ECLI:NL:RBNNE:2023:4406

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 oktober 2023
Publicatiedatum
26 oktober 2023
Zaaknummer
18-065610-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot diefstal met geweld en veroordeling voor het voorhanden hebben van een valmes

Op 26 oktober 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 2000, die werd beschuldigd van een poging tot diefstal met geweld en het voorhanden hebben van een valmes. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot diefstal, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om zijn betrokkenheid bij het feit vast te stellen. De verdachte had een verklaring gegeven dat zijn fiets door de daders was gebruikt, wat niet als volstrekt onaannemelijk werd beschouwd. Er was geen ander bewijs dat zijn directe betrokkenheid bij de diefstal kon aantonen.

Echter, de rechtbank achtte het tweede feit, het voorhanden hebben van een valmes, wel bewezen. De verdachte had bekend dat hij het wapen in zijn bezit had. De rechtbank oordeelde dat het ongecontroleerde bezit van wapens een risico voor de veiligheid van de samenleving met zich meebrengt. De rechtbank besloot geen straf of maatregel op te leggen, omdat de verdachte al 164 dagen in voorarrest had gezeten en de omstandigheden van de zaak geen aanleiding gaven voor een straf. De rechtbank verklaarde de verdachte schuldig zonder oplegging van een straf of maatregel, en gelastte de teruggave van in beslag genomen goederen, waaronder een mobiele telefoon en een elektrische fiets.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en de rechters de zaak hebben beoordeeld op basis van de ingebrachte bewijsstukken en verklaringen tijdens de zittingen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummer 18-065610-23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 26 oktober 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats] , wonende [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het inhoudelijke onderzoek ter terechtzitting van 12 oktober 2023. De zaak is eerder behandeld op de zitting van 1 augustus 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M. Landsman, advocaat te Utrecht. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A. Hertogs.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 21 februari 2023 te Sneek, in elk geval in de gemeente Súdwest-Fryslân, in en/of uit een pand van een [bedrijf] (gelegen aan of bij de [adres] ) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om geld en/of een of meer ander(e) goed(eren) van verdachtes en/of verdachtes mededader(s) gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
  • dat pand van die [bedrijf] (met versnelde pas) is binnengegaan en/of
  • (daarbij) al dan niet een bivakmust en/of gezichtsbedekkende kleding heeft gedragen en/of
  • zich achter de balie van die [bedrijf] heeft begeven en/of
  • (daarbij) dreigend een langwerpig (op een) mes (gelijkend voorwerp), althans een voorwerp, heeftgetoond en/of (vervolgens)
  • die [slachtoffer] heeft belaagd en/of in het nauw gebracht, waardoor die [slachtoffer] zichgenoodzaakt achtte verdachte en/of zijn mededader met een krukje/klapstoel op afstand te houden en/of te verjagen en/of
  • een [naam 1] monitor en/of beeldscherm van de balie van die [bedrijf] heeft geduwd,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 3 mei 2023 te Leeuwarden, in elk geval in de gemeente Leeuwarden, en/of te Sneek, in elk geval in de gemeente Sudwest-Fryslan, een wapen van categorie I, onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten een een valmes, voorhanden heeft gehad en/of heeft vervoerd en/of gedragen.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
Feit 1
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd van feit 1, gelet op de aangifte van [slachtoffer] , de getuigenverklaringen van moeder en dochter die de daders kort daarna hebben gezien, de camerabeelden van de daders op de fiets, de verklaring van verdachte dat zijn fiets is gebruikt voor het feit en de herkenning van de daders op de fiets als verdachte en medeverdachte [medeverdachte] door [naam 2] en andere onbekend gebleven personen. Daarbij komt dat nadien een machete, een bivakmuts en soortgelijke jassen als gedragen door de daders bij verdachte en de medeverdachte zijn aangetroffen. Daaruit blijkt dat zij over dergelijke voorwerpen kunnen beschikken. Ook het zwijgen door verdachte (tot de terechtzitting) is redengevend voor het bewijs. Dat verdachte ter terechtzitting een verklaring heeft afgelegd, maakt dat niet anders. Deze is immers nog steeds niet controleerbaar.
Feit 2
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd van feit 2, gelet op het aantreffen van het valmes bij verdachte, de kennisgeving van inbeslagneming en het proces-verbaal van bevindingen.
Het standpunt van de verdediging
Feit 1
De raadsman heeft vrijspraak van feit 1 bepleit, wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. De verdachte heeft zijn betrokkenheid bij het feit ontkend en heeft een plausibele verklaring voor de aanwezigheid van zijn fiets nabij de plaats delict. De verdachte en zijn medeverdachte passen niet in de door de aangever en getuigen opgegeven signalementen van de daders. Ook de nadien bij de verdachte en de medeverdachte aangetroffen goederen zijn niet direct te relateren aan het ten laste gelegde. Uit de verklaring van [naam 2] blijkt dat de eerdere vermeende herkenningen van verdachte en de medeverdachte een vergissing is en enkel is gebaseerd op de herkenning van de fiets van verdachte.
Feit 2
De raadsman heeft geen opmerkingen ten aanzien van een bewezenverklaring.

