ECLI:NL:RBNNE:2023:4519

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 november 2023
Publicatiedatum
3 november 2023
Zaaknummer
18-019360-23 ontneming
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontnemingsbeslissing inzake wederrechtelijk verkregen voordeel uit cocaïnehandel

Op 3 november 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een ontnemingsbeslissing genomen in de zaak tegen een veroordeelde die zich schuldig heeft gemaakt aan de handel in cocaïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde € 39.580,00 bedraagt. Dit bedrag is gebaseerd op een berekening van de opbrengsten en kosten die de veroordeelde heeft gemaakt tijdens zijn criminele activiteiten. De rechtbank heeft de verplichting opgelegd aan de veroordeelde om een bedrag van € 36.627,00 aan de staat te betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De beslissing is genomen op basis van een vordering van de officier van justitie, die eerder een hoger bedrag had gevorderd, maar de rechtbank heeft de berekening aangepast op basis van de beschikbare bewijsmiddelen en de argumenten van de verdediging.

De rechtbank heeft in haar beoordeling rekening gehouden met de periode waarin de veroordeelde actief was in de cocaïnehandel, welke is vastgesteld op 74 weken. De rechtbank heeft de opbrengsten per week geschat op € 1.140,00, wat leidt tot een totale opbrengst van € 84.360,00. Na aftrek van de kosten, waaronder loonkosten en inkoopkosten, is het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld. De rechtbank heeft ook de in beslag genomen goederen in aanmerking genomen bij het bepalen van de betalingsverplichting van de veroordeelde. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/019360-23 (ontneming)
beslissing van de meervoudige strafkamer d.d. 3 november 2023 op een vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
in de zaak tegen

[veroordeelde]

geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] , hierna te noemen: veroordeelde.

Procesverloop

De officier van justitie heeft d.d. 21 september 2023 schriftelijk gevorderd dat de rechtbank het bedrag vast zal stellen waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht, wordt geschat en dat de rechtbank aan voornoemde veroordeelde de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag van € 45.030,00 ter ontneming van het uit het in de zaak met parketnummer 18/019360-23 voortvloeiende, wederrechtelijk verkregen voordeel.
De behandeling heeft plaatsgevonden ter terechtzitting van 20 oktober 2023. De veroordeelde is verschenen, bijgestaan door mr. P.R. Logemann, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. Lübbers.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat, anders dan in de schriftelijke vordering, het wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden vastgesteld op € 42.430,00.
Het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict d.d. 30 juli 2023 (verder: het Rapport) is het uitgangspunt, zijnde € 45.030,00. De periode behelst volgens de officier van justitie, conform het Rapport, 79 weken (1 december 2021 tot en met 5 juni 2023). Een bedrag van € 2.600,00 (zijnde de loonkosten van € 200,00 per week die aan medeverdachte [medeverdachte] gedurende 13 weken zijn voldaan) dient op het wederrechtelijk verkregen voordeel (€ 45.030,00) in mindering te komen.
De officier van justitie heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat ten aanzien van de betalingsverplichting de volgende in beslag genomen goederen in mindering moeten worden gebracht, te weten een geldbedrag van € 855,00 en de waarde van de Samsung televisie.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de wijze van het berekenen van het wederrechtelijk verkregen voordeel zoals blijkt uit het Rapport niet bestreden.
De raadsman heeft bepleit de periode van het dealen in te korten tot 35 weken (periode 1 oktober 2022 tot en met 4 juni 2023).
Voorts zijn de opbrengsten in het begin van het dealen lager dan aan het eind van de periode. Daarnaast heeft veroordeelde loonkosten aan medeverdachte [medeverdachte] voldaan van € 300,00 per week, hetgeen eveneens in mindering gebracht dient te worden. Tevens hebben anderen beloningen van veroordeelde gekregen voor werkzaamheden. Verder moet rekening gehouden worden met de gemaakte benzinekosten van € 100,00 per week.
Tot slot moet rekening gehouden worden met het in beslag genomen geldbedrag van € 11.900,00 en de waarde van de in beslag genomen Mercedes-Benz.

Bewijsmiddelen

De rechtbank baseert de schatting van het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel op de bewijsmiddelen zoals weergegeven in het Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel d.d. 30 juli 2023 (het Rapport).

