ECLI:NL:RBNNE:2023:4354

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 oktober 2023
Publicatiedatum
24 oktober 2023
Zaaknummer
18-134289-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het telen van hennep met grove overschrijding van de redelijke termijn

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 17 oktober 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het telen van hennep gedurende een periode van negen maanden. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een grove overschrijding van de redelijke termijn, aangezien de verdachte sinds zijn aanhouding in 2018 niet meer in aanraking was gekomen met politie en justitie. De rechtbank vond een korte onvoorwaardelijke taakstraf passend in dit geval.

De verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. W.G. ten Have, verscheen ter terechtzitting op 3 oktober 2023. Het openbaar ministerie was vertegenwoordigd door mr. T. Pitstra. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk telen van hennepplanten in een pand in de gemeente Oldambt. De rechtbank achtte het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, mede op basis van de verklaring van de verdachte en het proces-verbaal van de politie.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, met de bepaling dat bij niet-nakoming vervangende hechtenis van 20 dagen zal worden opgelegd. De rechtbank heeft rekening gehouden met de aard en ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte. De rechtbank heeft ook de LOVS-oriëntatiepunten in overweging genomen, maar besloot tot een lichtere straf vanwege de grove overschrijding van de redelijke termijn.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht Locatie Groningen
parketnummer 18/134289-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 17 oktober 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] , wonende te [adres 1] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 03 oktober 2023. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. W.G. ten Have, advocaat te Winschoten. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr T. Pitstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Primairhij in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 17 september 2018 te [plaatsnaam] , gemeente Oldambt, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in een pand/loods aan de [adres 2] , meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval in genoemd(e) pand/loods opzettelijk aanwezig heeft gehad, een groot aantal, in elk geval een hoeveelheid, hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
Subsidiaireen of meer andere en/of onbekend gebleven persoon/personen in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 17 september 2018 te [plaatsnaam] , gemeente Oldambt, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans één van hen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk in een pand/loods aan de [adres 2] heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval in genoemd(e) pand/loods opzettelijk aanwezig heeft gehad, een groot aantal, in elk geval een hoeveelheid, hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 17 september 2018 te [plaatsnaam] , gemeente Oldambt, (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door:
  • de ruimte in genoemd(e) pand/loods ten behoeve van de hennepkwekerij op te ruimen en/ofgeschikt te maken voor het kweken van hennepplanten, en/of
  • ( hennepgerelateerde) goederen in/naar genoemd(e) pand/loods te brengen, en/of
  • het plaatsen van stekjes van hennepplanten, en/of
  • het water geven aan de hennepplanten, en/of- het knippen van toppen van hennepplanten.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde feit bewezen kan worden verklaard.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het primaire feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 oktober 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij d.d. 18 september 2018, opgenomen op pagina 564 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018187012 (Eekhoorn/NNRBA180222) d.d. 11 juli 2019, inhoudend de verklaring van verbalisant.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primaire feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 januari 2018 tot en met 17 september 2018 te [plaatsnaam] , tezamen en in vereniging met anderen, in een pand/loods aan de [adres 2] , meermalen, telkens opzettelijk heeft geteeld, een groot aantal, hennepplanten en delen daarvan, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

1.
primairmedeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primaire feit wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 160 uren, te vervangen door 80 dagen hechtenis, waarvan 100 uren, te vervangen door 50 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van het voorarrest. De officier van justitie heeft daarbij rekening gehouden met de forse overschrijding van de redelijke termijn.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht gelet op de forse overschrijding van de redelijke termijn, de open proceshouding van verdachte en de omstandigheid dat verdachte zijn leven goed op de rit heeft en de kans op herhaling als laag wordt ingeschat.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van Verslavingszorg Noord-Nederland d.d. 6 januari 2021 en d.d. 21 september 2023, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich, samen met anderen, schuldig gemaakt aan het telen van hennep gedurende een periode van negen maanden. Verdachte was dagelijks aanwezig in de hennepkwekerij om de planten te verzorgen. De teelt en het gebruik van hennep leveren veel maatschappelijke overlast op. Verdachte heeft er door zijn handelen aan bijgedragen dat de verslavingsproblematiek met alle daarmee vaak gepaard gaande vormen van criminaliteit in stand wordt gehouden.
De LOVS-oriëntatiepunten gaan uit van een taakstraf voor de duur van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden bij het telen van 500-1000 hennepplanten.
De rechtbank is echter van oordeel dat er sprake is van een grove overschrijding van de redelijke termijn. Verdachte is sinds zijn aanhouding in 2018 niet meer in aanraking gekomen met politie en justitie. De rechtbank acht derhalve een korte onvoorwaardelijke taakstraf in dit geval passend.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d en 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder feit 1 primaire ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 40 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 20 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.M. Wolters, voorzitter, mr. S. Zwarts en mr. S.T. Kooistra, rechters, bijgestaan door mr. H.A. Vonk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 oktober 2023.
Mr. S.T. Kooistra is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.