ECLI:NL:RBNNE:2023:4325

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 oktober 2023
Publicatiedatum
23 oktober 2023
Zaaknummer
18-319288-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Feitelijke aanranding van de eerbaarheid van een minderjarige in een woning

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 24 oktober 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid van een dertienjarig meisje. De verdachte heeft op 22 mei 2022 in een woning, waar beiden logeerden, het slachtoffer onverwachts aan haar borst aangeraakt en haar bovenbeen gestreeld in de richting van haar kruis. De rechtbank heeft de verdachte, die niet op de zitting verscheen, veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank oordeelde dat de gedragingen van de verdachte een ernstige aantasting van de lichamelijke integriteit van het slachtoffer vormden.

De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en de verdachte in haar beoordeling betrokken. Het slachtoffer heeft verklaard dat zij in paniek raakte en zich verdrietig voelde na de aanranding. De verdachte heeft zich later bij de politie gemeld en erkende dat hij een fout had gemaakt. De officier van justitie had een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf geëist, maar de rechtbank oordeelde dat een taakstraf niet passend was, gezien het feit dat de verdachte niet eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten.

De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, het slachtoffer, beoordeeld. De vordering tot schadevergoeding van € 60,- werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze onvoldoende onderbouwd was. De rechtbank heeft de artikelen 14a, 14b, 14c en 246 van het Wetboek van Strafrecht toegepast en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, die niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij hij zich tijdens de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Groningen
parketnummer 18.319288.22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 24 oktober 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats] , zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 10 oktober 2023.
Tegen de niet verschenen verdachte is verstek verleend.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. E. Veen.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, primair, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 22 mei 2022 te [adres] , gemeente Oldambt, door een andere feitelijkheid, te weten
  • het onverhoeds betasten van het lichaam
  • een uit feitelijke verhouding voortvloeiend overwicht, immers bestaat er een aanzienlijkleeftijdsverschil tussen beiden en/of een hechte vertrouwensband, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten
  • het aanraken en/of vastpakken van haar borst
  • het strelen van haar bovenbeen, door zijn hand op dat bovenbeen te leggen en zijn handvervolgens te bewegen in de richting van haar kruis;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 mei 2022 te [adres] , gemeente Oldambt, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2008, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
  • het aanraken en/of vastpakken van haar borst
  • het strelen van haar bovenbeen, door zijn hand op dat bovenbeen te leggen en zijn handvervolgens te bewegen in de richting van haar kruis.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd ten aanzien van het primair ten laste gelegde.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring, van het primair ten laste gelegde, redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.

1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 20 juni 2022, opgenomen op pagina 22 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002022128559 d.d. 25 november 2022, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :

V: Wanneer is dit gebeurd?
A: Dat was 22 mei 2022.
V: Wat kun je over jezelf vertellen?
A: Ik ben [slachtoffer] , ik ben 13 jaar.
V: Vertel eens in je eigen woorden wat er die dag gebeurd is?
A: [verdachte] legde zijn hand op mijn been en ging met zijn hand steeds verder naar boven. Toen had ik nog meer het idee dat ik niet weg kon. Toen zei ik de hele tijd hem: "Kan je alsjeblieft stoppen." [verdachte] ging door. [verdachte] legde zijn hand op mijn linkerborst.
V: En je zei hij zat aan mijn been. Hoe deed hij dat?
A: Hij legde zijn hand op mijn bovenbeen, in de lengte van mijn been. Toen draaide hij zijn hand in de breedte, met de vingers aan de binnenkant van mijn been en toen ging hij met zijn hand verder naar boven.
V: Tot waar kwam hij met zijn hand?
A: Ik doe het wel voor.
0: Ze doet haar hand met de vingers aan de binnenzijde van haar been, ongeveer 5 centimeter onder haar kruis. V: En dan?
A: Dan laat hij mijn been los, dan gaat hij langzaam met zijn hand over mijn zij en dan gaat hij met zijn hand over mijn lichaam richting mijn borst.
V: Wat doet hij dan bij jouw borst?
A: Hij legde zijn hand erop.
V: Wat doet die hand als hij die op je borst zit?
A: Hij legde zijn hand stil op mijn borst. Toen ik wegliep zei hij: "Sorry, sorry, had ik niet moeten doen.
Kom terug."
2.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 mei 2022,opgenomen op pagina 12 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [naam] :
Op 22 mei 2022, omstreeks 21.00 uur, meldde zich een man aan het politiebureau, wie later bleek [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1983. Ik, verbalisant, hoorde [verdachte] zeggen dat hij zichzelf komt melden naar aanleiding van het feit dat hij 's ochtends, diezelfde dag, een meisje zou hebben betast. Vanuit de overdracht weet ik dat er vanochtend een melding is geweest van aanranding van een meisje in [adres] . Ik hoorde de verdachte spontaan verklaren dat hij een meisje betast zou hebben bij haar borst en dat hij stom is geweest.
3.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 20 juli 2022,opgenomen op pagina 31 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [verdachte] :
V: Hoe voelde jij je die ochtend?
A: Toen ik het meemaakte, dacht ik wat heb ik nou gedaan. Toen was ik ineens helder en dacht dit klopt niet. Het is niet goed dat ik dat gedaan had. Dat ik dat meisje aangeraakt had. Toen ben ik naar de politie gegaan. Ik heb het fout gedaan.
V: Wat vind je van de hele situatie?
A: Ik weet dat het niet goed is. Daarom heb ik direct aangegeven dat het fout is. Het doet mij heel veel pijn. Dat ik zoiets heb gedaan.
V: En voor dat meisje?
A: Vooral voor haar. Het is niet goed dat een volwassen man aan een meisje zit. Als iemand dat bij mijn dochter zou doen dan maak ik hem hartstikke dood.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 22 mei 2022 te [adres] door een andere feitelijkheid, te weten,
  • het onverhoeds betasten van het lichaam,
  • een uit feitelijke verhouding voortvloeiend overwicht, immers bestaat er een aanzienlijkleeftijdsverschil tussen beiden, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten,
  • het aanraken van haar borst, en
  • het strelen van haar bovenbeen, door zijn hand op dat bovenbeen te leggen en zijn handvervolgens te bewegen in de richting van haar kruis.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaardeHet bewezen verklaarde levert op: feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 150 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van drie jaren.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van de reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid. Hij heeft bij een meisje van dertien jaar oud in een woning, alwaar beiden logeerden, onverhoeds haar borst aangeraakt. Daarnaast heeft verdachte met zijn hand het bovenbeen van het slachtoffer gestreeld in de richting van haar kruis. Het slachtoffer heeft verklaard dat zij na de betastingen in paniek is geraakt en dat het haar verdrietig heeft gemaakt. De gedragingen van verdachte zijn te kwalificeren als een aantasting van de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk.
Het reclasseringsrapport van 14 augustus 2023 is inhoudelijk beperkt, aangezien verdachte voortijdig het gesprek met de reclassering heeft beëindigd. Verdachte heeft wel aangegeven woonachtig te zijn in Spanje en werkzaam te zijn als lasser in diverse landen. Aan de hand van de nadere verkregen informatie heeft de reclassering het recidiverisico en het risico op geweld ingeschat op laag tot gemiddeld. Verder wordt het risico op het onttrekken aan bijzondere voorwaarden wel aanwezig geacht, maar heeft de reclassering met de beschikbare informatie niet kunnen adviseren over de noodzaak van interventies dan wel toezicht.
Uit het uittreksel van de justitiële documentatie van 25 augustus 2023 volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Gezien de aard en de ernst van het bewezenverklaarde acht de rechtbank oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf aangewezen. Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank daarbij het opleggen van een taakstraf van aanzienlijke duur niet aangewezen; omdat verdachte niet eerder is veroordeeld ter zake van een zedendelict.
Alles afwegend acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, geheel in voorwaardelijke zin, met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 60,- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is de door de benadeelde partij gevorderde schade onvoldoende onderbouwd nu er geen enkele onderbouwing voor de hoogte van de schade is aangeleverd. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk verklaren.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c en 246 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Verklaart de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] en de verdachte de eigen proceskosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. de Jong, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. C. Krijger, rechters, bijgestaan door mr. M. Huiskamp, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 oktober 2023.
Mr. C. Krijger is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.