ECLI:NL:RBNNE:2023:4459

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 november 2023
Publicatiedatum
1 november 2023
Zaaknummer
18-156062-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens gebrek aan bewijs in ontuchtzaak

In de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte, die wordt beschuldigd van ontuchtige handelingen met een minderjarige, heeft de rechtbank Noord-Nederland op 2 november 2023 uitspraak gedaan. De verdachte is vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten, omdat er onvoldoende bewijs is om hem in direct verband met de beschuldigingen te brengen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van het slachtoffer niet voldoende steunbewijs bevatten en dat er geen andere bewijsmiddelen zijn die de verdachte identificeren als de dader. De rechtbank heeft opgemerkt dat de herkenning van de verdachte niet betrouwbaar is en dat de bewijsminimum, zoals vereist door artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering, niet is gehaald. De zaak is behandeld op de zittingen van 10 oktober 2023 en 2 november 2023, waarbij de verdachte niet aanwezig was, maar wel vertegenwoordigd door zijn advocaat. De officier van justitie had betoogd dat de verklaringen van het slachtoffer geloofwaardig waren, maar de rechtbank heeft deze argumenten niet overtuigend genoeg geacht om tot een veroordeling te komen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen wettig en overtuigend bewijs is en heeft de verdachte vrijgesproken van alle beschuldigingen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht Locatie Assen
parketnummer 18/156062-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 2 november 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 10 oktober 2023 (inhoudelijke behandeling) en 2 november 2023 (sluiting onderzoek).
Verdachte is niet verschenen; wel is verschenen mr. R.H. Lagerweij, advocaat te Almere, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H. Mous.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in de periode van 1 januari 2018 tot en met 16 juli 2020 te Assen, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2004, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , immers heeft hij, verdachte, zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat hetgeen verdachte ten laste is gelegd wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De officier van justitie heeft daartoe allereerst aangevoerd dat [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) heeft verklaard dat zij meermalen seks heeft gehad met verdachte. De verklaringen van [slachtoffer] zijn geloofwaardig en betrouwbaar nu zij meerdere personen heeft genoemd waarmee zij seks heeft gehad, maar zij ook namen heeft vermeld waarbij enkel sprake is geweest van contact zonder dat er seksuele handelingen hebben plaatsgevonden. Tevens is de aangifte van [naam] (de moeder van [slachtoffer] ) gedetailleerd en ondersteund door digitale gegevens op de telefoon van [slachtoffer] . Ten tijde van de overname door [naam] van het Instagram-account van [slachtoffer] heeft verdachte een foto naar dit account verstuurd waarop hij te zien is met zijn geslachtsdeel in zijn hand. Tot slot heeft de officier van justitie naar voren gebracht dat de seksuele handelingen als ontuchtig moeten worden aangemerkt omdat er geen sprake was van een affectieve relatie en een gering leeftijdsverschil.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, omdat de herkenning van verdachte niet betrouwbaar is. Daarnaast moet verdachte worden vrijgesproken omdat er onvoldoende steunbewijs is voor de verklaring van [slachtoffer] .
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
De rechtbank is van oordeel dat zij op basis van het procesdossier niet met voldoende zekerheid kan vaststellen dat verdachte de persoon is achter het Snapchat-account met de gebruikersnaam “ [verdachte] ”. Verbalisant [naam] heeft verklaard dat de door aangeefster [naam] gegeven beschrijving van verdachte overeenkomt met hoe verdachte staat afgebeeld op zijn rijbewijs. [1] Nu echter onduidelijk is gebleven op welke overeenstemmende kenmerken de vergelijking gebaseerd is, is de conclusie dat verdachte de persoon op de foto is, onvoldoende onderbouwd.
Nu andere bewijsmiddelen die verdachte in direct (identificerend) verband met dit feit brengen, ontbreken, dient verdachte bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs te worden vrijgesproken.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat er los van het hiervoor overwogene niet wordt voldaan aan het bewijsminimum als bedoeld in artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering. Naast de verklaring van [slachtoffer] bevat het procesdossier onvoldoende steunbewijs om tot een veroordeling te komen. De rechtbank is daarom van oordeel dat het ten laste gelegde eveneens op basis van het vorenstaande niet wettig en overtuigend bewezen kan worden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.R. Eising, voorzitter, mr. J. van Bruggen en mr. H.M. Lenting, rechters, bijgestaan door mr. M.W. ten Brinke, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 november 2023.

Voetnoten

1.Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 juli 2020, opgenomen op pagina 43 e.v., inhoudend de relatering van verbalisant [naam] .