Het oordeel van de rechtbank 1

Feit 1
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen, zodat verdachte van dit feit zal worden vrijgesproken en overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank stelt vast dat verdachte betrokkenheid bij het feit heeft ontkend. De verklaring van verdachte, te weten dat hij zijn fiets heeft uitgeleend en hem pas na het feit is gebleken van het gebruik van zijn fiets door de daders, kan niet als volstrekt onaannemelijk terzijde worden geschoven. Naast het gebruik van de fiets van verdachte door de daders zijn er geen andere bewijsmiddelen in het dossier aanwezig, ook niet wanneer deze in onderling verband en samenhang worden beschouwd, waaruit buiten redelijke twijfel blijkt van directe betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde.
Feit 2
De verdachte heeft bekend dat hij het onder feit 2 ten laste gelegde heeft gepleegd, zoals hierna blijkt uit de bewezenverklaring. Door hem is niet om vrijspraak van het feit gevraagd.
De rechtbank volstaat, op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, met een opgave van de bewijsmiddelen zonder de inhoud ervan weer te geven:
  • een proces-verbaal van aanhouding verdachte
  • een kennisgeving van inbeslagneming
  • een proces-verbaal van bevindingen
  • de bekennende verklaring van verdachte

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feit 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
2
hij op 3 mei 2023 te Leeuwarden, gemeente Leeuwarden, en te Sneek, gemeente Súdwest-Fryslân, een wapen van categorie I, onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten een valmes, voorhanden heeft gehad.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

2. handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat veroordeling dient te volgen met toepassing van het volwassenenstrafrecht.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek van voorarrest waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar.
Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de bewezenverklaring een overtreding oplevert en dat een afzonderlijke strafoplegging daarvoor niet opportuun is zodat kan worden volstaan met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gemotiveerd bepleit het jeugdstrafrecht toe te passen.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman primair bepleit toepassing te geven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. Subsidiair heeft de raadsman bepleit een – al dan niet voorwaardelijke – geldboete op te leggen.
Het oordeel van de rechtbank
Algemeen
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de reclasseringsadviezen, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een valmes. Het ongecontroleerde bezit van wapens leidt tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving en brengt een onaanvaardbaar risico met zich voor de veiligheid van personen.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het voorhanden hebben van een valmes een misdrijf betreft, gelet op de artikelen 13, 55 en 56 van de Wet wapens en munitie.
Documentatie
De rechtbank heeft acht geslagen op het de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 29 augustus 2023. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft voorts rekening gehouden met het meest recente advies van de reclassering van 18 juli 2023. Uit dit advies komt, samengevat, naar voren dat verdachte zijn hele leven bekend is met hulpverlening. Verdachte woonde voorafgaand aan zijn detentie twee jaren in een beschermde woonvorm van het Leger des Heils met een WMO-indicatie. Daar heeft hij een positieve groei laten zien. Verdachte heeft geen vaste dagbesteding en heeft bewindvoering. De reclassering kan geen inschatting maken van de risicofactoren, kan evenmin komen tot een weloverwogen advies over toepassing van het jeugdstrafrecht en kan niet adviseren of interventies en/of toezicht nodig zijn.
Toepasselijk sanctiestelsel
Bij de berechting van adolescenten tot 23 jaar oud geldt als uitgangspunt dat het volwassenstrafrecht wordt toegepast, tenzij in de persoon van de verdachte of de omstandigheden waaronder het feit is begaan aanleiding wordt gevonden het jeugdstrafrecht toe te passen. Uit het reclasseringsrapport blijkt dat er voor zowel het volwassenenstrafrecht als het jeugdstrafrecht (contra-)indicaties aanwezig zijn. De rechtbank ziet in de persoon van de verdachte en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd geen aanleiding voor toepassing van het jeugdstrafrecht. De rechtbank zal het volwassenstrafrecht op verdachte toepassen.
LOVS oriëntatiepunten
Naast de omstandigheden de persoon van verdachte betreffende heeft de rechtbank tevens acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (verder: LOVS). De oriëntatiepunten van het LOVS gaan voor het voorhanden hebben van een wapen (artikel 13 van de Wet wapens en munitie), te weten een mes (categorie I.1) uit van een geldboete van € 225,00.
Conclusie
De rechtbank heeft geconstateerd dat verdachte op 3 mei 2023 in verzekering is gesteld. De bewaring is op 4 mei 2023 bevolen. Na het onderzoek ter terechtzitting van 12 oktober 2023 heeft de rechtbank de voorlopige hechtenis van verdachte opgeheven per 13 oktober 2023.
De rechtbank concludeert dat verdachte 164 dagen in voorarrest heeft doorgebracht voor het onder 1 ten laste gelegde feit, terwijl hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Gezien de relatief geringe ernst van het bewezenverklaarde, voornoemd oriëntatiepunt van het LOVS en de duur van het reeds ondergane voorarrest waarvoor verdachte naar verwachting niet gecompenseerd zal worden, acht de rechtbank oplegging van een straf of maatregel thans niet meer geboden, omdat zij van oordeel is dat hiermee in dit geval geen redelijk strafdoel meer is gediend. Noch vanuit het oogpunt van preventie, noch vanuit vergelding heeft een straf of maatregel in deze zaak toegevoegde waarde. Het opleggen van een geldboete conform de oriëntatiepunten van het LOVS zal enkel extra leed toevoegen. De rechtbank zal daarom verdachte met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht schuldig verklaren zonder oplegging van een straf of maatregel.

Inbeslaggenomen goederen

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de verbeurdverklaring gevorderd van een elektrische fiets (Batavus Jakima), omdat feit 1 is begaan met voornoemde aan verdachte toebehorende fiets.
De officier van justitie heeft de teruggave aan verdachte gevorderd van een mobiele telefoon (iPhone) en een jas (The North Face).
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de in beslag genomen voorwerpen, te weten een mobiele telefoon (iPhone 12), een elektrische fiets (Batavus Jakima) en een jas (The North Face), moeten worden teruggegeven aan verdachte nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.
Ten aanzien van de elektrische fiets overweegt de rechtbank dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte wist dan wel redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat zijn fiets zou worden gebruikt voor het plegen van een strafbaar feit.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 1 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.

Bepaalt dat geen straf of maatregel zal worden opgelegd.

Gelast de teruggaveaan verdachte van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen:
- een mobiele telefoon, merk iPhone 12 (goednummer 1600047); - een elektrische fiets, merk Batavus Jakima (goednummer 1584257); - een jas, merk The North Face (goednummer 1603864).
Dit vonnis is gewezen door mr. A. de Jong , voorzitter, mr. N.A. Vlietstra en mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door mr. R.G. Bakker-Dees, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 oktober 2023.
Mr. E.P. van Sloten en mr. N.A. Vlietstra zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Districtsrecherche Fryslân met proces-verbaal nummer 2023047351, doorgenummerd 1 tot en met 474. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, opgemaakt proces-verbaal.
Pagina 256.
Pagina 277.
Pagina 342.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 12 oktober 2023.