ECLI:NL:RBNNE:2023:4335

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
20 oktober 2023
Publicatiedatum
24 oktober 2023
Zaaknummer
C/18/223164 / FA RK 23-2294
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en huurrecht echtelijke woning in het kader van een schijnhuwelijk

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 20 oktober 2023 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die in Marokko met elkaar zijn gehuwd. De vrouw verzocht de rechtbank om de echtscheiding uit te spreken en om te bepalen dat zij de huurder van de echtelijke woning zou zijn. De man heeft zich gerefereerd aan het verzoek tot echtscheiding, maar verzocht dat hij de huurder van de woning zou blijven. De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht en dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van de zaak kennis te nemen, gezien de Nederlandse nationaliteit van beide partijen en hun gewone verblijfplaats.

De rechtbank heeft de verzoeken van beide partijen beoordeeld en geconcludeerd dat de vrouw een zwaarder belang heeft bij het kunnen blijven wonen in de echtelijke woning. De man, die 76 jaar oud is, heeft meer mogelijkheden om alternatieve woonruimte te vinden. De rechtbank heeft daarom bepaald dat de vrouw de huurder van de woning zal zijn, met een termijn van maximaal negen maanden voor de man om andere woonruimte te vinden. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat het argument van de man over een schijnhuwelijk niet juridisch relevant is voor de beslissing over het huurrecht.

De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is openbaar uitgesproken en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Groningen
zaak-/rekestnummer: C/18/223164 / FA RK 23-2294

echtscheidingsbeschikking van 20 oktober 2023 in de zaak van

[naam vrouw] ,

die woont in [woonplaats] ,
en die hierna "de vrouw" wordt genoemd,
advocaat: mr. K.B. Spoelstra, die kantoor houdt in Groningen,
en

[naam man] ,

die woont in [woonplaats] ,
en die hierna "de man" wordt genoemd,
advocaat: mr. P.G.H. van Dijk, die kantoor houdt in Groningen.

Het procesverloop

De procedure is ingeleid met een verzoekschrift met bijlagen van de vrouw, dat de rechtbank heeft ontvangen op 6 juni 2023. Daarin verzoekt de vrouw de echtscheiding tussen partijen uit te spreken en een nevenvoorziening te treffen.
Op 19 juni 2023 heeft de rechtbank van de vrouw een F9-formulier en het origineel exploot van betekening ontvangen.
Op 25 augustus 2023 heeft de rechtbank een verweerschrift van de man, tevens houdend zelfstandige verzoeken ontvangen.
Op 4 september 2023 heeft de rechtbank van de vrouw een F9-formulier ontvangen waaruit blijkt dat de vrouw, om voor haar moverende redenen, geen gebruik wenst te maken van het aanbod om speed-mediation te volgen.
Op 9 oktober 2023 heeft de rechtbank van de vrouw een verweerschrift op het zelfstandige verzoek van de man ontvangen.
Op 17 oktober 2023 heeft de rechtbank een F9-formulier van de man ontvangen, inhoudende een verzoek tot uitstel van de mondelinge behandeling. Op diezelfde dag heeft de rechtbank een F9-formulier van de vrouw ontvangen, inhoudende dat zij niet akkoord gaat met het verzoek van de man tot uitstel van de mondelinge behandeling. Als reactie op het F9-formulier van de vrouw, heeft de rechtbank op 17 oktober 2023 opnieuw F9-formulier van de man ontvangen, inhoudende het verzoek tot uitstel.
Op 18 oktober 2023 heeft de rechtbank een F9-formulier van de man ontvangen, inhoudende een aanvulling op zijn uitstelverzoek.
Op 18 oktober 2023 heeft de rechtbank een F9-formulier van de vrouw ontvangen, inhoudende een reactie op het uitstelverzoek van de man.
Op 18 oktober 2023 heeft de rechter bepaald dat het verzoek van de man tot aanhouding van de mondelinge behandeling wordt afgewezen. Daarvoor is redengevend dat het enkel indienen van een verweerschrift, zoals op grond van de wet mogelijk is tot de aanvang van de mondelinge behandeling, daarvoor geen grond oplevert. Voor zover mr. Van Dijk meent dat hij verhinderd is, geldt dat hij binnen tien dagen na de oproep van 18 september jl. een aanhouding had kunnen verzoeken. Dat heeft hij niet gedaan. Een aanhouding is dan alleen mogelijk met instemming of wanneer sprake is van klemmende redenen die niet zijn aangevoerd. De rechter overweegt dat geen sprake is van instemming van de vrouw met het verzoek tot aanhouding en dat geen klemmende redenen zijn aangevoerd.
Op 20 oktober 2023 heeft de rechter de zaak mondeling behandeld. De rechter heeft toen gesproken met de vrouw, bijgestaan door haar advocaat en een tolk Marokkaans, de heer H. Assaidi, en de man, bijgestaan door zijn advocaat.
Ten slotte is bepaald dat vandaag deze beschikking wordt gegeven.

