ECLI:NL:RBNNE:2023:4516

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 november 2023
Publicatiedatum
3 november 2023
Zaaknummer
18-098750-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van jeugdstrafrecht bij cocaïnedelict door verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 3 november 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich gedurende drie maanden schuldig heeft gemaakt aan het dealen van cocaïne. De rechtbank heeft het jeugdstrafrecht toegepast, gezien de leeftijd van de verdachte, die 21 jaar oud was ten tijde van het delict. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van 60 dagen met een proeftijd van twee jaren, en een werkstraf van 100 uren met aftrek van het voorarrest. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het meer of anders ten laste gelegde, omdat dit niet bewezen kon worden.

De rechtbank heeft de feiten als wettig en overtuigend bewezen verklaard, waarbij de verdachte in de periode van 1 maart 2023 tot en met 5 juni 2023 in meerdere plaatsen in de provincie Fryslân cocaïne heeft verkocht en afgeleverd. De rechtbank heeft rekening gehouden met de omstandigheden waaronder het delict is gepleegd, de persoon van de verdachte, en het advies van de reclassering. De verdachte heeft spijt betuigd en heeft een positieve ontwikkeling doorgemaakt tijdens zijn schorsingsperiode.

De rechtbank heeft ook de inbeslaggenomen goederen, waaronder een geldbedrag van € 400,00, verbeurd verklaard, omdat dit geld aan de verdachte toebehoorde en verdiend was door het bewezenverklaarde feit. De rechtbank heeft de relevante wetsartikelen toegepast, waaronder artikelen uit het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet. De uitspraak benadrukt de ernst van het delict en de noodzaak van toezicht en begeleiding van de verdachte tijdens de proeftijd.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/098750-23
Verkort vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 3 november 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 20 oktober 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E.J. Kuiters, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. Lübbers.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2023 tot en met 5 juni 2023 te [adres] , in elk geval in de gemeente Smallingerland, en/of een of meer ander(e) plaats(en) in de provincie Fryslân, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of aanwezig heeft gehad, (telkens) (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat het ten laste gelegde in de periode eind maart 2023 tot en met twee weken voor de aanhouding van verdachte wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
De rechtbank past de bewijsmiddelen toe zoals die zullen worden opgenomen in de eventueel later op te maken aanvulling van dit vonnis. Deze bewijsmiddelen bevatten de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Indien tegen dit verkort vonnis een rechtsmiddel wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring, opgenomen in een aanvulling op dit verkort vonnis. Die aanvulling wordt dan aan dit verkort vonnis gehecht.
Gelet op de gebezigde bewijsmiddelen acht de rechtbank de gehele ten laste gelegde pleegperiode wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 maart 2023 tot en met 5 juni 2023 in meerdere plaatsen in de provincie Fryslân tezamen en in vereniging met anderen meermalen telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en vervoerd en aanwezig heeft gehad, telkens een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

