ECLI:NL:RBNNE:2023:4427

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 oktober 2023
Publicatiedatum
30 oktober 2023
Zaaknummer
10707207 VV EXPL 23-100
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegang tot molen en herstel gebreken in kort geding met betwisting huurovereenkomst

In deze zaak vordert eiser toegang tot de molen en herstel van gebreken, stellende dat er een huurovereenkomst bestaat die niet rechtsgeldig is beëindigd. Molenstichting Winsum (MSW) betwist de huurovereenkomst en stelt dat er enkel een gebruikersovereenkomst is, die betrekking heeft op de elektrische maalinstallatie. De kantonrechter oordeelt dat zonder nadere bewijslevering niet kan worden vastgesteld welke partij gelijk heeft. De vordering van eiser wordt afgewezen omdat het kort geding zich niet leent voor bewijslevering. Eiser heeft onvoldoende aangetoond dat de vordering in een bodemprocedure kans van slagen heeft. De kantonrechter wijst de vorderingen van eiser af en veroordeelt hem in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Groningen
Zaak/rolnummer: 10707207 VV EXPL 23-100
Vonnis van de kantonrechter van 30 oktober 2023
inzake
[eiser] ,
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
hierna [eiser] te noemen,
gemachtigde mrs. A. Erents en R.J.A. Korte,
tegen
Molenstichting Winsum,
gevestigd en kantoorhoudende te Onderdendam,
gedaagde,
hierna MSW te noemen,
gemachtigde mr. J.G.H. Borgdorff.

