ECLI:NL:RBNNE:2023:4307

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
20 oktober 2023
Publicatiedatum
20 oktober 2023
Zaaknummer
18-123781-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor ontuchtige handelingen met een minderjarige

Op 20 oktober 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 58-jarige man, die werd beschuldigd van ontuchtige handelingen met de twaalfjarige dochter van zijn vriendin. De ontuchtige handelingen vonden plaats in de periode van 12 tot 13 juni 2021, waarbij de verdachte de billen van het slachtoffer betastte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte geen verantwoordelijkheid nam voor zijn daden en zich niet bekommerde om de gevolgen voor het slachtoffer. De rechtbank veroordeelde de man tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden, een taakstraf van 180 uren en het betalen van een schadevergoeding aan het slachtoffer.

De zaak kwam ter terechtzitting op 6 oktober 2023, waar de verdachte verscheen met zijn advocaat, mr. N.D. Spijker, en het openbaar ministerie vertegenwoordigd was door mr. G.R. Stoeten. De tenlastelegging omvatte het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige, waarbij de verdediging vrijspraak bepleitte op basis van de onbetrouwbaarheid van de verklaring van het slachtoffer. De rechtbank oordeelde echter dat de verklaring van het slachtoffer, die gedetailleerd en consistent was, voldoende bewijs bood voor de bewezenverklaring.

De rechtbank nam in haar overwegingen ook de psychische problematiek van het slachtoffer mee, maar concludeerde dat deze geen afbreuk deed aan de betrouwbaarheid van haar verklaring. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte de ontuchtige handelingen had gepleegd en legde de straf op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer. De rechtbank wees ook een schadevergoeding toe aan het slachtoffer, die werd vertegenwoordigd door haar wettelijk vertegenwoordiger.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer 18/123781-23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 20 oktober 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1965 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 6 oktober 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. N.D. Spijker, advocaat te Winschoten. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. G.R. Stoeten.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 12 juni 2021 tot en met 13 juni 2021 te [plaatsnaam] , in de gemeente Aa en Hunze, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2009, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het betasten van de billen van voornoemde [slachtoffer] .

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak van het ten laste gelegde feit bepleit, nu niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de ontuchtige handelingen heeft gepleegd. De raadsvrouw heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte stellig ontkent en dat de andersluidende verklaring van [slachtoffer] , gelet op haar problematiek en de inconsistenties in haar verklaring, onvoldoende betrouwbaar is om als bewijs te kunnen worden gebruikt. Voorts bevat het strafdossier, ook als de rechtbank de verklaring van [slachtoffer] wel als bewijsmiddel gebruikt, voor het overige onvoldoende bewijs om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. De verklaringen van de ouders van [slachtoffer] en van de medewerkers uit het [instelling] zijn immers enkel gebaseerd op wat [slachtoffer] aan hen heeft verteld en kunnen derhalve om die reden niet als (steun)bewijs worden gebruikt.
Indien de rechtbank van oordeel is dat de verklaring van [slachtoffer] wel voor het bewijs kan worden gebruikt en het strafdossier ook voldoende bewijs bevat om tot een veroordeling te kunnen komen, heeft de raadsvrouw het voorwaardelijke verzoek gedaan om dr. A. Vredeveldt, rechtspsycholoog, te benoemen als deskundige ter beoordeling van de betrouwbaarheid en geloofwaardigheid van de verklaring van [slachtoffer] .
Oordeel van de rechtbank
De vraag die de rechtbank in onderhavige zaak dient te beantwoorden, is of het ten laste gelegde feit, gelet op de verklaring van [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2009, (hierna te noemen: [slachtoffer] ) enerzijds en de ontkenning van verdachte anderzijds, wettig en overtuigend kan worden bewezen. De rechtbank dient daartoe te beoordelen of de verklaring van [slachtoffer] voldoende betrouwbaar is en of deze verklaring voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen.