eendaadse samenloop van medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een jeugddetentie van 60 dagen waarvan 52 dagen voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest, een proeftijd van twee jaren en de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, alsmede tot een werkstraf voor de duur van 100 uren. De officier van justitie is tot slot van mening dat het jeugdstrafrecht dient te worden toegepast.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een geheel voorwaardelijke jeugddetentie van 60 dagen met daaraan gekoppeld de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden en een werkstraf met aftrek van het voorarrest. De raadsman is ook van mening dat het jeugdstrafrecht dient te worden toegepast.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsadvies van Verslavingszorg Noord-Nederland d.d. 24 juli 2023, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende drie maanden schuldig gemaakt aan het dealen van cocaïne. Door aldus te handelen heeft verdachte bijgedragen aan de instandhouding van het drugscircuit en de vele daarmee gepaard gaande vormen van criminaliteit, waardoor de samenleving schade werd berokkend. Daarbij heeft hij bijgedragen aan de instandhouding van het gebruik van verdovende middelen, terwijl algemeen bekend is dat harddrugs zoals cocaïne zeer schadelijk zijn voor de gezondheid.
De reclassering heeft het volgende – zakelijk weergegeven – geconcludeerd. Verdachte woont bij zijn ouders en beschikt sinds enkele weken over structurele en stabiele dagbesteding. Verdachte is dusdanig geschrokken van onderhavige tenlastelegging en zijn tijd op het politiebureau dat hij sindsdien abstinent is van middelen en zijn leven een positieve wending heeft gegeven. Verdachte toont spijt ten aanzien van het delictgedrag. Er is sprake van een schorsing met bijzondere voorwaarden waarbij verdachte zich binnen dit toezicht houdt aan de afspraken en zich begeleidbaar opstelt. Hij staat op de wachtlijst bij de Forensische Polikliniek van Verslavingszorg Noord Nederland (VNN) en een coachingstraject wordt opgestart. Het recidiverisico wordt ingeschat als laag-gemiddeld. De reclassering acht het wenselijk dat de huidige voorwaarden doorlopen. Op zowel het gebied van handelingsvaardigheden als het gebied van pedagogische mogelijkheden ziet de reclassering indicaties voor toepassing van het jeugdstrafrecht. De Raad voor de Kinderbescherming ondersteunt het advies om het jeugdstrafrecht toe te passen.
De verdachte was 21 jaar oud toen hij het bewezenverklaarde pleegde. Het Wetboek van Strafrecht geeft de rechter de mogelijkheid om rekening te houden met de jeugdige leeftijd van verdachten en het jeugdstrafrecht toe te passen (artikel 77c). De reclassering heeft daartoe ook gemotiveerd geadviseerd. De rechtbank kan dat advies volgen en beslist dan ook om het jeugdstrafrecht toe te passen.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf gekeken naar de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Alleen al voor het medeplegen van dealen in harddrugs is een forse straf passend. Hoewel de ernst van de feiten aanleiding zou kunnen zijn om een onvoorwaardelijke jeugddetentie aan verdachte op te leggen, zal de rechtbank daartoe niet overgaan. Verdachte is first offender, heeft openheid van zaken gegeven, heeft spijt betuigd en heeft in zijn schorsingsperiode een positieve ontwikkeling doorgemaakt. De rechtbank acht van belang dat die positieve lijn doorgezet wordt en dat deze niet doorbroken wordt door een nieuwe detentieperiode. Bovendien is de rechtbank van oordeel dat verdachte de consequenties van het plegen van strafbare feiten voldoende door zijn voorarrest heeft ondervonden en met oplegging van een onvoorwaardelijke werkstraf zal ondervinden. Wel zal de rechtbank om te voorkomen dat verdachte nieuwe strafbare feiten zal plegen en om de ernst van de feiten te benadrukken een voorwaardelijke jeugddetentie opleggen met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. De rechtbank ziet tot slot geen aanleiding om, zoals gevorderd door de officier van justitie, een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan het voorarrest op te leggen en zal daarom het voorarrest aftrekken van de onvoorwaardelijke werkstraf.
Alles afwegende acht de rechtbank een voorwaardelijke jeugddetentie van 60 dagen met een proeftijd van twee jaren en de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, alsmede een werkstraf van 100 uren met aftrek van het voorarrest passend en geboden.

Inbeslaggenomen goederen

De officier van justitie heeft gevorderd dat het inbeslaggenomen geldbedrag verbeurd wordt verklaard. De raadsman heeft eveneens aangevoerd dat het inbeslaggenomen geldbedrag verbeurd kan worden verklaard.
De rechtbank acht de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten een geldbedrag van in totaal € 400,00 vatbaar voor verbeurdverklaring nu dit geldbedrag aan verdachte toebehoort en hij dit geld heeft verdiend door het bewezenverklaarde feit.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 33, 33a, 47, 55, 56, 57, 77c, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een jeugddetentie voor de duur van 60 dagen.

Bepaalt dat deze jeugddetentie
nietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
twee jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich binnen vijf dagen na het onherroepelijk worden van de uitspraak meldt bij de William Schrikker Stichting en dat hij zich daarna zal blijven melden zo lang en zo frequent als deze instelling dat noodzakelijk acht;
dat de veroordeelde gedurende de proeftijd of zoveel korter als de jeugdreclassering nodig vindt meewerkt aan diagnostiek en de daaruit voortvloeiende ambulante behandeling bij de Forensische Polikliniek van Verslavingszorg Noord Nederland of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de jeugdreclassering. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
dat de veroordeelde op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met de medeverdachten:
1. medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum] 2001, en 2. [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedatum] 2005,
zolang de jeugdreclassering en het Openbaar Ministerie dat nodig achten;
4. dat de veroordeelde gedurende de proeftijd meewerkt aan het vinden en volgen van dagbestedingin de vorm van werk of een andere vorm van dagbesteding;
5. dat de veroordeelde gedurende de proeftijd meewerkt aan urineonderzoek en ademonderzoek, tebepalen door de jeugdreclassering, ter controle van het gebruik van alcohol, cannabis en harddrugs om het middelengebruik te beheersen;
6. dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd ambulant laat begeleiden door een jobcoach ofeen ambulant begeleider vanuit stichting [instelling] of een soortgelijke instantie voor maatschappelijk (jeugd)zorg, te bepalen door de jeugdreclassering.
Geeft aan de William Schrikker Stichting te Amsterdam, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot enmet het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.

een werkstraf voor de duur van 100 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 50 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.

Verklaart verbeurd de in beslag genomen:

  • 165 EUR IBG 5 juni 2023 (Omschrijving: PL0100-2022277933-G1610557)
  • 5 EUR IBG 5 juni 2023 (Omschrijving: 1610559)
  • 230 EUR IBG 5 juni 2023 (Omschrijving: 1610587)
Dit verkort vonnis is gewezen door mr. W.S. Sikkema, voorzitter, mr. M. Brinksma en mr. L.S. Langius, rechters, bijgestaan door mr. L.F. Beitsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 november 2023.