ECLI:NL:RBNNE:2023:4451

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 september 2023
Publicatiedatum
31 oktober 2023
Zaaknummer
191063
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van een omgangsregeling voor een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 22 september 2023 een beschikking gegeven over de omgangsregeling van een minderjarige, geboren op [geboortedag] 2022. De zaak betreft een verzoek van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (GI) om een omgangsregeling vast te stellen tussen de minderjarige en zijn vader. De moeder van de minderjarige, die het ouderlijk gezag heeft, heeft haar bezorgdheid geuit over de voorgestelde omgangsregeling, die zij te snel en te uitgebreid vindt. De vader daarentegen is van mening dat de omgang goed verloopt en ziet uit naar een uitbreiding.

De kinderrechter heeft de feiten en standpunten van beide ouders in overweging genomen en is tot de conclusie gekomen dat het in het belang van de minderjarige noodzakelijk is om een omgangsregeling vast te stellen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige vanaf 28 september 2023 twee keer per week gedurende vier uren omgang heeft met zijn vader, deels onder begeleiding van Feel. De GI krijgt de regie over de plaats, tijden, begeleiding en verdere uitbreiding van de omgang. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het anders verzochte afgewezen. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Leeuwarden
Zaaknummer: C/17/191063 / JE RK 23-782
Datum uitspraak: 22 september 2023
Beschikking van de kinderrechter over de vaststelling van de omgangsregeling
in de zaak van
de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: de GI (Gecertificeerde Instelling),
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2022 in [plaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [plaats] ,
advocaat mr. P. Sipma, kantoorhoudende te Drachten.
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [plaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 30 augustus 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 22 september 2023. Verschenen en gehoord zijn:
- de vader;
- de moeder, bijgestaan door mr. P. Sipma;
- namens de GI, jeugdzorgwerker [naam] .

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij zijn moeder.
2.3.
Bij beschikking van 4 januari 2023 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 12 januari 2024.

3.Het verzoek

3.1
De GI verzoekt op grond van artikel 1:265g lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) de regeling inzake de uitoefening van het recht op omgang vast te stellen, inhoudende dat [minderjarige] vanaf 28 september 2023 twee keer per week gedurende vier uren omgang heeft met zijn vader, waarvan één uur wordt begeleid door Feel. De GI verzoekt daarbij de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. De GI geeft als onderbouwing dat zij het belangrijk vindt dat [minderjarige] een goede band heeft met zijn beide ouders. Zijn ouders hebben een wisselende verstandhouding met elkaar en doordat zij dit niet goed samen kunnen vormgeven, is het vaststellen van een omgangsregeling nodig. Dit zorgt er namelijk voor dat de omgang tussen [minderjarige] en zijn vader stabiel blijft, ook op de momenten dat de verstandhouding tussen de ouders minder goed is. Zowel de hulpverlening als de GI vindt dat de vader [minderjarige] onbegeleid kan zien gelet op de positieve omgangen en de positieve ontwikkeling die gezien wordt bij de vader.

4.De standpunten

De moeder4.1. De moeder begrijpt dat er een band tussen [minderjarige] en zijn vader moet zijn, maar de moeder heeft moeite met de verzochte omgangsregeling. Zij vindt de uitbreiding van de omgang te groot en te snel gaan. Volgens de moeder is de vader onzeker over de omgang, vindt hij dit moeilijk en geeft hem dit spanning en voelt [minderjarige] dat. Ze is bang dat de vader met deze uitbreiding overvraagt wordt. De moeder heeft liever dat de omgang voor zowel de tijdsduur als de mate van begeleiding daarbij meer geleidelijk wordt opgebouwd.
De vader4.2. De vader is van mening dat de omgang tussen hem en [minderjarige] goed gaat en hij ziet er dan ook naar uit dat er een uitbreiding van de omgang wordt vastgesteld. De vader erkent dat hij vorig jaar een depressie heeft gehad, maar daarvoor heeft hij hulp gezocht en de behandeling is bijna afgerond. De vader voelt zich inmiddels zekerder tijdens de omgang met zijn kinderen. Hij heef nog een zoontje die hij om de twee weken ziet en die ook bij hem overnacht in het weekend en dat gaat ook goed.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter kan op grond van artikel 1:265g, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) op verzoek van de GI voor de duur van de ondertoezichtstelling een regeling inzake de uitoefening van het recht op omgang (hierna: omgangsregeling) vaststellen, voor zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is.
5.2.
De kinderrechter is op grond van de overgelegde stukken en wat tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gekomen, van oordeel dat er in het belang van [minderjarige] een omgangsregeling moet worden vastgesteld. De kinderrechter vindt het belangrijk dat [minderjarige] meer omgang krijgt met zijn vader dan nu het geval is. De kinderrechter begrijpt de zorgen van de moeder, maar vindt dat het tijd is om de omgang uit te breiden. De kinderrechter vindt dit omdat zowel de hulpverlening als de GI zegt dat dit veilig en in het belang van [minderjarige] is. Ook verloopt de omgang positief en heeft de vader zich positief ontwikkelt. Er zijn ook geen grote kindsignalen bij [minderjarige] gezien. Naar het oordeel van de kinderrechter mag [minderjarige] niet lijden onder de onrust die er tussen de ouders is, maar heeft hij recht op een structureel contact met zijn vader. Met het vaststellen van een omgangsregeling ontstaat er meer stabiliteit en zekerheid voor de omgang tussen [minderjarige] en zijn vader, ook op de momenten dat de verstandhouding tussen beide ouders minder goed is.
5.3.
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter een omgangsregeling vaststellen van twee keer per week vier uren. Zoals ook op zitting is besproken, zal de kinderrechter in afwijking van wat is verzocht, bepalen dat de omgang deels onder begeleiding van Feel plaatsvindt, waarbij de GI de regie krijgt over de plaats, tijden, (afschalen van) begeleiding en verdere uitbreiding van de omgang.
De kinderrechter overweegt hiertoe dat de omgangsregeling zoals deze door de GI is verzocht een erg beperkt kader kent. Met de hierna vermelde omgangsregeling is er meer ruimte voor maatwerk en uitbreiding en kunnen problemen bij de uitvoering van de omgang worden voorkomen. Het is namelijk niet ondenkbaar dat er onvoorziene omstandigheden zijn die maken dat de omgang anders moet worden vormgegeven dan van tevoren is vastgesteld. Zo kan het ook zijn dat een omgangsmoment door omstandigheden (wat) langer of korter duurt dan de vastgelegde vier uren.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
bepaalt dat [minderjarige] vanaf 28 september 2023 twee keer per week gedurende vier uren omgang heeft met zijn vader, deels onder begeleiding van Feel, waarbij de GI de regie krijgt over de plaats, tijden, (afschalen van) begeleiding en verdere uitbreiding van de omgang;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
wijst het anders verzocht af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 22 september 2023 door mr. J. Teertstra, kinderrechter, in aanwezigheid van J.S. Andringa als griffier, en op schrift gesteld op 9 oktober 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.