De feiten

De rechter kan bij de beoordeling van de verzoeken uitgaan van de volgende feiten.
Partijen zijn op [datum huwelijk] in [plaats huwelijk] naar Marokkaans recht met elkaar gehuwd in gemeenschap van goederen.
Zowel de man als de vrouw hebben de Nederlandse nationaliteit.
Partijen zijn sinds 23 juli 2021 de huurders van de woning gelegen aan de [adres] . Op dit moment wonen zowel de man als de vrouw nog in de woning.

Het geschil

De vrouw heeft in haar inleidende verzoekschrift verzocht tussen partijen de echtscheiding uit te spreken, op de grond dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. Zij heeft verder verzocht te bepalen dat zij de huurder zal zijn van de echtelijke woning, met als ingangsdatum een termijn van uiterlijk zes maanden.
De man heeft zich gerefereerd aan het verzoek om de echtscheiding uit te spreken. Hij heeft verder verzocht te bepalen dat niet de vrouw, maar hij de huurder zal zijn van de echtelijke woning.
De vrouw heeft verzocht het verzoek van de man af te wijzen.

De beoordeling

Waar gaat het in deze zaak om?
Het huwelijk van partijen is duurzaam ontwricht en partijen willen daarom van elkaar scheiden. Zij zijn er echter niet in geslaagd om alle gevolgen van die scheiding in overleg te regelen. Daarom hebben partijen de rechter niet alleen verzocht om de echtscheiding tussen hen uit te spreken, maar ook om nevenvoorzieningen te geven die erop gericht zijn om de gevolgen van de scheiding te regelen.
Is de Nederlandse rechter bevoegd en is het Nederlandse recht van toepassing?
Omdat deze zaak een internationaal karakter heeft vanwege het feit dat het huwelijk is gesloten in Marokko, moet in de eerste plaats worden beoordeeld of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft en vervolgens welk recht van toepassing is. De rechter heeft dat beoordeeld en is op grond van de gemeenschappelijke Nederlandse nationaliteit en de gewone verblijfplaats van partijen tot de slotsom gekomen dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van het echtscheidingsverzoek en de nevenverzoeken kennis te nemen en dat op ieder van die verzoeken het Nederlandse recht van toepassing is.
De erkenning van het huwelijk
Voordat de rechter kan beslissen op het verzoek tot echtscheiding, dient hij ambtshalve te beoordelen of er sprake is van een rechtsgeldig huwelijk dat in Nederland kan worden erkend, zie artikel 10:33 BW. Het uitgangspunt is dat een buiten Nederland gesloten huwelijk in Nederland wordt erkend, wanneer het volgens het recht van de staat waar de huwelijksvoltrekking plaatsvond rechtsgeldig is of nadien rechtsgeldig is geworden (artikel 10:31, eerste lid, BW). Het vierde lid van artikel 10:31 BW bevat een vermoeden van rechtsgeldigheid: een huwelijk wordt vermoed rechtsgeldig te zijn indien een verklaring hierover is afgegeven door een bevoegde autoriteit.
De vrouw heeft een kopie van de Marokkaanse huwelijksakte en een gewaarmerkte vertaling overgelegd. Op grond van de overgelegde beëdigde vertaling van de huwelijksakte stelt de rechter vast dat sprake is van een huwelijk tussen de man en de vrouw, welk huwelijk is gesloten op [datum huwelijk] in [plaats huwelijk] . Er is daarmee sprake van een naar Marokkaans recht rechtsgeldig gesloten huwelijk dat in Nederland kan worden erkend. Dit brengt mee dat de vrouw in haar verzoek tot echtscheiding kan worden ontvangen.
De echtscheiding
De vrouw verzocht de echtscheiding tussen haar en de man uit te spreken. Zij heeft gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. De rechter zal het verzoek, als op de wet gegrond, toewijzen.
Het huurrecht van de echtelijke woning
In geval van echtscheiding kan de rechter op grond van artikel 827, lid 1, sub e, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in samenhang met artikel 7:266, lid 5, BW op verzoek van een echtgenoot bepalen wie van de echtgenoten huurder van de woonruimte zal zijn.
De rechter kan niet anders dan zijn beslissing gronden op een afweging van de belangen van partijen bij het kunnen blijven wonen in de woning.