Betrouwbaarheid verklaring [slachtoffer]
De rechtbank constateert dat [slachtoffer] in de nacht van 12 op 13 juni 2021 in een dagboeknotitie heeft geschreven over door verdachte gepleegde ontuchtige handelingen. Voorts heeft zij op de avond van 13 juni 2021 aan haar begeleidster bij de wooninstelling waar zij verbleef, verteld wat er tussen haar en verdachte zou zijn voorgevallen. Nadat haar moeder door de begeleidster was geïnformeerd, heeft [slachtoffer] in de ochtend van 14 juni 2021 ook aan haar moeder verteld wat er zou zijn gebeurd. De rechtbank stelt vast dat hetgeen [slachtoffer] in de dagboeknotitie heeft geschreven en (vervolgens) haar verklaringen afgelegd tegenover haar begeleidster en haar moeder, zijn aan te merken als feitelijk, gedetailleerd en op hoofdlijnen onderling consistent. [slachtoffer] heeft, zakelijk weergegeven, verklaard dat zij op de late avond van 12 juni 2021 samen met verdachte, de vriend van haar moeder, op de bank zat omdat haar moeder al naar bed was gegaan, dat verdachte eerst over haar been en rug kriebelde, dat ze gesproken hebben over het kopen van een paard, dat verdachte op zijn telefoon naar pornosites keek en dit aan haar liet zien, dat hij met zijn hand in haar pyjamabroek en onderbroek ging en haar billen heeft betast, dat hij ook naar haar voorkant ging en dat ze toen al haar moed bij elkaar geraapt heeft en bij verdachte is weggelopen. Tijdens het studioverhoor bij de politie op 2 september 2021 heeft [slachtoffer] verteld over dezelfde handelingen en context waarbinnen deze hebben plaatsgevonden. Deze zijn door haar niet groter of ernstiger gemaakt. [slachtoffer] is juist heel precies in haar verklaring, hetgeen de betrouwbaarheid versterkt. Zij geeft het aan als ze het antwoord op een vraag van verbalisant niet weet en ze vertelt op eigen initiatief ook duidelijk over de handelingen die niet zijn gebeurd. Zo vertelt [slachtoffer] over het strelen over haar bovenbeen: “
Dat was trouwens wel met een broek aan hoor. Hij ging niet met zijn hand in mijn broek. Dat je dat wel weet, dat zeg ik er wel bij.”En over het kriebelen over haar rug:
“Het was gewoon een beetje op mijn rug, gewoon zo met zijn hand (doet het voor) en dat is niet heel erg, dat boeit niet heel erg.”De verklaring die [slachtoffer] heeft afgelegd, komt de rechtbank ook authentiek voor. Uit het studioverhoor komt het beeld naar voren dat het voor [slachtoffer] moeilijk is geweest om haar verklaring af te leggen. Gevraagd naar de plek waar verdachte haar met zijn hand aanraakte, gaat [slachtoffer] bijvoorbeeld meerdere malen voorover zitten, met haar hoofd op haar handen. Ze beschrijft de plek dan achtereenvolgens als ‘
de achterkant’, ‘
onder de heupen en boven de benen’en ‘
de perzik emoji’.
Gelet op het voorgaande kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat [slachtoffer] heeft verklaard over een ervaring die zij daadwerkelijk heeft doorgemaakt. Dat er in de opvolgende verklaringen van [slachtoffer] op (ondergeschikte) punten verschillen naar voren komen, rechtvaardigt niet de conclusie dat de verklaring van [slachtoffer] in zijn geheel niet (voldoende) betrouwbaar kan worden geacht. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar is en voor het bewijs kan worden gebruikt.
Invloed psychische problematiek?
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat, naast verschillen in de door [slachtoffer] afgelegde verklaringen, ook haar persoonlijke problematiek betrokken moet worden bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van de door haar afgelegde verklaringen. In het bijzonder heeft de raadsvrouw hiertoe aangevoerd dat het verzinnen van verhalen volledig past bij de complexe psychische problematiek van [slachtoffer] . Voor zover de raadsvrouw hiermee heeft beoogd te betogen dat de verklaringen van [slachtoffer] over de ontuchtige handelingen van de kant van verdachte die zij heeft moeten ondergaan, door haar zijn verzonnen, overweegt de rechtbank dat zij hiervoor in het dossier geen aanwijzingen heeft gevonden. Integendeel. Uit het dossier komt naar voren dat [slachtoffer] niet over één nacht ijs is gegaan en heeft nagedacht over of, en zo ja, hoe zou zij (kunnen) reageren op de ondergane ontuchtige handelingen. Zo wilde [slachtoffer] in eerste instantie niet dat haar begeleidster haar verhaal zou vastleggen. Verder heeft [slachtoffer] tegenover de politie verklaard dat zij een gevangenisstraf voor verdachte te ver vindt gaan omdat verdachte ook zijn goede kanten heeft. Bovendien heeft [slachtoffer] op meerdere momenten laten blijken dat zij zich ervan bewust is dat het belangrijk is dat zij goed en juist over de gebeurtenissen vertelt, niet in de laatste plaats omdat verdachte, ten tijde van het strafbare feit, de partner was van haar moeder, en zij haar moeder niet wilde belasten.