1.Het procesverloop

1.1.
Op de in de inleidende dagvaarding genoemde gronden heeft [eiser] (zakelijk weergegeven) gevorderd MSW, bij wijze van voorlopige voorziening, en voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen:
I. om [eiser] de toegang tot de molen te verschaffen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag dat MSW de molen voor [eiser] heeft afgesloten met een maximum van € 50.000,00;
II. om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis de gebreken in de meterkast te herstellen en de krachtstroom vrij te geven en dit vrijgegeven te houden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per dag dat MSW niet aan deze veroordeling voldoet met een maximum van € 15.000,00;
III. in de kosten van dit geding, waaronder begrepen de proceskosten en de nakosten.
1.2.
Van de zijde van MSW zijn ten behoeve van de mondelinge behandeling de producties 1 tot en met 8 in het geding gebracht. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 oktober 2023. Partijen (MSW deugdelijk vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger 1] en [vertegenwoordiger 2] ) en hun gemachtigden zijn ter zitting verschenen, waar zij hun wederzijdse standpunten (nader) uiteen hebben gezet, mede aan de hand van de door hun gemachtigden opgestelde pleitaantekeningen. Van het verhandelde zijn door de griffier aantekeningen gemaakt. Na de behandeling is de uitspraak bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Het volgende staat tussen partijen vast en acht de kantonrechter van belang.
2.2.
MSW beheert meerdere molens in de omgeving van Winsum, waaronder de korenmolen “ [naam] ” in Feerwerd. [naam] stamt uit 1855 en is een monument. In de molen wordt zowel op de wind als elektrisch ambachtelijk meel geproduceerd.
2.3.
[eiser] is sinds 2012 werkzaam op [naam] , aanvankelijk onder begeleiding van molenaar [X] (hierna: [X] ).
2.4.
Per 1 januari 2017 heeft [eiser] het maalbedrijf overgenomen van [X] en in 2017 heeft hij een “Gebruikersovereenkomst” gesloten met MSW. Sindsdien heeft [eiser] op basis van die overeenkomst iedere maand € 100,00 aan MSW betaald. [eiser] maalde (elektrisch) vier dagen in de week en heeft een winkel naast de molen, met een terras waar bezoekers koffie, thee, ijs en dergelijke kunnen verkrijgen. Daarnaast levert hij het door hem geproduceerde meel aan bakkers in de omgeving.
2.5.
Bij brief van 8 augustus 2022 heeft MSW aan [eiser] meegedeeld dat zij de “gebruikersovereenkomst” niet wenst te continueren.
2.6.
Op 7 oktober 2022 heeft MSW de molen op basis van een zogenaamde SCOPE-10 keuring laten inspecteren door installatiebedrijf Installatietechniek [installatiebedrijf] . Dit heeft geresulteerd in een inspectierapport gedateerd 28 oktober 2022, waarin op pagina 5 een overzicht van de geconstateerde gebreken is gegeven.
2.7.
Op 8 april 2023 heeft MSW aan [eiser] een maalverbod opgelegd omdat de elektromotoren van de molen zijn afgekeurd. MSW en [eiser] hebben daarna samen de elektromotoren schoongemaakt, waarna dat verbod is opgeheven.
2.8.
Op 25 juli 2023 heeft MSW aan [eiser] opnieuw een maalverbod opgelegd. Daarnaast werd op die dag door MSW toestemming gegeven aan installatiebedrijf InstallatiePlus om werkzaamheden uit te voeren in het pakhuis (onderdeel van de molen). Dit is zonder overleg met [eiser] gebeurd. Om de toegang tot het pakhuis mogelijk te maken is het hangslot dat het pakhuis afsluit, doorgeslepen.
2.9.
