Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 november 2023 in de zaak tussen
Het dagelijks bestuur van Wetterskip Fryslân, het waterschap
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Niet ter discussie staat dat de verharding is aangebracht op een dam die in een beschermingszone ligt. De dam geeft toegang naar het aan de overzijde van het water gelegen perceel.
Ook uit de toelichting bij de Keur volgt dat in artikel 3.2 een algemene, ruime verbodsbepaling is opgenomen. Onder de ruime verbodsbepaling in artikel 3.2 vallen volgens de toelichting onder andere aanleg-, bagger-, boor-, bouw-, graaf-, demping- herstel-, onderhoud-, plant- reparatie-, revisie-, sloop-, uitbreiding-, verbouw en herbouwwerkzaamheden. Dat in de toelichting bij artikel 3.2 van de Keur alleen wordt gesproken over een waterstaatswerk, betekent niet dat de verbodsbepaling een andere of beperktere reikwijdte zou hebben voor beschermingszones. Aan de toelichting bij de Keur komt immers geen (zelfstandige) juridisch bindende betekenis toe en in artikel 3.2 van de Keur is geen onderscheid gemaakt tussen een vergunningplicht voor een waterstaatswerk of een beschermingszone.
De gemeente heeft niet betwist dat de waterstaatkundige functie van een beschermingszone (onder andere) het kunnen uitvoeren van onderhoud aan de waterstaatswerken is. Het vormen van een toegangsweg naar een achterliggend perceel, is niet een waterstaatkundige functie van een beschermingszone. Naar het oordeel van de rechtbank is het aanbrengen van een andere verharding ter vervanging van de toegangsweg naar het achterliggende perceel, niet in overeenstemming met de waterstaatkundige functie van een beschermingszone. Het dagelijks bestuur heeft dan ook terecht gesteld dat het vervangen van de verharding vergunningplichtig is op grond van artikel 3.2 van de Keur. Deze beroepsgrond slaagt niet.