Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1 en 2 primair. De feiten kunnen wettig en overtuigend bewezen worden verklaard op grond van de getuigenverklaringen en de overige in het dossier aanwezige bewijsmiddelen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van alle feiten. Ten aanzien van feit 1 valt uit de verklaringen van verdachte en de medeverdachte af te leiden dat [slachtoffer 1] vrijwillig in de auto is gestapt. Er is daarom geen sprake van wederrechtelijke vrijheidsberoving. Er is geweld gebruikt, omdat [slachtoffer 1] een wapen had, niet om hem te dwingen om mee te gaan. Daarnaast heeft verdachte verklaard dat hij niet heeft gezien wat er is gebeurd tussen het moment dat [slachtoffer 1] uit de Seat stapte en in de auto van de medeverdachte zat. Gelet op de rol van verdachte kan niet worden bewezen dat hij opzet had op de wederrechtelijke vrijheidsberoving. Ten aanzien van feit 2 primair en subsidiair kan niet worden bewezen dat de betalingsregeling door geweld, bedreiging met geweld of enig andere feitelijkheid tot stand is gekomen. Het causale verband ontbreekt. De raadsvrouw heeft ten slotte ten aanzien van beide feiten aangevoerd dat er geen sprake is van nauwe en bewuste samenwerking, omdat verdachte enkel betrokken is geweest bij het klem rijden van getuige [slachtoffer 1].
Oordeel van de rechtbank
Inleiding
De rechtbank constateert dat de onderstaande feiten bij de behandeling van de zaak op de terechtzitting niet ter discussie hebben gestaan.
Medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte]) en [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]) hadden een geschil. [medeverdachte] wilde [slachtoffer 1] spreken, omdat hij geld van hem kreeg.
Verdachte en [medeverdachte] hebben daarom een plan bedacht om [slachtoffer 1] te treffen. Verdachte heeft op 8 mei 2021 met [slachtoffer 1] afgesproken bij het tankstation in Parrega. Deze afspraak is uit de hand gelopen. Verdachte en [medeverdachte] zijn uiteindelijk in de Mercedes van [medeverdachte] met [slachtoffer 1] naar het huis van de vader van [slachtoffer 1] gereden.
Vervolgens is daar een betalingsregeling afgesproken tussen [medeverdachte] en [slachtoffer 1].
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich (als medepleger) schuldig heeft gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving en afpersing en/of diefstal met geweld, subsidiair dwang, van [slachtoffer 1].
Bewijsmiddelen
De rechtbank stelt op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen die de daartoe redengevende feiten en omstandigheden bevatten, het volgende vast.
1
Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer 1] op 8 mei 2021 bij het tankstation in Parrega bij hem in de auto is gestapt. Ze zijn vervolgens in de richting van Parrega gereden.
2Verdachte en [medeverdachte] hebben beiden verklaard dat [medeverdachte] in Parrega stond te wachten met zijn auto.
[medeverdachte] is uit zijn auto gestapt en naar de auto gelopen waar verdachte en [slachtoffer 1] in zaten. Vervolgens heeft [medeverdachte] [slachtoffer 1] aangesproken en een vuistslag in het gezicht gegeven. [slachtoffer 1] zat op dat moment aan de bijrijderskant in de auto bij verdachte.
3Getuige [naam 1] heeft gezien dat de man die de bijrijder aanviel aan het drukken en slaan was.
4
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij nadat hij klappen had gehad naar de benzinepomp is gerend.
5Daar is hij in de Seat Leon van getuige [naam 2] gestapt. [naam 2] heeft gezien dat [slachtoffer 1] in paniek was en dat er een ‘ei’ op zijn linker jukbeen zichtbaar was. [naam 2] zag vervolgens dat er twee auto’s het terrein van het tankstation op kwamen rijden. [naam 2] probeerde nadat [slachtoffer 1] in de auto was gestapt van het terrein te rijden, maar hij werd klemgereden.
6Verdachte en [medeverdachte] hebben daarover verklaard dat [medeverdachte] zijn auto stil had gezet op de oprit van het pompstation. De Seat Leon van [naam 2] probeerde weg te rijden, maar verdachte heeft met zijn auto de Seat Leon klemgereden, zodat deze niet verder kon.
7
Verdachte heeft verklaard dat hij heeft gezien dat [medeverdachte] [slachtoffer 1] vervolgens uit de Seat Leon trok.
8[naam 2] heeft verklaard dat de donkere man het rechter portier van zijn auto opende en [slachtoffer 1] uit de auto haalde.
9Ook getuige [naam 3] heeft gezien dat de bestuurder van de Mercedes een persoon uit de auto haalde.
10Zij heeft van dat moment een filmpje gemaakt. Op de beelden is te zien dat twee personen een confrontatie hebben en aan het duwen en trekken zijn.
11
Getuige [naam 4] heeft twee mannen horen schreeuwen bij het tankstation. Zij hoorde een paniekstem schreeuwen en geschreeuw van nog een andere stem. Vervolgens zag zij dat er twee personen kwamen aanlopen. Dit betroffen een man met een blanke huidskleur en een man met een donker getinte huidskleur. Ze heeft gezien dat de man met de donker getinte huidskleur de blanke man in de nek/kraag op de rug vasthield en hem met kracht en agressief meesleurde. De blanke man verzette zich en wilde niet mee.
12[medeverdachte] heeft verklaard dat hij [slachtoffer 1] met zijn arm naar voren schoof en hem bij de auto bij de kraag heeft gepakt.