Bij brief van 25 juli 2023, volgens [eiser] op 28 juli 2023 aan hem verstuurd, heeft MSW aan [eiser] meegedeeld dat zij heeft geconstateerd dat [eiser] zich niet aan zijn verplichtingen uit de overeenkomst houdt omdat sprake is van ongedierte in de molen en omdat opnieuw sprake is van ernstige vervuiling van de elektrische apparatuur en installaties. Voorts is [eiser] meegedeeld dat dit uiterlijk 1 augustus 2023 dient te zijn opgelost omdat de overeenkomst anders per 1 augustus 2023 zal worden beëindigd, en dat de overeenkomst hoe dan ook per 1 september 2023 wordt opgezegd.
2.10.
Op 28 juli 2023 heeft MSW de krachtstroom in de molen afgesloten en de toegang tot de krachtstroom met een slot afgesloten. [eiser] heeft diezelfde dag alle motoren schoongemaakt en MSW bij brief gesommeerd de afsluiting van de krachtstroom op te heffen.
2.11.
Op 4 augustus 2023 heeft er in opdracht van MSW een SCOPE-10 keuring plaatsgevonden door InstallatiePlus. Daarbij is de maalinstallatie afgekeurd.
2.12.
Bij brief van 9 augustus 2023 heeft MSW zich primair op het standpunt gesteld dat er sprake is van een gebruikersovereenkomst en dat deze is opgezegd per 1 september 2023. Subsidiair heeft zij gesteld dat als er sprake is van een huurovereenkomst, deze gekwalificeerd moet worden als huurovereenkomst in de zin van artikel 7:230a van het Burgerlijk Wetboek (BW). Voor zover er sprake is van een huurovereenkomst is deze, afhankelijk van de vraag of deze voor bepaalde tijd of voor onbepaalde tijd is, opgezegd per 1 september 2023 dan wel 1 oktober 2023, met bevel tot ontruiming per 1 september 2023 dan wel 30 september 2023.
2.13.
Op 24 augustus 2023 heeft in opdracht van [eiser] een SCOPE-10 keuring plaatsgevonden door [advies en inspectiebureau] Advies en Inspectie. Daarbij is geconstateerd dat de molen niet is beveiligd tegen overspanning en dat er gebreken kleven aan de verdeelinrichting in de meterkast. Het rapport waarin deze bevindingen zijn vastgelegd heeft [eiser] op 26 augustus 2023 aan MSW gezonden.
2.14.
Bij brief van 29 augustus 2023 heeft [eiser] onder meer MSW gesommeerd om uiterlijk 31 augustus 2023 de krachtstroom weer aan te sluiten. Aan deze sommatie heeft MSW geen gehoor gegeven.
2.15.
Bij e-mail van 13 september 2023 heeft MSW onder meer aan [eiser] bericht dat zij voornemens is op 16 september 2023 de molen van een nieuw slot te voorzien en dat de molen voor die datum moet zijn ontruimd.
2.16.
[eiser] heeft bij e-mail van 14 september 2023 aan MSW bericht dat hij voornemens is een verzoekschrift tot schorsing van de ontruimingstermijn in te dienen en dat hij gebruik wenst te blijven maken van de molen zolang er geen uitspraak is gedaan over de kwalificatie van de tussen partijen bestaande overeenkomst. Voorts is de onderhavige kortgedingprocedure aangekondigd.
2.17.
Op 18 september 2023 heeft MSW de sloten van de molen vervangen. Sindsdien heeft [eiser] geen toegang meer tot de molen.
2.18.
Ter zitting heeft MSW een conformiteitsverklaring overgelegd met betrekking tot de elektrische installatie in de molen.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert toegang tot de molen en herstel van de gebreken en legt daaraan ten grondslag dat tussen partijen sprake is van een huurovereenkomst die volgens hem niet rechtsgeldig is beëindigd. MSW betwist dat sprake is van een huurovereenkomst en voert primair als verweer dat sprake is van een gebruikersovereenkomst, die alleen ziet op de elektrische maalinstallatie en niet op de gehele molen.

