Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot 90 dagen gevangenisstraf waarvan 88 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van het voorarrest, en daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd om aan verdachte een taakstraf op te leggen voor de duur van 100 uren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om bij een veroordeling een geheel voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd. Een werkstraf is voor verdachte lastig uit te voeren nu hij in het verleden arbeidsongeschikt is verklaard en hij bij de uitvoering daarvan mogelijk overvraagd zal worden. De raadsvrouw heeft tot slot aangevoerd dat het belangrijk is dat verdachte hulp blijft krijgen. Verdachte wordt inmiddels begeleid door GGZ Drenthe en Vizier Zorg en heeft een goede klik met zijn begeleiders.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de over verdachte opgemaakte rapportages, het uittreksel uit de justitiële documentatie, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder ter zake van soortgelijke feiten met politie en justitie in aanraking is gekomen, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het meermalen plegen van een ontuchtige handeling, bestaande uit het seksueel binnendringen, met een minderjarige die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt. Dat is ook strafbaar (en laakbaar) in het geval de minderjarige zelf het initiatief neemt tot de seksuele handelingen of daarmee instemt, zoals hier het geval was. De wetgever heeft er juist voor gekozen dit soort feiten strafbaar te stellen, omdat jongeren zich in een kwetsbare ontwikkelingsfase bevinden en zij vaak onvoldoende in staat zijn om zelf hun seksuele integriteit te bewaken en/of zelfstandig de (emotionele) gevolgen van seksueel contact in te schatten.
De persoon van verdachte
Verdachte is door een psychiater onderzocht. Zoals hiervoor weergegeven is naar aanleiding van dit onderzoek rapport uitgebracht.
De psychiater komt tot de conclusie dat er bij verdachte sprake is van een licht verstandelijke beperking en een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis. De door de deskundige vastgestelde stoornis was ook aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde.
Verdachte was door zijn licht verstandelijke beperking en schizofreniespectrumstoornis in verminderde mate in staat om te beseffen en te begrijpen dat hij de wet overtrad en om daar zijn gedrag op aan te passen. De psychiater adviseert, gelet op het hiervoor overwogene, om het ten laste gelegde in (sterk) verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De conclusies van de psychiater worden gedragen door een deugdelijke en inzichtelijk gemotiveerde onderbouwing. De rapportage is op zorgvuldige wijze tot stand gekomen. De rechtbank maakt de daaruit getrokken conclusies dan ook tot de hare.
De psychiater schat het risico op recidive van gewelddadig of grensoverschrijdend gedrag als matig tot hoog in. Door verdachtes licht verstandelijke beperking is hij gevoelig voor stress. Hij heeft te weinig copingsvaardigheden om hier goed mee om te gaan en neemt dan zijn toevlucht tot negeren of ontvluchten. Bovendien is het soms moeilijk om met verdachte contact te krijgen en hem dan te sturen. Verwacht wordt dat een voorwaardelijk strafdeel voldoende afschrikwekkend voor verdachte zal zijn om verdachte aan bijzondere voorwaarden te houden. Het advies is om verdachte een ambulante behandeling als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel op te leggen, welke ambulante behandeling verdachte thans al krijgt bij het forensisch team van GGZ Drenthe en Vizier Zorg.
De reclassering sluit zich aan bij het advies van de gerechtelijke deskundige
.De reclassering adviseert in haar rapport van 29 september 2023 een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan gekoppeld de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling door GGZ Drenthe of een soortgelijke zorgverlener en ambulante woonbegeleiding door Vizier Zorg of een soortgelijke zorgverlener, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en meewerken aan middelencontrole.
Redelijke termijn
Gelet op het tijdsverloop dient de rechtbank bij de strafoplegging voorts rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen een strafvervolging op grond van artikel 6 EVRM tot een berechting moet komen. Vanaf het moment dat verdachte is gehoord en er gelet op de inhoud van het verhoor van uit mocht gaan dat hij strafrechtelijk zou worden vervolgd, tot aan deze uitspraak van de rechtbank zijn meer dan twee jaren verstreken. Naar vaste rechtspraak moet overschrijding van de redelijke termijn in beginsel tot strafvermindering leiden. De rechtbank zal daarom bij het bepalen van de strafmaat rekening houden met dit tijdsverloop.
De straf
De rechtbank komt gelet op de overschrijding van de redelijke termijn en de hiervoor besproken persoonlijke omstandigheden van verdachte tot een andere strafoplegging dan zoals die door de officier van justitie is geëist. Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen waarvan 28 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden. Aan het voorwaardelijke strafdeel zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden verbinden zoals geadviseerd door de reclassering. Anders dan de reclassering ziet de rechtbank gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de wijze waarop hij zijn leven heeft ingericht, geen aanleiding voor toepassing van het jeugdstrafrecht.