De rechter stelt vast dat partijen de woning samen zijn gaan huren op 23 juli 2021 en beiden op een gelijke wijze zijn gehecht aan de woning en de woonomgeving. De rechter stelt verder vast dat geen van partijen specifieke belangen naar voren heeft gebracht op grond waarvan de een boven de ander een meer zwaarwegend belang heeft bij het kunnen blijven wonen in deze specifieke woning.
Dit brengt met zich dat de rechter vooral kijkt naar de herhuisvestingsmogelijkheden van ieder van partijen. Die herhuisvestingsmogelijkheden lopen sterk uiteen. De vrouw heeft onweersproken aangevoerd dat de man, die nu 76 jaar oud is, relatief eenvoudig en snel aan andere vervangende woonruimte kan komen. Zij heeft daartoe verwezen naar (gemeentelijk) beleid en huisvestingsmogelijkheden voor senioren. Daarbij is gewezen op een wachttijd die doorgaans niet meer dan zes maanden bedraagt. De vrouw heeft verder feiten en omstandigheden aangevoerd, opnieuw onweersproken, waaruit volgt dat niet valt te verwachten dat zij binnen een afzienbare termijn aan andere voor haar passende woonruimte kan komen.
Onder zodanige omstandigheden heeft de vrouw een meer zwaarwegend belang bij het kunnen blijven wonen in de echtelijke woning dan de man.
De rechter vindt dat in het licht van alle feiten en omstandigheden van het geval een redelijke termijn moet worden gegeven voor de man om andere passende woonruimte te vinden. Dat vindt de vrouw ook, die heeft aangegeven dat wat haar betreft aan de man een termijn van zes maanden wordt gegeven. Die termijn lijkt toereikend te zijn, mar de rechter houdt rekening met de mogelijkheid dat binnen die termijn geen seniorenwoning beschikbaar komt. Hij stelt daarom de termijn vast op uiterlijk negen maanden, te rekenen vanaf de dag waarop het huwelijk door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand.
Aan het huurrecht van de vrouw en de hiervoor gemaakte belangenafweging kan niet afdoen dat de man heeft aangevoerd dat sprake is van een schijnhuwelijk, omdat de vrouw louter vanuit economische motieven met de man is getrouwd en het daarom, zoals de man het zelf noemt, gemeen is dat zij dan nu het huurrecht van de woning krijgt. Wat de man aldus aanvoert vertaalt zich niet in een juridisch relevant argument om de rechtsgevolgen die de wet verbindt aan het huwelijk terzijde te schuiven. Bovendien, als juist is wat de man aanvoert, heeft hij zichzelf willens en wetens in de situatie gebracht waarbij een schijnhuwelijk tot stand is gekomen.
Uitvoerbaarverklaring bij voorraad
Op grond van de wet kan de beslissing om een echtscheiding uit te spreken niet uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. Dat kan ook niet als het gaat om een verzochte nevenvoorziening, omdat die afhankelijk is of voortbouwt op de ontbinding van het huwelijk door echtscheiding. Voor zover een partij heeft verzocht een beslissing in de echtscheidingsprocedure uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, wordt dat verzoek afgewezen.
De proceskosten
Gelet op de aard van de procedure bepaalt de rechter dat de proceskosten tussen partijen zal worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Een en ander brengt met zich dat de volgende beslissing moet worden genomen.

De beslissing

De rechter:
spreekt tussen partijen de echtscheiding uit;
bepaalt dat de vrouw uiterlijk met ingang van de negende maand na de dag waarop de beschikking tot echtscheiding is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand de huurder zal zijn van de woning aan de [adres] , of zoveel eerder als dat de man binnen deze termijn andere woonruimte heeft gevonden;
bepaalt dat de man uiterlijk met ingang van de negende maand na de dag waarop de beschikking tot echtscheiding is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand de echtelijke woning moet verlaten en die niet meer mag betreden;
bepaalt dat elke partij de eigen proceskosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. B.R. Tromp, (kinder)rechter, bijgestaan door mr. P.G. de Boer, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 20 oktober 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de belanghebbenden alleen door tussenkomst van een advocaat. Het hoger beroep moet, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak, worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
fn: PGdeB