Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak van het ten laste gelegde feit bepleit, nu niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de ontuchtige handelingen heeft gepleegd. De raadsvrouw heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte stellig ontkent en dat de andersluidende verklaring van [slachtoffer] , gelet op haar problematiek en de inconsistenties in haar verklaring, onvoldoende betrouwbaar is om als bewijs te kunnen worden gebruikt. Voorts bevat het strafdossier, ook als de rechtbank de verklaring van [slachtoffer] wel als bewijsmiddel gebruikt, voor het overige onvoldoende bewijs om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. De verklaringen van de ouders van [slachtoffer] en van de medewerkers uit het [instelling] zijn immers enkel gebaseerd op wat [slachtoffer] aan hen heeft verteld en kunnen derhalve om die reden niet als (steun)bewijs worden gebruikt.
Indien de rechtbank van oordeel is dat de verklaring van [slachtoffer] wel voor het bewijs kan worden gebruikt en het strafdossier ook voldoende bewijs bevat om tot een veroordeling te kunnen komen, heeft de raadsvrouw het voorwaardelijke verzoek gedaan om dr. A. Vredeveldt, rechtspsycholoog, te benoemen als deskundige ter beoordeling van de betrouwbaarheid en geloofwaardigheid van de verklaring van [slachtoffer] .
Oordeel van de rechtbank
De vraag die de rechtbank in onderhavige zaak dient te beantwoorden, is of het ten laste gelegde feit, gelet op de verklaring van [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2009, (hierna te noemen: [slachtoffer] ) enerzijds en de ontkenning van verdachte anderzijds, wettig en overtuigend kan worden bewezen. De rechtbank dient daartoe te beoordelen of de verklaring van [slachtoffer] voldoende betrouwbaar is en of deze verklaring voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen.
Betrouwbaarheid verklaring [slachtoffer]
De rechtbank constateert dat [slachtoffer] in de nacht van 12 op 13 juni 2021 in een dagboeknotitie heeft geschreven over door verdachte gepleegde ontuchtige handelingen. Voorts heeft zij op de avond van 13 juni 2021 aan haar begeleidster bij de wooninstelling waar zij verbleef, verteld wat er tussen haar en verdachte zou zijn voorgevallen. Nadat haar moeder door de begeleidster was geïnformeerd, heeft [slachtoffer] in de ochtend van 14 juni 2021 ook aan haar moeder verteld wat er zou zijn gebeurd. De rechtbank stelt vast dat hetgeen [slachtoffer] in de dagboeknotitie heeft geschreven en (vervolgens) haar verklaringen afgelegd tegenover haar begeleidster en haar moeder, zijn aan te merken als feitelijk, gedetailleerd en op hoofdlijnen onderling consistent. [slachtoffer] heeft, zakelijk weergegeven, verklaard dat zij op de late avond van 12 juni 2021 samen met verdachte, de vriend van haar moeder, op de bank zat omdat haar moeder al naar bed was gegaan, dat verdachte eerst over haar been en rug kriebelde, dat ze gesproken hebben over het kopen van een paard, dat verdachte op zijn telefoon naar pornosites keek en dit aan haar liet zien, dat hij met zijn hand in haar pyjamabroek en onderbroek ging en haar billen heeft betast, dat hij ook naar haar voorkant ging en dat ze toen al haar moed bij elkaar geraapt heeft en bij verdachte is weggelopen. Tijdens het studioverhoor bij de politie op 2 september 2021 heeft [slachtoffer] verteld over dezelfde handelingen en context waarbinnen deze hebben plaatsgevonden. Deze zijn door haar niet groter of ernstiger gemaakt. [slachtoffer] is juist heel precies in haar verklaring, hetgeen de betrouwbaarheid versterkt. Zij geeft het aan als ze het antwoord op een vraag van verbalisant niet weet en ze vertelt op eigen initiatief ook duidelijk over de handelingen die niet zijn gebeurd. Zo vertelt [slachtoffer] over het strelen over haar bovenbeen: “
Dat was trouwens wel met een broek aan hoor. Hij ging niet met zijn hand in mijn broek. Dat je dat wel weet, dat zeg ik er wel bij.”En over het kriebelen over haar rug:
“Het was gewoon een beetje op mijn rug, gewoon zo met zijn hand (doet het voor) en dat is niet heel erg, dat boeit niet heel erg.”De verklaring die [slachtoffer] heeft afgelegd, komt de rechtbank ook authentiek voor. Uit het studioverhoor komt het beeld naar voren dat het voor [slachtoffer] moeilijk is geweest om haar verklaring af te leggen. Gevraagd naar de plek waar verdachte haar met zijn hand aanraakte, gaat [slachtoffer] bijvoorbeeld meerdere malen voorover zitten, met haar hoofd op haar handen. Ze beschrijft de plek dan achtereenvolgens als ‘
de achterkant’, ‘
onder de heupen en boven de benen’en ‘
de perzik emoji’.
