meer dan 1 miljard
- minimaal één onbekende persoon - niet van toepassing
Voor onderstaande bemonstering is de bewijskracht berekend.
AAQC6907NL#01(buitenzijde thv kruis voorkant (ca 6x11cm) onder gulp
Voor deze berekening is aangenomen dat de bemonstering DNA bevat van drie (niet-verwante) personen. Ook is aangenomen dat een deel van het DNA afkomstig is van het getuige [slachtoffer] . De berekening is uitgevoerd met DNAStatistX.
DNA-mengprofiel AAQC6907NL#01 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA afkomstig is van getuige [slachtoffer] , verdachte [verdachte] en één willekeurige onbekende persoon, dan wanneer het DNA afkomstig is van getuige [slachtoffer] en twee willekeurige onbekende personen.

Bewijsoverweging

Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende. Gelet op de plaats waar verdachte zijn DNA is aangetroffen, kan het naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders zijn dan dat verdachte aangeefster opzettelijk in haar kruis heeft gegrepen en daarna in haar vagina heeft geknepen en dat geen sprake is geweest van het per ongeluk aanraken van aangeefster bij het achter op de fiets stappen. Daar komt bij dat het eerdere gedrag van verdachte op de avond ook in die richting wijst.
Zo heeft hij eerder zijn broek laten zakken, zijn piemel laten zien en tegen aangeefster gezegd dat hij haar kutje wilde zien. Dit gedrag wordt bevestigd door getuige [naam] . De rechtbank zal ook het betasten van de bil van aangeefster door verdachte bewezen verklaren. De rechtbank baseert dit op de heldere en consistente verklaring van aangeefster, die grotendeels steun vindt in de verklaring van getuige [naam] . De rechtbank overweegt dat het betasten van de bil van aangeefster in de gegeven omstandigheden, met name gelet op het gedrag van verdachte en zijn bewoordingen, als ontuchtig aangemerkt kan worden en dat geen sprake is geweest van aanrakingen die per ongeluk heeft plaatsgevonden. De rechtbank is, gelet op het hiervoor overwogene, dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de ten laste gelegde aanranding heeft begaan. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 15 oktober 2022 te Leeuwarden, door een feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten het betasten van de met kleding bedekte vagina en de bil van die [slachtoffer] en bestaande die feitelijkheid hierin dat verdachte, terwijl die [slachtoffer] een fiets bestuurde, bij die [slachtoffer] achterop de bagagedrager van die fiets heeft plaatsgenomen en zodoende met de [slachtoffer] is meegereden en vervolgens onverhoeds de bil van die [slachtoffer] heeft betast, en toen die [slachtoffer] was gestopt en aan verdachte kenbaar had gemaakt dat zij niet gediend was van zijn aanrakingen onverhoeds die [slachtoffer] in het kruis heeft geknepen en zodoende de vagina van die [slachtoffer] heeft betast.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaardeHet bewezen verklaarde levert op: feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Verder heeft de officier van justitie oplegging van de bijzondere voorwaarden van toezicht door de reclassering, het volgen van een ambulante behandeling en het meewerken aan middelencontrole gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair gepleit voor een vrijspraak. Subsidiair heeft hij, indien de rechtbank tot een veroordeling zou komen, gepleit voor het opleggen van een voorwaardelijke straf met daarbij de door Reclassering Nederland geadviseerde bijzondere voorwaarden. De raadsman heeft aangegeven dat verdachte een kwetsbare jongeman is die niet eerder veroordeeld is voor een zedendelict.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de rapportage van Reclassering Nederland van 9 oktober 2023, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid. Terwijl verdachte bij aangeefster achter op haar fiets zat, heeft hij in haar bil geknepen. Toen ze even later op straat stonden, heeft hij haar in haar kruis gegrepen en in haar vagina geknepen. Verdachte heeft met zijn handelen een inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van aangeefster. Hij heeft zich niet bekommerd om de gevolgen van zijn handelen voor aangeefster en heeft geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor zijn gedrag. Blijkens de door aangeefster ter terechtzitting afgelegde slachtofferverklaring heeft het feit een grote negatieve impact op haar psychische gesteldheid gehad en kampt zij nog dagelijks met de gevolgen. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Uit de rapportage van Reclassering Nederland van 9 oktober 2023 blijkt dat de reclassering een zorgelijk beeld heeft geconstateerd bij verdachte. Hij heeft een stoornis in het autismespectrum en een beneden gemiddelde intelligentie. De kans op herhaling wordt als gemiddeld ingeschat. De reclassering adviseert bij een (deels) voorwaardelijke straf oplegging van de bijzondere voorwaarden van een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling en het meewerken aan middelencontrole. Dit zodat verdachte zijn vaardigheden kunnen worden versterkt en zijn middelengebruik kan worden verminderd.
Hoewel het bewezenverklaarde feit een ernstig feit is, ziet de rechtbank op dit moment mede gelet op de persoon van verdachte geen aanleiding om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Alles afwegend acht de rechtbank een taakstraf van 120 uren passend en geboden. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met een proeftijd van twee jaren opleggen. Dit om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst (soortgelijke) strafbare feiten te plegen. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden koppelen.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 362,29 ter vergoeding van materiële schade en € 7.200,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing van de vordering van de benadeelde partij gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in verband met de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft hij aangevoerd dat de materiële schade kan worden toegewezen. Met betrekking tot de immateriële schade heeft de raadsman verzocht het toe te wijzen bedrag te matigen tot € 1.000,00.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde materiele schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. Dat deel van de vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 15 oktober 2022.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij daarnaast immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. Gelet op onderbouwing van de vordering voor wat betreft de ernst van de gevolgen daarvan en de (psychische) impact op de benadeelde acht de rechtbank schadevergoeding ter hoogte van een bedrag van in totaal € 1.500,00 redelijk en billijk. Het overige deel van de gevorderde immateriële schade zal worden afgewezen.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 246 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 120 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast.

een gevangenisstraf voor de duur van één maand.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering
Nederland, Zoutbranderij 1 te Leeuwarden. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
2. dat de veroordeelde meewerkt aan nader diagnostisch onderzoek door een Forensische Polikliniek.Indien een behandeling geïndiceerd is, laat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt, behandelen door de Forensische Polikliniek van Trajectum, en/of de Verslavingszorg en/of de Forensische Polikliniek GGZ Friesland, of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De veroordeelde
houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
3. dat de veroordeelde meewerkt aan controles van het gebruik van alcohol. De reclassering kanurineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van € 1.862,29 (zegge: eenduizend achthonderd tweeënzestig euro en negenentwintigcent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 oktober 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Wijst de vordering voor het overige af.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.862,29 (zegge: eenduizend achthonderd tweeënzestig euro en negenentwintig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 oktober 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 362,29 aan materiële schade en € 1.500,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 28 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.S. Langius, voorzitter, mr. M. Brinksma en mr. W.S. Sikkema, rechters, bijgestaan door D.P. Postma-Westerhof, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 november 2023.