Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1, 2 en 3 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit om geen gevangenisstraf aan verdachte op te leggen. Verdachte is jong en first offender. Er zijn indicaties voor toepassing van het adolescentenstrafrecht en de reclassering heeft geconcludeerd dat een gevangenisstraf de reeds ingezette positieve lijn teniet zal doen. Wanneer de rechtbank de strafeis van de officier van justitie zal volgen, zal verdachte zijn baan kwijt raken en de geboorte van zijn kind missen. De raadsman heeft daarom verzocht om aan verdachte een taakstraf op te leggen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsadvies van het Leger des Heils d.d. 6 oktober 2023, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende bijna anderhalf jaar schuldig gemaakt aan het dealen van cocaïne en heeft tevens cocaïne in zijn woning aanwezig gehad. Door aldus te handelen heeft verdachte bijgedragen aan de instandhouding van het drugscircuit en de vele daarmee gepaard gaande vormen van criminaliteit, waardoor de samenleving schade werd berokkend. Daarbij heeft hij bijgedragen aan de instandhouding van het gebruik van verdovende middelen, terwijl algemeen bekend is dat harddrugs zoals cocaïne zeer schadelijk zijn voor de gezondheid. Extra kwalijk in dit geval is dat verdachte een minderjarige voor zich heeft laten werken. Ook heeft verdachte in zijn woning een imitatievuurwapen voorhanden gehad. Dergelijke voorwerpen zijn een gevaar omdat zij nauwelijks te onderscheiden zijn van echte vuurwapens. Zij worden dan ook niet zelden gebruikt om gewapende overvallen mee te plegen of personen mee te bedreigen. Het ongecontroleerd bezit van dergelijke wapens leidt tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
De reclassering heeft – zakelijk weergegeven – geconcludeerd dat verdachte gedurende zijn schorsingsperiode een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt. Het recidiverisico wordt ingeschat als gemiddeld en bij een (deels) voorwaardelijke straf zouden er een aantal bijzondere voorwaarden aan verdachte moeten worden opgelegd. De reclassering heeft daarbij nog aangegeven dat een gevangenisstraf de reeds ingezette positieve lijn teniet zal doen.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf gekeken naar de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor het regelmatig dealen van drugs gedurende zes tot twaalf maanden geldt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf maanden als oriëntatiepunt. Het oriëntatiepunt gaat uit van een alleen opererende dader. De rechtbank heeft in strafverzwarende zin rekening gehouden met de omstandigheid dat het dealen in samenwerkingsverband heeft plaatsgevonden. Daarnaast heeft verdachte loopjongens, waarvan één minderjarig, ingezet. Bovendien heeft verdachte over een langere periode gedeald dan waarvan in de oriëntatiepunten wordt uitgegaan. Ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden heeft de rechtbank in strafmatigende zin meegewogen dat verdachte in zijn schorsingsperiode een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt en dat hij binnenkort vader wordt.
Gelet op de geldende oriëntatiepunten, ernst van de feiten en straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd is de rechtbank van oordeel dat niet anders kan worden gereageerd dan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Wel geven de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het ingeschatte recidiverisico aanleiding om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden.
Alles afwegend acht de rechtbank, conform de eis van de officier van justitie, een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, passend en geboden.