Gelet op het voorgaande kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat [slachtoffer] heeft verklaard over een ervaring die zij daadwerkelijk heeft doorgemaakt. Dat er in de opvolgende verklaringen van [slachtoffer] op (ondergeschikte) punten verschillen naar voren komen, rechtvaardigt niet de conclusie dat de verklaring van [slachtoffer] in zijn geheel niet (voldoende) betrouwbaar kan worden geacht. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar is en voor het bewijs kan worden gebruikt.
Invloed psychische problematiek?
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat, naast verschillen in de door [slachtoffer] afgelegde verklaringen, ook haar persoonlijke problematiek betrokken moet worden bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van de door haar afgelegde verklaringen. In het bijzonder heeft de raadsvrouw hiertoe aangevoerd dat het verzinnen van verhalen volledig past bij de complexe psychische problematiek van [slachtoffer] . Voor zover de raadsvrouw hiermee heeft beoogd te betogen dat de verklaringen van [slachtoffer] over de ontuchtige handelingen van de kant van verdachte die zij heeft moeten ondergaan, door haar zijn verzonnen, overweegt de rechtbank dat zij hiervoor in het dossier geen aanwijzingen heeft gevonden. Integendeel. Uit het dossier komt naar voren dat [slachtoffer] niet over één nacht ijs is gegaan en heeft nagedacht over of, en zo ja, hoe zou zij (kunnen) reageren op de ondergane ontuchtige handelingen. Zo wilde [slachtoffer] in eerste instantie niet dat haar begeleidster haar verhaal zou vastleggen. Verder heeft [slachtoffer] tegenover de politie verklaard dat zij een gevangenisstraf voor verdachte te ver vindt gaan omdat verdachte ook zijn goede kanten heeft. Bovendien heeft [slachtoffer] op meerdere momenten laten blijken dat zij zich ervan bewust is dat het belangrijk is dat zij goed en juist over de gebeurtenissen vertelt, niet in de laatste plaats omdat verdachte, ten tijde van het strafbare feit, de partner was van haar moeder, en zij haar moeder niet wilde belasten.
Al met al ziet de rechtbank in de psychische problematiek van [slachtoffer] derhalve geen aanleiding om haar betrouwbaarheid als verminderd te beoordelen.
De rechtbank is, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, van oordeel dat zij zich een goed oordeel heeft kunnen vormen omtrent de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer] . De rechtbank acht het daarom niet noodzakelijk dat een rechtspsycholoog de betrouwbaarheid van haar verklaring nader onderzoekt. Het hiertoe strekkende (voorwaardelijke) verzoek van de raadsvrouw zal dan ook worden afgewezen.