4.De beoordeling

4.1.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiser] voldoende aannemelijk gemaakt dat hij een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorzieningen, zodat hij in zoverre ontvankelijk is in zijn vorderingen. Doordat de sloten van de molen zijn vervangen heeft hij immers geen toegang meer tot de molen en ook niet tot de zich daarin bevindende elektrische maalinstallatie, waardoor hij zijn bedrijf niet meer (volledig) kan exploiteren.
4.2.
Partijen zijn in de kern verdeeld over de vraag hoe de tussen partijen gesloten overeenkomst moet worden gekwalificeerd: als een huurovereenkomst in de zin van artikel 7:290 BW dan wel 7:230a BW of als een gebruikersovereenkomst. De omstandigheid dat [eiser] in dit kader geen verklaring voor recht heeft gevraagd maakt dat niet anders, nog daargelaten dat een dergelijke verklaring in een kortgedingprocedure niet kan worden verkregen.
4.3.
In dit kort geding moet aan de hand van de door partijen gepresenteerde feiten, zonder nader onderzoek, beoordeeld worden of de vordering in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat vooruitlopend daarop toewijzing nu al gerechtvaardigd is.
4.4.
[eiser] heeft aan zijn stelling dat sprake is van een huurovereenkomst, het volgende ten grondslag gelegd. In 2017 heeft hij het maalbedrijf van [X] overgenomen. In dat kader heeft hij alle klanten van [X] overgenomen en de schuur, waarin nu de winkel zit, van [X] gekocht. [X] huurde de molen van MSW en die positie heeft hij feitelijk overgenomen. Dat boven de overeenkomst, die hij met MSW heeft gesloten, gebruikersovereenkomst staat, doet daar niet aan af. Hij betaalt ieder maand € 100,- onder vermelding van huur, als tegenprestatie voor het gebruik van de molen. Verder betaalt hij alle energiekosten en verzekeringen en verzorgt hij het onderhoud van de molen.
4.5.
MSW heeft bestreden dat sprake is van een huurovereenkomst en aangevoerd dat slechts een gebruikersovereenkomst is gesloten met betrekking tot de elektrische maalinstallatie. [eiser] mag ook alleen elektrisch malen in de molen en niet op de wind. Daartoe is alleen [X] bevoegd. [X] is ook nog steeds de molenaar van [naam] en in dat kader heeft MSW ook nog steeds een overeenkomst met [X] . [X] is als molenaar verantwoordelijk voor de molen, waaronder het onderhoud. [X] maalt ook nog op de wind in de molen.
4.6.
Bij de beoordeling van de vraag of de overeenkomst moet worden aangemerkt als een huurovereenkomst of een gebruiksovereenkomst speelt de bedoeling van partijen geen rol. De vraag naar de kwalificatie van de overeenkomst moet namelijk worden onderscheiden van de, daaraan voorafgaande vraag, welke rechten en verplichtingen partijen zijn overeengekomen. Die vraag moet worden beantwoord aan de hand van de Haviltex- maatstaf. Nadat de rechter met behulp van die maatstaf de wederzijdse rechten en verplichtingen heeft vastgesteld (uitleg), kan hij beoordelen of die overeenkomst de kenmerken heeft van een, in dit geval, huurovereenkomst dan wel gebruiksovereenkomst (kwalificatie). [1]
4.7.
Vast staat dat [eiser] in 2017 het maalbedrijf van [X] heeft overgenomen en dat hij vanaf dat moment de molen vier dagen per week heeft gebruikt om elektrisch te malen. Verder staat vast dat [X] de molenaar is van [naam] , en in dat kader ook een overeenkomst heeft met MSW, en dat [eiser] alleen elektrisch mag malen. Daarnaast is niet in geschil dat [eiser] maandelijks een bedrag van € 100,- aan MSW betaalt. Onduidelijk is echter wat partijen nu precies hebben bedoeld in gebruik te geven; de gehele molen of alleen de elektrische installatie. Hoewel er aanwijzingen zijn dat de gehele molen in gebruik is gegeven, heeft [eiser] ter zitting erkend dat [X] de molenaar is van [naam] en in die hoedanigheid verantwoordelijk voor de molen, waaronder het onderhouden en schoonhouden van de molen, en dat [X] ook een overeenkomst heeft met MSW. Daarbij maalt [X] ook nog in de molen, op de wind. Dit lijkt zich niet te verhouden met het in gebruik geven van de molen aan [eiser] . Overigens zijn de precieze afspraken tussen MSW en [X] , en daarmee de positie van [X] , onduidelijk. Net als de afspraken tussen MSW en [eiser] , zoals vastgelegd in de bijlage bij de gebruikersovereenkomst. De tekst van die bijlage is niet duidelijk en ter zitting is daar ook geen helderheid over verkregen. Ten slotte is niet duidelijk of het door [eiser] betaalde bedrag van € 100,- dient als onkostenvergoeding of als vergoeding voor het gebruik.
4.8.
De conclusie is dat uit hetgeen partijen in deze procedure ter onderbouwing van hun stellingen naar voren hebben gebracht en hebben overgelegd, niet op voorhand valt vast te stellen wie het gelijk aan haar zijde heeft. De standpunten van partijen staan daarvoor te veel tegenover elkaar en nadere bewijslevering, om vast te stellen wat de gemaakte afspraken tussen partijen zijn, is noodzakelijk. Een kort geding leent zich evenwel niet voor nadere bewijslevering. Er is dus niet met een voldoende mate van zekerheid vast te stellen dat de vordering tot toelating - gebaseerd op het bestaan van een huurovereenkomst - in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat vooruitlopend daarop toewijzing van de vordering van [eiser] gerechtvaardigd is. Nu [eiser] verder niet heeft aangevoerd dat de gebruikersovereenkomst in strijd met de bepalingen van de overeenkomst is opgezegd, of dat een opzegtermijn in acht had moeten worden genomen of in de gegeven omstandigheden niet opzegbaar was, zal de vordering om te worden toegelaten tot de molen worden afgewezen. De vordering tot het herstel van de gebreken waaraan eveneens het bestaan van een huurovereenkomst ten grondslag is gelegd, is om dezelfde reden niet toewijsbaar, nog daargelaten dat die gebreken lijken te zijn hersteld, gelet op de ter zitting overgelegde conformiteitsverklaring.
4.9.
De conclusie is dat alle vorderingen van [eiser] zullen worden afgewezen.
4.10.
[eiser] zal, als de in het ongelijk te stellen partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding. Die kosten worden aan de zijde van MSW conform het gebruikelijke tarief begroot op € 793,00 aan salaris gemachtigde.

5.De beslissing in kort geding

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding, aan de zijde van MSW tot aan deze uitspraak vastgesteld op € 793,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.F. Clement kantonrechter, en op 30 oktober 2023 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.
typ: 692/wj

Voetnoten

1.Hoge Raad 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2034.