Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 november 2023 in de zaak tussen
het dagelijks bestuur van Wetterskip Fryslân, het waterschap
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
- Voorschrift 13 wordt gewijzigd naar: De waterdoorvoer mag in de toekomst niet belemmerd worden door beschadigingen of verzakkingen van de beschoeiing, het talud of het maaiveld, die nadelige gevolgen kunnen hebben voor de waterdoorvoer.
- Voorschrift 14 wordt gewijzigd naar: De aangebrachte beschoeiing moet dusdanig worden onderhouden dat de waterdoorvoer niet wordt belemmerd.
- Voorschriften 15 en 19 vervallen en in de overwegingen wordt toegevoegd: De materialen zoals aangevraagd hebben geen nadelig effect op de waterkwaliteit.
- Voorschrift 16 wordt gewijzigd naar: Het watervoerend profiel mag in de toekomst niet verkleind worden.
- Voorschrift 17 wordt gewijzigd naar: De bruggen mogen de stabiliteit van de taluds en bodem van het oppervlaktelichaam in de toekomst niet aantasten.
- Voorschrift 18 wordt gewijzigd naar: De taluds onder de brug en aan weerszijden tot 2,00 meter naast de brug moeten verhard blijven afgewerkt en voorzien blijven van een deugdelijke grondkering.
- Voorschrift 21 vervalt omdat het verwijderen van (drijf)vuil bij of krachtens andere regelgeving wordt gereguleerd.
Naar het oordeel van de rechtbank vloeit noch uit artikel 6.20 van de Waterwet, noch uit enige andere bepaling uit de Waterwet voort dat de voorschriften 24 en 25 niet aan de watervergunning mogen worden verbonden. Ook artikel 6.20, eerste lid, aanhef en onder a van de Waterwet - waarin is bepaald dat de aan de vergunning te verbinden voorschriften mede betrekking kunnen hebben op financiële zekerheidsstelling - staat niet in de weg aan het mogen verbinden van de voorschriften 24 en 25 aan de watervergunning.
In het bestreden besluit is voldoende gemotiveerd waarom het waterschap het noodzakelijk vindt om de voorschriften 24 en 25 aan de vergunning te verbinden. Het waterschap heeft overwogen dat hij efficiënt en tegen zo laag mogelijke kosten onderhoud aan zijn infrastructuur moet kunnen uitvoeren en niet met onnodige extra kosten wil worden geconfronteerd als vergunde werken in de toekomst een obstakel blijken te vormen voor het uitvoeren van onderhoud of aanpassingen. In plaats van toestemming te weigeren heeft het waterschap gemeend dat zijn belangen voldoende behartigd worden als in de vergunningvoorschriften is opgenomen dat de obstakels indien nodig verwijderd worden.
De voorschriften 24 en 25 zijn naar het oordeel van de rechtbank ook niet onevenredig bezwarend. Daarbij betrekt de rechtbank dat het plaatsen van de bruggen en het vervangen van de beschoeiing niet in het belang van het waterschap is maar in het belang van de gemeente. Als een werk dat door een derde binnen de beschermingszone van de hoofdwatergang en/of de waterkering is gerealiseerd, een obstakel vormt bij het uitvoeren van de waterstaatkundige taken van het waterschap, is het niet onevenredig om van degene die het werk heeft geplaatst, te verwachten dat diegene het werk verwijderd. Het (tijdelijk) verwijderen van de bruggen en beschoeiing zal mogelijk hoge kosten met zich meebrengen voor de gemeente, maar het waterschap heeft in de overwegingen in de watervergunning opgenomen dat van dit voorschrift alleen in uiterste noodzaak gebruik wordt gemaakt. Ook heeft het waterschap op de zitting toegelicht dat hij op dit moment voorziet dat gedurende lange tijd geen noodzaak zal zijn voor dusdanig groot onderhoud dat de obstakels verwijderd moeten worden.