Steunbewijs
In zedenzaken doet zich veelal de situatie voor dat naast het slachtoffer en de verdachte geen getuigen aanwezig zijn geweest bij de veronderstelde seksuele of ontuchtige handelingen. Volgens artikel 342 lid 2 Sv kan de rechter het bewijs dat verdachte de ten laste gelegde handelingen heeft gepleegd, niet uitsluitend aannemen op de verklaring van één getuige ( [slachtoffer] ). Er moet, met andere woorden, voldoende steunbewijs zijn.
Naar het oordeel van de rechtbank vindt de verklaring van [slachtoffer] voldoende steun in andere bewijsmiddelen.
Allereerst wordt de verklaring van [slachtoffer] ondersteund door de verklaring van getuige [naam] , de begeleidster van [slachtoffer] in het [instelling] , en de door haar overlegde (interne) notities waarin het gedrag van [slachtoffer] na terugkomst in het [instelling] op 13 juni 2021 staat beschreven. De rechtbank kent aan deze verklaring en notities in het bijzonder betekenis toe omdat zij berusten op de eigen waarneming van een professional die [slachtoffer] en haar problematiek goed kent. De getuige beschrijft dat [slachtoffer] zich bij terugkomst anders gedroeg dan normaal. Zo zag ze dat [slachtoffer] terugdeinsde voor een knuffel die verdachte haar bij het afscheid wilde geven, dat ze achterdochtig uit haar ogen keek en dat ze afkeurend reageerde toen verdachte haar in haar buik prikte. Ook viel het de getuige op dat [slachtoffer] direct naar haar kamer ging, terwijl ze normaal gesproken tijd rekt en om iets lekkers vraagt. Bovendien was de wijze waarop [slachtoffer] over de ontuchtige handelingen vertelde, anders dan dat zij van [slachtoffer] gewend was. Volgens de getuige hield [slachtoffer] zich in het gesprek erg klein en kwam ze onzeker over, terwijl zij normaal juist heel overtuigend overkomt als ze een verhaal verteld. Ook sprak [slachtoffer] met een lagere stem dan normaal en had het drukke praten plaatsgemaakt voor rustig en hakkelend praten.
Voorts wordt de verklaring van [slachtoffer] , voor zover betrekking hebbend op de context waarbinnen de ontuchtige handelingen zouden hebben plaatsgevonden, ondersteund door de verklaring van verdachte, nu hij net als [slachtoffer] heeft verklaard dat zij ‘s avonds samen op de bank hebben gezeten omdat de moeder van [slachtoffer] , zijn vriendin, al naar bed was gegaan, dat hij met haar gesproken heeft over het kopen van een paard, dat hij op zijn telefoon op pornosites naar filmpjes zocht en dat [slachtoffer] dit kennelijk heeft gezien.
Tot slot is de rechtbank van oordeel dat het door [slachtoffer] aan verdachte verstuurde WhatsAppbericht in samenhang met het daarop volgende handelen van verdachte, als steunbewijs voor de verklaring van [slachtoffer] kan dienen. Op de avond van 13 juni 2021, de avond na het voorval, stuurt [slachtoffer] aan verdachte het volgende bericht: “
Voor de volgende keer blijf je met je tengels van me af, of ik schreeuw moord en brand! En je weet HEEL GOED waar ik het over heb!” Verdachte heeft verklaard dat hij, nadat hij dit bericht had ontvangen, [slachtoffer] direct als contact uit Whatsapp heeft verwijderd. Voorts heeft verdachte, toen hij kort hierop door de moeder van [slachtoffer] werd geconfronteerd met de beschuldiging, aan haar niets over het WhatsApp-bericht verteld. Deze handelswijze heeft de rechtbank hogelijk bevreemd en verdachte heeft, desgevraagd, hiervoor ter terechtzitting geen aannemelijke verklaring gegeven.
Conclusie
Op basis van voorgaande overwegingen is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van
[slachtoffer] betrouwbaar is en op specifieke punten voldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal zodat aan het bewijsminimum is voldaan. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd.
Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.