Al met al ziet de rechtbank in de psychische problematiek van [slachtoffer] derhalve geen aanleiding om haar betrouwbaarheid als verminderd te beoordelen.
De rechtbank is, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, van oordeel dat zij zich een goed oordeel heeft kunnen vormen omtrent de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer] . De rechtbank acht het daarom niet noodzakelijk dat een rechtspsycholoog de betrouwbaarheid van haar verklaring nader onderzoekt. Het hiertoe strekkende (voorwaardelijke) verzoek van de raadsvrouw zal dan ook worden afgewezen.
Steunbewijs
In zedenzaken doet zich veelal de situatie voor dat naast het slachtoffer en de verdachte geen getuigen aanwezig zijn geweest bij de veronderstelde seksuele of ontuchtige handelingen. Volgens artikel 342 lid 2 Sv kan de rechter het bewijs dat verdachte de ten laste gelegde handelingen heeft gepleegd, niet uitsluitend aannemen op de verklaring van één getuige ( [slachtoffer] ). Er moet, met andere woorden, voldoende steunbewijs zijn.
Naar het oordeel van de rechtbank vindt de verklaring van [slachtoffer] voldoende steun in andere bewijsmiddelen.
Allereerst wordt de verklaring van [slachtoffer] ondersteund door de verklaring van getuige [naam] , de begeleidster van [slachtoffer] in het [instelling] , en de door haar overlegde (interne) notities waarin het gedrag van [slachtoffer] na terugkomst in het [instelling] op 13 juni 2021 staat beschreven. De rechtbank kent aan deze verklaring en notities in het bijzonder betekenis toe omdat zij berusten op de eigen waarneming van een professional die [slachtoffer] en haar problematiek goed kent. De getuige beschrijft dat [slachtoffer] zich bij terugkomst anders gedroeg dan normaal. Zo zag ze dat [slachtoffer] terugdeinsde voor een knuffel die verdachte haar bij het afscheid wilde geven, dat ze achterdochtig uit haar ogen keek en dat ze afkeurend reageerde toen verdachte haar in haar buik prikte. Ook viel het de getuige op dat [slachtoffer] direct naar haar kamer ging, terwijl ze normaal gesproken tijd rekt en om iets lekkers vraagt. Bovendien was de wijze waarop [slachtoffer] over de ontuchtige handelingen vertelde, anders dan dat zij van [slachtoffer] gewend was. Volgens de getuige hield [slachtoffer] zich in het gesprek erg klein en kwam ze onzeker over, terwijl zij normaal juist heel overtuigend overkomt als ze een verhaal verteld. Ook sprak [slachtoffer] met een lagere stem dan normaal en had het drukke praten plaatsgemaakt voor rustig en hakkelend praten.
Voorts wordt de verklaring van [slachtoffer] , voor zover betrekking hebbend op de context waarbinnen de ontuchtige handelingen zouden hebben plaatsgevonden, ondersteund door de verklaring van verdachte, nu hij net als [slachtoffer] heeft verklaard dat zij ‘s avonds samen op de bank hebben gezeten omdat de moeder van [slachtoffer] , zijn vriendin, al naar bed was gegaan, dat hij met haar gesproken heeft over het kopen van een paard, dat hij op zijn telefoon op pornosites naar filmpjes zocht en dat [slachtoffer] dit kennelijk heeft gezien.
