ECLI:NL:RBNNE:2023:448

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 januari 2023
Publicatiedatum
13 februari 2023
Zaaknummer
21/3611
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens ontbreken procesbelang na intrekking omgevingsvergunning

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedateerd 24 januari 2023, wordt het beroep van Stichting Natuurbeschermingswacht Meppel en omstreken tegen de verlening van een omgevingsvergunning voor de bouw van een stal beoordeeld. De rechtbank stelt vast dat het procesbelang van eiseres is komen te vervallen, omdat de omgevingsvergunning door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westerveld is ingetrokken. Dit betekent dat het doel van eiseres met het instellen van het beroep niet meer kan worden bereikt, waardoor er geen inhoudelijke beoordeling van het beroep meer nodig is.

De rechtbank legt uit dat procesbelang essentieel is voor de ontvankelijkheid van een beroep. Eiseres had aangevoerd dat zij belang had bij de beoordeling van het beroep vanwege gemaakte griffiekosten en advieskosten, en omdat het college een toezegging had gedaan voor een nieuwe vergunning. De rechtbank oordeelt echter dat het intrekken van de vergunning het procesbelang heeft weggenomen. Bovendien wordt opgemerkt dat er geen sprake is van terugkerende of toekomstige gelijksoortige activiteiten die een inhoudelijke beoordeling rechtvaardigen.

De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, en dat eiseres geen recht heeft op terugbetaling van griffierechten of vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Eiseres heeft de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 21/3611

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 januari 2023 in de zaak tussen

Stichting Natuurbeschermingswacht Meppel en omstreken, uit Meppel, eiseres

(gemachtigde: G.W. Starre),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westerveld (college)

(gemachtigde: mr. S.J. De Haan).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[derde-partij 1](derde-partij).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de verlening van een omgevingsvergunning voor de bouw van een stal aan de [adres].
1.1.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 22 december 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres bijgestaan door H. Baptist en de gemachtigde van college.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het beroep tegen de verlening van een omgevingsvergunning voor de bouw van een stal. Voordat de rechtbank het beroep inhoudelijk kan behandelen, toetst de rechtbank of aan de procedurele voorwaarden is voldaan. Eén van die voorwaarden is dat eiseres procesbelang moet hebben bij de beoordeling van haar beroep.
2.1.
Procesbelang is het belang dat een belanghebbende heeft bij de uitkomst van een procedure. Daarbij gaat het erom of het doel dat de belanghebbende voor ogen staat, met het rechtsmiddel kan worden bereikt en voor de belanghebbende van feitelijke betekenis is.
3. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk vanwege het ontbreken van procesbelang
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. Op 31 maart 2021 heeft het college een omgevingsvergunning verleend aan derde-partij voor het bouwen van een ligboxenstal aan de [adres]. Het bezwaar van eiseres hiertegen is op 24 september 2021 kennelijk niet-ontvankelijk verklaard omdat eiseres volgens het college niet als belanghebbende kan worden aangemerkt. Bij brief van 10 november 2022, verzonden op 16 december 2022, heeft het college op verzoek van de derde-partij de omgevingsvergunning ingetrokken.
5. Eiseres stelt dat zij belang heeft bij de beoordeling van het beroep omdat zij griffiekosten en advieskosten heeft gemaakt. Bovendien heeft het college al een toezegging gedaan dat de vergunning opnieuw verleend wordt.
5.1.
De rechtbank is van oordeel dat het procesbelang bij het voeren van deze beroepsprocedure is komen te vervallen nu de verleende omgevingsvergunning is ingetrokken. Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee bereikt wat eiseres met het instellen van haar beroep in deze procedure heeft beoogd. Het belang van eiseres bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep is komen te vervallen.
5.2.
Volgens vaste rechtspraak [1] kan er nog een belang zijn wanneer de omgevingsvergunning betrekking heeft op terugkerende of toekomstige gelijksoortige activiteiten, waarbij het inhoudelijke oordeel van de rechtbank kan worden betrokken bij deze toekomstige besluiten. Een dergelijke situatie doet zich in dit geval niet voor. Op de zitting heeft het college toegelicht dat naar aanleiding van de gewijzigde plannen van derde-partij in mei 2022 al nieuwe vergunningen zijn verleend voor het project van derde-partij. Na het onherroepelijk worden van die vergunningen heeft derde-partij verzocht om de omgevingsvergunning van 31 maart 2021 in te trekken.
5.3.
Volgens vaste rechtspraak [2] kan ook geen belang worden ontleend aan het verzoek om vergoeding van de gemaakte griffiekosten en proceskosten. Het betoog van eiseres faalt.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is niet-ontvankelijk vanwege het ontbreken van procesbelang. De rechtbank komt daarom niet toe aan een inhoudelijke bespreking van het beroepschrift. Eiseres krijgt het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.S. van den Berg, rechter, in aanwezigheid van
mr.S. G. Steenbergen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 januari 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Waaronder de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 15 september 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2068.
2.Waaronder de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 7 maart 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BV8045.