Beoordeling

De rechtbank heeft veroordeelde bij vonnis van 20 oktober 2023 in de zaak met parketnummer 18/019360-23 onder meer veroordeeld ter zake het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B en C gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Op grond van de inhoud van wettige bewijsmiddelen is komen vast te staan dat de veroordeelde voordeel heeft verkregen door middel van of uit de baten van dit door hem gepleegde strafbare feit.
De rechtbank neemt het Rapport als uitgangspunt voor de berekening van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel door middel van voormelde strafbare feiten wordt geschat. De rechtbank acht deze berekeningswijze, die overigens niet door de verdediging is bestreden, in beginsel deugdelijk en betrouwbaar.
Periode
Blijkens het vonnis is de rechtbank van oordeel dat veroordeelde zich vanaf 1 januari 2022 tot en met 4 juni 2023 schuldig heeft gemaakt aan de handel in cocaïne. Deze periode behelst 74 weken. Het dossier bevat aanwijzingen dat veroordeelde zich voor de ten laste gelegde periode bezig heeft gehouden met de handel in cocaïne. Getuige [naam 1] heeft verklaard dat verdachte al sinds 1 december 2021 handelt in cocaïne en ook uit de verklaring van getuige [naam 2] zou dit kunnen worden afgeleid. De rechtbank gaat er anderzijds ook van uit dat er sprake zal zijn geweest van een bepaalde aanloopperiode in de handel in cocaïne waarin niet direct de hoeveelheid per week zal zijn verkocht als genoemd in het Rapport. Hierin ziet de rechtbank aanleiding om bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel uit te gaan van de in het vonnis bewezen verklaarde periode van 74 weken, waarmee de door de raadsman benoemde aanloopfase wordt gecompenseerd.
Opbrengsten
Uit het Rapport blijkt van een opbrengst van € 1.140,00 per week.
Dit levert de volgende berekening op:
74 weken x € 1.140,00 = € 84.360,00
De totale opbrengst is dus € 84.360,00.
Kosten
Op basis van de verklaring van veroordeelde stelt de rechtbank vast dat hij medeverdachte [medeverdachte] € 200,00 per week aan loonkosten betaalde. Dat sprake zou zijn van € 300,00 aan loonkosten, zoals de raadsman heeft betoogd, is niet gebleken.
Uit de verklaring van getuige [naam 3] leidt de rechtbank af dat medeverdachte [medeverdachte] ongeveer drie maanden cocaïne aan hem heeft verkocht en geleverd. In het voordeel van de veroordeelde gaat de rechtbank bij de berekening van de loonkosten uit van dertien weken.
De rechtbank zal geen rekening houden met de overigens door de raadsman naar voren gebrachte kosten die in aftrek zouden moeten worden gebracht. Onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat veroordeelde aan anderen dan medeverdachte [medeverdachte] loonkosten heeft voldaan. Verder vindt de stelling dat veroordeelde benzinekosten heeft voldaan geen steun in de bewijsmiddelen. Daarbij is het onduidelijk wat de hoogte van dergelijke kosten zou zijn: er is geen beeld van de gereden kilometers met auto’s en ook blijkt niet wat het verbruik van de auto was. De rechtbank zal derhalve geen rekening houden met loonkosten aan anderen dan medeverdachte [medeverdachte] en de benzinekosten.
Uit het Rapport blijkt van inkoopkosten van € 570,00 per week.
Dit levert de volgende berekening op:
74 weken x (inkoopkosten) € 570,00 = € 42.180,00
13 weken x (loonkosten) € 200,00 = € 2.600,00 Zijnde een totaal van € 44.780,00 aan kosten.
Totaal wederrechtelijk verkregen voordeel
Gelet op voorgaande berekeningen en overwegingen komt de rechtbank tot de volgende berekening:
Opbrengst € 84.360,00
Kosten € 44.780,00-
Wederrechtelijk verkregen voordeel € 39.580,00
De rechtbank komt aldus tot het oordeel dat de veroordeelde € 39.580,00 heeft genoten.
Betalingsverplichting
De rechtbank zal veroordeelde een lagere betalingsverplichting opleggen dan het berekende wederrechtelijk genoten voordeel in verband met de onder veroordeelde inbeslaggenomen goederen.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het geldbedrag van € 855,00 en de waarde van de Samsung televisie die in beslag zijn genomen en waarvan veroordeelde afstand heeft gedaan, in mindering moeten worden gebracht bij de betalingsverplichting. Veroordeelde heeft voor de Samsung televisie € 2.098,00 betaald.
De rechtbank zal geen rekening houden met de inbeslaggenomen Mercedes-Benz en het inbeslaggenomen geldbedrag van € 11.900,00 zoals door de raadsman is verzocht, omdat op die goederen nog conservatoir beslag rust.
Dit levert de volgende berekening op:
Wederrechtelijk verkregen voordeel: € 39.580,00
Geldbedrag: € 855,00
Samsung televisie: € 2.098,00Betalingsverplichting: € 36.627,00.
De rechtbank komt aldus tot een betalingsverplichting van € 36.627,00.

Toepassing van de wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

Stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op
€ 39.580,00.
Legt
[veroordeelde]voornoemd de verplichting op tot betaling van een geldbedrag van
€ 36.627,00(zegge: zesendertigduizend zeshonderdenzevenentwintig euro) aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd op 732 dagen.
Deze uitspraak is gegeven door mr. W.S. Sikkema, voorzitter, mr. M. Brinksma en mr. L.S. Langius, rechters, bijgestaan door mr. L.F. Beitsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 3 november 2023.