Tot slot is de rechtbank van oordeel dat het door [slachtoffer] aan verdachte verstuurde WhatsAppbericht in samenhang met het daarop volgende handelen van verdachte, als steunbewijs voor de verklaring van [slachtoffer] kan dienen. Op de avond van 13 juni 2021, de avond na het voorval, stuurt [slachtoffer] aan verdachte het volgende bericht: “
Voor de volgende keer blijf je met je tengels van me af, of ik schreeuw moord en brand! En je weet HEEL GOED waar ik het over heb!” Verdachte heeft verklaard dat hij, nadat hij dit bericht had ontvangen, [slachtoffer] direct als contact uit Whatsapp heeft verwijderd. Voorts heeft verdachte, toen hij kort hierop door de moeder van [slachtoffer] werd geconfronteerd met de beschuldiging, aan haar niets over het WhatsApp-bericht verteld. Deze handelswijze heeft de rechtbank hogelijk bevreemd en verdachte heeft, desgevraagd, hiervoor ter terechtzitting geen aannemelijke verklaring gegeven.
Conclusie
Op basis van voorgaande overwegingen is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van
[slachtoffer] betrouwbaar is en op specifieke punten voldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal zodat aan het bewijsminimum is voldaan. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd.
Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter terechtzitting van 6 oktober 2023 afgelegde verklaring, voor zoverinhoudend:
Ik zat die avond samen met [slachtoffer] op de bank. Ik heb met haar gesproken over het kopen van een paard. Ik keek op mijn telefoon op een pornosite omdat ik naar filmpjes zocht die ik aan vrienden kon versturen. Ik kan mij herinneren dat ik de volgende ochtend een WhatpsApp-bericht van [slachtoffer] heb gelezen waarin stond dat ik met mijn vingers van haar af moest blijven. Ik heb [slachtoffer] toen als contact uit WhatsApp verwijderd. Ik heb het WhatsApp-bericht gelezen voordat ik door de moeder van [slachtoffer] geconfronteerd werd de beschuldiging. Ik heb haar toen niet verteld van het WhatsApp-bericht.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 november 2021,opgenomen op pagina 28 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer
PL0100/2021160428 (onderzoek Dublin) d.d. 24 mei 2022, inhoudend als verklaring van verbalisant [naam] :
In de interviewstudio werd [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2009, gehoord.
V: Wat kom jij mij vertellen?
A: Over [verdachte] .
V: En wat was er met [verdachte] ?
A: Uhm het was op een vrijdag of zaterdagavond, want de volgende dag was mama jarig. Toen begonnen we gewoon een beetje te praten en toen zei die van nou later dan zijn we ook van plan een paard te kopen als we dan een nieuw groot huis hebben. Daarvoor trouwens voor dat, weet ik wel dat die toen mmm zat te kijken.
V: Mmm? Wat zat die te kijken? A: Dinges.
V: Dinges?
A: Hij zat op sites te kijken. P-sites.
V: En wat is P-sites?
A: Dingen sites. De manier waarop kindjes ontstaan. V: Ja.
A: En dat liet die dan ook aan mij zien. Toen dacht ik ook van oké nou ga ik echt naar bed. Alleen toen was dat dus.
O: [slachtoffer] wijst naar het papiertje van [naam] .
A: En toen ging hij, toen ging hij met zijn hand ging hij toen in mijn broek aan de achterkant. Dat vond ik dus gewoon niet prettig. Toen ging die inderdaad ook echt in mijn broek en dat vond ik gewoon niet fijn. En toen zat die dus met zijn hand aan mijn achterkant en zat die daar een beetje te wrijven of zo.
V: Je zegt hij ging met zijn hand in jouw broek aan de achterkant. Wat raakt die hand van hem van jou?
A: Ja, de achterkant.
V: De achterkant. En wat van de achterkant raakt die jou precies?
O: [slachtoffer] gaat voor over zitten met haar hoofd op haar handen op tafel.
A: Het ging onder de heupen en boven de benen. Is dat een goed antwoord?
V: Onder de heupen en boven de benen, je probeert het wel mooi uit te leggen. Even kijken hoe zit het met je onderbroek op dat moment?
A: Die heb ik gewoon aan.
V: En gaat hij dan, hij gaat bij je broek in, gaat hij dan over je onderbroek heen of bij je onderbroek in, of er langs of anders?
A: Tweede.
V: Tweede. Er bij in?
A: (knikt bevestigend).
V: En nou is dit gebied (wijst het bij haar zelf aan) zei ik al is redelijk groot bij de één wat groter dan bij de ander.
A: Hier is de heupen en hier is de benen (wijst het bij haar zelf aan). Daar zit maar één gedeelte tussen.
V: Ja, maar wat raakt die dan precies aan?
O: [slachtoffer] gaat weer voorover zitten.