13Getuige [naam 5] heeft gezien dat iemand door de getinte man in een Mercedes werd gedrukt en dat de deur dicht werd gedaan. De donker getinte man is daarna aan de bestuurderszijde in de Mercedes gestapt.
14
Verdachte is vervolgens ook in de Mercedes gestapt. Verdachte en [medeverdachte] zijn met [slachtoffer 1] naar de woning van de vader van [slachtoffer 1] in Workum gereden en de woning binnengegaan.
15[medeverdachte] had op dat moment een houten stok bij zich. In de woning heeft een gesprek plaatsgevonden waarbij een betalingsregeling tussen verdachte en [slachtoffer 1] tot stand is gekomen.
16De vader van [slachtoffer 1] heeft verklaard dat de sfeer agressief was op het moment dat [slachtoffer 1] binnenkwam met [medeverdachte] en nog een man. [medeverdachte] zei op dat moment dat ze geld wilden hebben. Hij had een stok in zijn hand. Vervolgens is er een contract opgesteld.
17
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feit 1
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat het geweld plaatsvond, omdat [slachtoffer 1] een vuurwapen toonde. De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier niet blijkt dat [slachtoffer 1] een vuurwapen of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp bij zich had. Verdachte heeft in zijn eerste verhoor niets verklaard over het feit dat [slachtoffer 1] een vuurwapen had. Pas in zijn tweede verhoor, nadat de politie hem expliciet had voorgehouden dat [medeverdachte] over een vuurwapen had verklaard, heeft verdachte die verklaring bevestigd. Daarnaast is er geen vuurwapenwapen aangetroffen bij [slachtoffer 1]. Het verweer dat het geweld plaatsvond na het zien van een vuurwapen bij [slachtoffer 1] wordt daarom verworpen.
De raadsvrouw heeft bepleit dat [slachtoffer 1] vrijwillig in de auto is gestapt en dat daarom geen sprake is van wederrechtelijke vrijheidsberoving. Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van de bewijsmiddelen worden vastgesteld dat verdachte [slachtoffer 1] naar de afgesproken plek heeft gereden, waar [medeverdachte] hem een vuistslag heeft gegeven. Nadat [slachtoffer 1] was weggerend en in de Seat Leon van getuige [naam 2] was gestapt, is hij klem gereden door verdachte.
Vervolgens is hij door [medeverdachte] uit de Seat Leon getrokken, naar de Mercedes van
[medeverdachte] gesleurd en in die auto geduwd. Uit de getuigenverklaringen blijkt dat [slachtoffer 1] aan het schreeuwen was. Naar het oordeel van de rechtbank was gelet op deze omstandigheden geen sprake van vrijwilligheid. Het verweer dat verdachte geen opzet had op de wederrechtelijke vrijheidsberoving, omdat hij dacht dat [slachtoffer 1] vrijwillig in de auto was gestapt, wordt gelet op het voorgaande dan ook verworpen.
Ten aanzien van feit 2 primair
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte en [medeverdachte], na uitvoering van de hiervoor onder feit 1 weergegeven handelingen, naar de woning van de vader van [slachtoffer 1] zijn gereden. In die woning is uiteindelijk een betalingsregeling tot stand gekomen tussen [medeverdachte] en [slachtoffer 1]. Op het moment dat verdachte met [medeverdachte] en
[slachtoffer 1] de woning binnenkwam, had [medeverdachte] een houten stok bij zich en was de sfeer agressief.
Voor een bewezenverklaring van afpersing is een causaal verband vereist tussen de dwang en de prestatie. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte en [medeverdachte] [slachtoffer 1] wilden treffen om hem tot betaling te dwingen. De ten laste gelegde handelingen, vanaf de vuistslag tot het tonen van de houten stok in de woning, zijn alle verricht met het doel om [slachtoffer 1] geld te laten betalen. De rechtbank is daarom van oordeel dat het tot stand komen van de betalingsregeling het gevolg is geweest van het geweld en de bedreiging met geweld. Het verweer dat er geen causaal verband was tussen de uitgevoerde handelingen en het afspreken van de betalingsregeling wordt om die reden verworpen.
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
Verdachte heeft op 8 mei 2021 de afspraak met [slachtoffer 1] gemaakt. Hij heeft dit gedaan in samenspraak met [medeverdachte], omdat [medeverdachte] in contact wilde komen met [slachtoffer 1]. Hij wist dat [medeverdachte] met [slachtoffer 1] in gesprek wilde, omdat hij ([medeverdachte]) geld van hem ([slachtoffer 1]) tegoed had. [slachtoffer 1] is bij verdachte in de auto gestapt en verdachte is vervolgens met hem naar de plek gereden waar hij met [medeverdachte] had afgesproken. [medeverdachte] is daar uit zijn auto gestapt en heeft [slachtoffer 1] aangesproken en een vuistslag gegeven. Verdachte was hierbij aanwezig. Toen [slachtoffer 1] vervolgens wegrende en in de Seat Leon van getuige [naam 2] stapte om weg te komen, heeft verdachte die auto klem gereden. De betrokkenheid van verdachte bij feit 2 blijkt daarnaast uit de omstandigheid dat hij, nadat [medeverdachte] [slachtoffer 1] uit de Seat Leon had getrokken en in zijn eigen auto had geduwd, in de auto van [medeverdachte] is gestapt en mee is gegaan naar de woning van de vader van [slachtoffer 1]. Verdachte is vervolgens samen met [medeverdachte] en [slachtoffer 1] die woning ingegaan, terwijl [medeverdachte] daarbij een stok in zijn hand had.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Conclusie
De rechtbank acht de wederrechtelijke vrijheidsberoving en de afpersing in vereniging wettig en overtuigend bewezen.