ECLI:NL:RBNNE:2023:4272

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 september 2023
Publicatiedatum
19 oktober 2023
Zaaknummer
23/2790
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-tijdig beslissen op verzoek om informatie op grond van de Wet open overheid

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser op 3 juli 2023 heeft ingesteld, omdat verweerder volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn verzoek op grond van de Wet open overheid (Woo) van 22 december 2022. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Eiser heeft zijn aanvraag ingediend op 22 december 2022. De Woo vereist dat het bestuursorgaan zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen vier weken na ontvangst van het verzoek, beslist. Eiser heeft verweerder op 7 juni 2023 in gebreke gesteld, maar verweerder heeft tot op heden geen besluit genomen. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en gegrond is, en bepaalt dat verweerder alsnog binnen twee weken na verzending van deze uitspraak een besluit moet nemen.

Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank stelt ook de reeds verschuldigde dwangsom vast op € 1.442,-, die verschuldigd is vanaf 21 juni 2023 tot en met 2 augustus 2023. Eiser krijgt het griffierecht van € 365,- vergoed, maar heeft geen proceskosten gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. De uitspraak is gedaan door mr. H.J. Bastin, rechter, en is openbaar uitgesproken op 14 september 2023.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/2790

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 september 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit Assen, eiser

en
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser op 3 juli 2023 heeft ingesteld omdat verweerder volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn verzoek op grond van de Wet open overheid (Woo) van 22 december 2022.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk gegrond is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [1]
3. Eiser heeft de aanvraag ingediend op 22 december 2022. In de Woo is bepaald dat het bestuursorgaan zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vier weken gerekend vanaf de dag na die waarop het verzoek is ontvangen beslist op het verzoek om informatie. Het bestuursorgaan kan de beslissing voor ten hoogste twee weken verdagen [2] . Uit de door eiser overgelegde e-mail van 7 februari 2023 blijkt dat hij met verweerder heeft afgesproken dat hij in twee deelbesluiten informatie van verweerder zal ontvangen: het eerste deelbesluit zal uiterlijk 3 april 2023 bekend worden gemaakt en het tweede deelbesluit zal volgen als duidelijk is welke informatie dat besluit nog betreft. Eiser heeft verweerder op 7 juni 2023 in gebreke gesteld en sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan. Het beroep is ontvankelijk en gegrond.
4. Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet verweerder dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak.
5. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
6. De rechtbank stelt vast dat verweerder de hoogte van de dwangsom niet heeft vastgesteld. De rechtbank doet dit met toepassing van artikel 8:55c, van de Awb alsnog.
De dwangsom is in dit geval verschuldigd vanaf 21 juni 2023 tot en met 2 augustus 2023 en bedraagt € 1.442,-.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is kennelijk gegrond. Dat betekent dat eiser gelijk krijgt, verweerder de onder 4 genoemde termijn krijgt om alsnog een besluit te nemen en aan verweerder de onder 5 genoemde dwangsom wordt opgelegd in het geval de beslistermijn wordt overschreden. De rechtbank stelt ook de door verweerder al verschuldigde dwangsom vast zoals onder 6 is berekend
8. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiser vergoeden. Eiser heeft geen proceskosten gemaakt die volgens de wet vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
  • bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • stelt de door verweerder te betalen dwangsom vast op € 1.442,-;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 365,- aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Bastin, rechter, in aanwezigheid van H. Siebers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 september 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
2.Artikel 4.4, eerste en tweede lid, van de Woo.