V: Heb je daar een woord voor dat je dat woord misschien op kan schrijven? A: De perzik emoji.
V: De perzik emoji.
A: Is dat genoeg uitleg?
V: Ja, maar wat raakt die dan van die perzik emoji dan precies aan?
A: Aááááh.
V: Ik ga je een beetje helpen [slachtoffer] . Wat je net zegt laten we dat billen noemen. Je hebt twee billen, wat raakt die dan precies aan?
A: Gewoon hij zat gewoon overal met zijn hand (beweegt haar rechterhand).
V: Oké. En wat doet die dan daar? Is zijn hand stil bedoel ik, of beweegt die, gaat die heen en weer? A: Gewoon, gewoon (gaat met haar hand heen en weer) zo wrijfachtig.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor, d.d. 6 april 2022,opgenomen in een aanvullend proces-verbaal behorend bij voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam] :
Ik was de begeleider van [slachtoffer] . [slachtoffer] kwam anders dan anders terug bij ons. Ze kwam de dag nadat het was gebeurd bij mij met het verhaal over de aanrakingen. Ik moest het rapporteren. Maar [slachtoffer] wilde niet dat ik het zou vastleggen. Het was rond de verjaardag van haar moeder en die wilde ze niet verpesten.
V: Op welke wijze heb jij [slachtoffer] ’s verhaal vastgelegd?
A: Met foto’s en ik heb een verslag getypt.
V: Hoe komt het verslag van jou bij de politie terecht?
A: [naam] , een collega van jullie, die vertelde over een verslag. Daarna heb ik mijn baas gebeld en die zei dat er een verslag bij de politie bekend was.
4. Een schriftelijk bescheid, te weten foto’s van aantekeningen opgesteld door de begeleidster van deinstelling waar [slachtoffer] verbleef, als bijlage bij het naar wettelijk voorschrift opgemaakt procesverbaal van bevindingen d.d. 8 maart 2022, opgenomen op pagina 46 e.v. (inclusief bijlagen) van voornoemd dossier, voor zover inhoudende:
[slachtoffer] 13-06-21
[slachtoffer] komt wat bedeesd terug van thuis, ze zegt niet veel. Het afscheid met [verdachte] verloopt stroef. [slachtoffer] opent al snel de deur voor hem om te vertrekken, hij opent zijn armen voor een knuffel. [slachtoffer] deinst terug achter de geopende deur, ze is erg alert, haar ogen zijn groot maar knijpt ze ook wat dicht, ze kijkt argwanend. [verdachte] prikt voor de grap nog even in [slachtoffer] buik, ook hier reageert [slachtoffer] afkeurend op. Ze loopt al gauw in mijn richting.
Wanneer [verdachte] weg is heeft [slachtoffer] weinig aansporing nodig en loopt in één streep naar haar kamer, terwijl normaal gesproken [slachtoffer] uitbundig vertelt over het weekend en ze vaak wat tijd rekt. [slachtoffer] wil mij wat vragen, ik geef aan dat ze even moet wachten, ik loop weg, ik hoor haar haar frustratie uiten. Wanneer ik bij [slachtoffer] kom vraagt ze naar de vertrouwenspersoon, hier heeft [slachtoffer] anders niet zo veel mee. Ik vraag of ze het met mij wil delen, dit wil ze. [slachtoffer] vertelt erg gedetailleerd, en weet goed haar gevoel uit te leggen hoe ze zich die avond voelde. [slachtoffer] komt vaak erg zeker/overtuigend over wanneer zij een verhaal vertelt, [slachtoffer] was nu onzeker en dacht dat ze zich aanstelde. [slachtoffer] haar stem was ook lager dan normaal, het drukke praten had plaats gemaakt voor rustig en hakkelend praten.
[slachtoffer] vraagt meerdere malen aan mij, of ik vind dat ze zich aanstelt. [slachtoffer] las het voor vanaf haar telefoon, ze wilde zich niet verspreken of de verkeerde woorden gebruiken. Dit omdat ze weet dat er dan andere gevolgen kunnen zijn, of dat het verkeerd over komt.
Veranderingen gedrag [slachtoffer] .
• [ [slachtoffer] is bleek in haar gezicht.
• [ [slachtoffer] komt erg rustig terug.
• [ [slachtoffer] houdt zich gedurende gesprek erg klein, ze praat met weinig handbewegingen. [slachtoffer] is normaal uitbundig met haar handen.
