Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van voorarrest.
Standpunt van de verdediging
Gelet op de bepleite vrijspraak heeft de raadsman geen strafmaatverweer gevoerd.
Ter zitting is namens verdachte kenbaar gemaakt dat hij, gelet op zijn proceshouding, niet zal meewerken aan de oplegging van eventuele bijzondere voorwaarden.
Oordeel van de rechtbank
Algemeen
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de rapportage van de reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich op 10 mei 2020 met anderen schuldig gemaakt aan poging tot afpersing.
Verdachte heeft met twee anderen, waarbij zij allen maskers of bivakmutsen droegen, het slachtoffer in zijn fietsenhok bij zijn woning opgewacht. Het slachtoffer is in zijn fietsenhok getrokken en gesommeerd geld af te geven. Daarbij is aan het slachtoffer een mes getoond en is hij meermalen geslagen.
Meerdere omstandigheden duiden erop dat de afpersing van het slachtoffer op voorhand is gepland. Het slachtoffer gaat elke zondag bij zijn ouders op bezoek en komt dan op zondagavond op de fiets rond hetzelfde tijdstip thuis. Op zondag 10 mei 2020 werd hij ‘s avonds in zijn fietsenhok bij de woning opgewacht door drie mannen, waaronder verdachte. De mannen droegen maskers of bivakmutsen en één van de verdachten droeg handschoenen. Dit is anders dan het geval waarbij een willekeurige persoon het slachtoffer zou zijn geweest van een poging tot afpersing. Deze planmatigheid wordt verdachte aangerekend.
De rechtbank overweegt dat het fietsenhok hoort bij de woning, dus vallend binnen de privésfeer van het slachtoffer zodat er sprake is van wat in de volksmond een poging tot een 'woningoverval' wordt genoemd.
Het is een feit van algemene bekendheid dat een woningoverval door het slachtoffer als uitermate beangstigend wordt ervaren. Je eigen woning is bij uitstek de plek waar je je veilig moet kunnen voelen. Een woningoverval is daarom voor de slachtoffers doorgaans een bijzonder traumatische ervaring, waar zij nog jarenlang last van kunnen hebben. Het slachtoffer heeft tijdens de woningoverval blijvend letsel aan zijn hoornvlies opgelopen, en heeft daar tot op heden last van. Bovendien vergroten dergelijke geweldsdelicten de gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij. Verdachte en zijn mededaders hebben geen enkel moment aan deze gevolgen gedacht maar enkel aan hun financieel gewin.
Documentatie
De rechtbank heeft acht geslagen op het de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 17 augustus 2023. Hieruit blijkt dat verdachte sinds 2005 veelvoudig voor strafbare feiten is veroordeeld, maar niet voor soortgelijke feiten.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft rekening gehouden met het reclasseringsrapport van 7 maart 2023, opgesteld door Reclassering Nederland in Leeuwarden.
Risicofactoren zijn dat de werkstraffen en transacties in het verleden niet hebben bijgedragen aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten. Tevens liep verdachte in twee proeftijden. Ten tijde van het feit had hij schulden en gebruikte hij middelen als het tegen zat.
Beschermende factoren zijn dat verdachte uit een warm nest komt. Zijn ouders hebben hem normen en waarden bijgebracht en spraken hem aan op zijn fouten. Daarbij heeft hij hulp gezocht bij de Gemeentelijke Kredietbank voor zijn schulden en heeft hij zich vrijwillig onder bewind laten stellen. De eerder opgelegde transacties en werkstraffen zijn op positieve wijze afgerond.
Geadviseerd wordt om een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met bijzondere voorwaarden, te weten: meldplicht, gedragsinterventie (cognitieve vaardigheden en middelengebruik), meewerken aan middelencontrole, contactverbod, schadeherstel en dagbesteding.
LOVS oriëntatiepunten
Volgens de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) wordt voor iemand, die voor het eerst met de strafrechter in aanraking komt en alleen opereert, voor een dergelijke overval een uitgangspunt van drie jaren gevangenisstraf gehanteerd, afhankelijk van het toegepaste geweld. Voor medeplegen, zoals in deze zaak bewezen is verklaard, wordt een opslag toegepast. In dit geval is het bij een poging gebleven.
Overschrijding redelijke termijn
De rechtbank stelt voorop dat in art. 6, eerste lid, EVRM het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Het eerste verhoor van de verdachte door de politie heeft niet steeds als zodanige handeling te gelden. Wel dienen de inverzekeringstelling van de verdachte, te weten in casu 13 april 2021, en de betekening van de dagvaarding als een zodanige handeling te worden aangemerkt.
Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden.
Overschrijding van de redelijke termijn wordt in beginsel gecompenseerd door vermindering van de straf, die zou zijn opgelegd indien de redelijke termijn niet zou zijn overschreden.
Gelet op het voorgaande constateert de rechtbank dat er sprake is van overschrijding van de redelijke termijn met enkele maanden. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding een matiging van de op te leggen gevangenisstraf tot gevolg moet hebben.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat een vrijheidsstraf de enige passende straf is, omdat de aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel moeten leiden, acht de rechtbank niet aanwezig.
De rechtbank ziet geen redenen om een deel van de straf voorwaardelijk, al dan niet met bijzondere voorwaarden, op te leggen. Verdachte blijft volharden in zijn ontkenning en heeft via zijn raadsman ter zitting laten weten, gelet op zijn ontkenning niet aan enige vorm van bijzondere voorwaarden te willen meewerken. Gelet op deze omstandigheden ziet de rechtbank geen meerwaarde in een deels voorwaardelijke straf.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van twintig maanden passend en geboden. Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn zal de rechtbank deze straf matigen tot 18 maanden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 39,65 ter vergoeding van materiële schade en € 2.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is, omdat verdachte dient te worden vrijgesproken.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij
[slachtoffer] de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 10 mei 2020.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachten deze al hebben betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank telkens de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.