ECLI:NL:RBNNE:2023:4439
Rechtbank Noord-Nederland
- Bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om schadevergoeding door het Uwv na vaststellingsovereenkomst
In deze zaak heeft verzoeker op 24 januari 2023 een verzoek om schadevergoeding ingediend bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Dit verzoek volgde op een beslissing van het regionaal tuchtcollege voor de gezondheidszorg Amsterdam van 20 januari 2023. Op 22 maart 2023 heeft verzoeker een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank om het Uwv te veroordelen tot schadevergoeding. Het Uwv heeft hierop een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft de zaak op 21 september 2023 behandeld, waarbij zowel verzoeker als de gemachtigde van het Uwv aanwezig waren.
De rechtbank heeft het verzoek om schadevergoeding beoordeeld aan de hand van de feiten en argumenten die door verzoeker zijn aangevoerd. De rechtbank wijst het verzoek af, omdat het verzoeker niet lukt aan te tonen dat er sprake is van een onrechtmatig besluit of een onrechtmatige handeling van het Uwv. De rechtbank verwijst naar de vaststellingsovereenkomst die op 15 mei 2020 is getekend, waarin partijen afspraken hebben gemaakt over de toekenning van uitkeringen en waarin is vastgelegd dat verzoeker geen nieuwe herzieningsverzoeken of andere verzoeken meer indient die betrekking hebben op de periode voor 1 mei 2020.
De rechtbank concludeert dat het besluit van 29 mei 2020, waar verzoeker zijn schadevergoeding op baseert, geen onrechtmatig besluit is. De rechtbank stelt vast dat de gedeeltelijke herroeping van het besluit van 15 oktober 2019 niet het gevolg is van onrechtmatigheid, maar van de behoefte aan finale geschilbeslechting. Daarom wordt het verzoek om schadevergoeding afgewezen, en heeft verzoeker geen recht op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden en is openbaar uitgesproken op 27 oktober 2023.