• [ [slachtoffer] maakt zichzelf klein, in haar doen en laten.
• [ [slachtoffer] heeft geen aansporing nodig, en rekt geen tijd. Dit is het tegenovergestelde van hoe ze andere keren deed.
• [ [slachtoffer] vraagt naar onze vertrouwenspersoon, hier spreekt ze normaliter niet graag mee.
• [ [slachtoffer] haar stem was lager dan normaal, ze praatte rustig en hakkelend.
14-06-21
[slachtoffer] is vandaag weer hoe ik haar ken, wel wat stiller. [slachtoffer] praat met mij open over de gebeurtenis/haar verhaal, maar geeft aan zich er ongemakkelijk bij te voelen.
5. Een schriftelijk bescheid, te weten een foto van een WhatsApp-bericht gemaakt van de telefoon van [slachtoffer] , als bijlage bij het naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 maart 2022, opgenomen op pagina 46 e.v. (inclusief bijlagen) van voornoemd dossier, voor zover inhoudend:
Voor de volgende keer blijf je met je tengels van me af, of ik schreeuw moord en brand! En je weet HEEL GOED waar ik het over heb!

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 12 juni 2021 tot en met 13 juni 2021 te [plaatsnaam] , in de gemeente Aa en Hunze, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2009, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het betasten van de billen van voornoemde [slachtoffer] .
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaardeHet bewezen verklaarde levert op: met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 180 uren, te vervangen door 90 dagen hechtenis indien de taakstraf niet of niet naar behoren is verricht, en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met een proeftijd van 3 jaren.
Standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, heeft de raadsrouw de rechtbank verzocht rekening te houden met het feit dat verdachte geen relevante recente justitiële documentatie heeft, dat uit de adviesrapportage van de reclassering naar voren komt dat het recidiverisico wordt ingeschat als laag en dat hij zijn leven thans goed op de rit heeft. Verdachte heeft een eigen woning, vast werk, een goed sociaal netwerk en een nieuwe partner. Voorts dient rekening gehouden te worden met het tijdsverloop van anderhalf jaar sinds de aanhouding van verdachte.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de reclasseringsrapportage d.d. 4 augustus 2023, het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 3 augustus 2023, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen bij [slachtoffer] , de dochter van zijn toenmalige vriendin. Met dit handelen heeft verdachte ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer] . [slachtoffer] was destijds 12 jaar oud, terwijl verdachte 56 jaar oud was. [slachtoffer] was bovendien als gevolg van complexe psychische problematiek kwetsbaar. Verdachte was hiervan, als partner van de moeder van [slachtoffer] , goed op de hoogte. [slachtoffer] had naar eigen zeggen moeite met de nieuwe relatie van haar moeder en vond het moeilijk om verdachte te vertrouwen, maar zij zag dat haar moeder verdachte leuk vond en zij wilde daarom haar best doen. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij dit broze vertrouwen van [slachtoffer] heeft beschaamd en dat hij misbruik heeft gemaakt van haar kwetsbaarheid en van het overwicht dat hij als volwassene en als partner van haar moeder op [slachtoffer] had. De ontuchtige handelingen hebben bovendien plaatsgehad in de woning van de moeder van [slachtoffer] , bij uitstek de plek waar [slachtoffer] veiligheid en bescherming had moeten vinden. Verdachte heeft hier geen rekening mee gehouden en heeft zijn eigen (lust)gevoelens en behoeften voorop gesteld. Uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring blijkt hoe groot de impact van het handelen van verdachte op [slachtoffer] is geweest.
Justitiële documentatie
De rechtbank heeft kennis genomen van het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte (het strafblad) van 3 augustus 2023. Hieruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor enig misdrijf. Het strafblad van verdachte werkt dan ook niet strafverzwarend.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsrapport van Reclassering Nederland d.d. 4 augustus 2023. Uit dit rapport volgt dat geen sprake is van problematiek op de verschillende leefgebieden. Verdachte heeft werk, een eigen woning, geen schulden, een goed sociaal netwerk en een stabiele relatie. De reclassering schat, mede gelet op het feit dat er in de familiaire sfeer geen contact is met minderjarigen, het herhalingsgevaar in als laag en adviseert om die reden een straf zonder bijzondere voorwaarden. Dat verdachte zijn leven thans goed op de rit heeft, hetgeen ook door en namens verdachte ter terechtzitting naar voren is gebracht, weegt de rechtbank bij het bepalen van de hoogte van de straf in het voordeel van verdachte mee.
