Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Aan het voorwaardelijke deel dienen de bijzondere voorwaarden te worden gekoppeld zoals door de reclassering geadviseerd, met uitzondering van het contactverbod en het vermijden van contact met minderjarigen. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd om aan verdachte een taakstraf voor de duur van tweehonderd uren op te leggen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft allereerst aangevoerd dat gelet op de aard van de feiten en de vraag of juist het contact met verdachte de meisjes feitelijk nadeel heeft bezorgd, een onvoorwaardelijke straf hier nog daargelaten het enorme tijdsverloop - niet op zijn plaats is. Tevens heeft zij gewezen op het feit dat verdachte is opgegroeid in een andere cultuur en dat hij - mogelijk mede vanuit zijn beperking - de laatste jaren in ieder geval geen deel uitmaakt van het gangbare maatschappelijk proces; hij werkt niet, studeert niet en heeft ook niet veel zicht op zijn toekomst. Daarnaast zijn de door de reclassering geadviseerde voorwaarden die zien op het contactverbod met de slachtoffers en het vermijden van contact met minderjarigen volstrekt overbodig. Ook voor de verplichte inname van medicijnen in het kader van de ambulante behandeling bestaat geen enkele aanleiding.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de over verdachte opgemaakte rapportages, het uittreksel uit de justitiële documentatie, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder ter zake van soortgelijke feiten met politie en justitie in aanraking is gekomen, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het meermalen plegen van een ontuchtige handeling, bestaande uit het seksueel binnendringen, met twee meisjes die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt. Dat is ook strafbaar (en laakbaar) in het geval de minderjarige zelf het initiatief neemt tot de seksuele handelingen of daarmee instemt, zoals hier het geval was. De wetgever heeft er juist voor gekozen dit soort feiten strafbaar te stellen, omdat jongeren zich in een kwetsbare ontwikkelingsfase bevinden en zij vaak onvoldoende in staat zijn om zelf hun seksuele integriteit te bewaken en/of zelfstandig de (emotionele) gevolgen van seksueel contact in te schatten.
De persoon van verdachte
De reclassering heeft in haar rapport van 26 juli 2023 -kort samengevat- het volgende vermeld. De reclassering geeft aan dat verdachte sinds 2019 de fundamentele leefomstandigheden op orde heeft. Dit kan worden gezien als algemeen beschermende factor. Verder heeft de reclassering in zeer beperkte mate zicht gekregen op verdachte, maar er lijkt sprake van een passieve probleemhantering, waarbij niet duidelijk is geworden wat daaraan ten grondslag ligt. Ondanks dat het om heftige verdenkingen gaat, is er niemand in zijn omgeving op de hoogte van de verdenking tegen hem en de naderende rechtszitting. Er zijn vermoedens van een licht verstandelijke beperking wat nader onderzocht zou moeten worden. Het risico ten aanzien van zedendelicten wordt ingeschat als matighoog.
De reclassering adviseert om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan gekoppeld de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling, een contactverbod met beide slachtoffers en het vermijden van contact met minderjarigen.
Redelijke termijn
Gelet op het tijdsverloop dient de rechtbank bij de strafoplegging voorts rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen een strafvervolging op grond van artikel 6 EVRM tot een berechting moet komen. Vanaf het moment dat verdachte is gehoord en er gelet op de inhoud van het verhoor van uit mocht gaan dat hij strafrechtelijk zou worden vervolgd, tot aan deze uitspraak van de rechtbank zijn meer dan twee jaren verstreken. Naar vaste rechtspraak moet overschrijding van de redelijke termijn in beginsel tot strafvermindering leiden. De rechtbank zal daarom bij het bepalen van de strafmaat rekening houden met dit tijdsverloop.
De straf
De rechtbank komt, alles afwegende en conform de eis van de officier van justitie, tot oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Aan het voorwaardelijke strafdeel zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden verbinden zoals geadviseerd door de reclassering, met dien verstande dat de inname van medicijnen, het contactverbod en het vermijden van contact met minderjarigen niet aan verdachte worden opgelegd. Tevens komt de rechtbank tot oplegging van een taakstraf voor de duur van tweehonderd uren.
Een geheel voorwaardelijke straf, zoals bepleit door de verdediging, acht de rechtbank niet passend gezien de ernst van de bewezenverklaarde feiten.