Bij de strafoplegging weegt de rechtbank tot slot nog het volgende mee. Verdachte heeft ter terechtzitting geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen. Door de ontkennende houding van verdachte heeft de rechtbank ook geen zicht kunnen krijgen op wat hem heeft gedreven om het bewezenverklaarde feit te plegen. Ook heeft hij er geen blijk van gegeven dat hij heeft nagedacht over de (nadelige) gevolgen daarvan voor [slachtoffer] en lijkt hij niet onder de indruk te zijn van de impact die dit handelen op [slachtoffer] ook daadwerkelijk heeft gehad. Deze houding van verdachte ter terechtzitting baart de rechtbank zorgen voor de toekomst en weegt de rechtbank bij het bepalen van de hoogte van de straf in het nadeel van verdachte mee.
De straf
Alles overwegende acht de rechtbank een straf zoals gevorderd door de officier van justitie passend en geboden, te weten een taakstraf voor de duur van 180 uren, te vervangen door 90 dagen hechtenis indien de taakstraf niet of niet naar behoren is verricht, in combinatie met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met een proeftijd van 3 jaren
.Het voorwaardelijke strafdeel dient als stevige stok achter de deur om verdachte ervan te weerhouden zich opnieuw in een met het feit vergelijkbare situatie te begeven. Anders dan de raadsvrouw ziet de rechtbank in het tijdsverloop in deze zaak geen aanleiding om de straf te matigen, nu er nog geen twee jaar zijn verstreken sinds verdachte door de politie is in het kader van onderhavige verdenking is aangehouden en verhoord. Van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake.

Benadeelde partij

[naam] heeft zich, als wettelijk vertegenwoordiger (op grond van artikel 1:245 lid 4 BW) van zijn dochter, benadeelde partij [slachtoffer] , in het geding gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.250,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Tevens wordt gevorderd een bedrag van € 26,33 aan reiskosten naar de rechtbank.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie concludeert dat de gevorderde immateriële schade kan worden toegewezen met oplegging van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel, nu deze schade voldoende is komen vast te staan. De gevorderde reiskosten naar de rechtbank komen niet voor vergoeding in aanmerking, nu de wettelijk vertegenwoordiger van de benadeelde partij zich ter terechtzitting heeft laten bijstaan door een juridisch medewerker van Slachtofferhulp Nederland.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij nietontvankelijk moet worden verklaard, omdat verdachte dient te worden vrijgesproken van het feit waarop de vordering is gebaseerd.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De hoogte hiervan is door de verdediging niet betwist. Dit deel van de vordering zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 13 juni 2021. De gevorderde proceskosten, bestaande uit reiskosten naar de rechtbank voor het bijwonen van de terechtzitting, komen niet voor vergoeding in aanmerking, nu de wettelijk vertegenwoordiger van de benadeelde partij zich ter terechtzitting heeft laten bijstaan door een juridisch medewerker van Slachtofferhulp Nederland en derhalve niet ‘in persoon’ heeft geprocedeerd. De rechtbank verwijst in dit verband naar
de uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 december 2020,
ECLI:NL:GHARL:2020:10689. De rechtbank zal de vordering op dit punt dan ook afwijzen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak zal maken, tot op heden begroot op nihil.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 247 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde feit bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
-
een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
-
een taakstraf voor de duur van 180 uren.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 90 dagen zal worden toegepast.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] , wettelijk vertegenwoordigd door [naam] , toe tot een bedrag van € 1.250,- en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer] te betalen:
- het bedrag van € 1.250,- (zegge: twaalfhonderdvijftig euro), bestaande uit immateriële schade;- de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 juni 2021 tot de dag van algehele voldoening.
Wijst af de vordering van de benadeelde partij tot vergoeding van de proceskosten, bestaande uit reiskosten naar de rechtbank.
Wijst toe de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak zal maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.250,- (zegge: twaalfhonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 juni 2021 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 22 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Depping, voorzitter, mr. R.B. Maring en mr. M. van der Veen, rechters, bijgestaan door mr. K. Bodewes-Maas, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 oktober 2023.
Mr. Maring en mr. Van der Veen zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.