In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser op 3 juli 2023 heeft ingesteld, omdat verweerder volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn verzoek op grond van de Wet open overheid (Woo) van 22 december 2022. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Eiser heeft zijn aanvraag ingediend op 22 december 2022. De Woo vereist dat het bestuursorgaan zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen vier weken na ontvangst van het verzoek, beslist. Eiser heeft verweerder op 7 juni 2023 in gebreke gesteld, maar verweerder heeft tot op heden geen besluit genomen. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en gegrond is, en bepaalt dat verweerder alsnog binnen twee weken na verzending van deze uitspraak een besluit moet nemen.
Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank stelt ook de reeds verschuldigde dwangsom vast op € 1.442,-, die verschuldigd is vanaf 21 juni 2023 tot en met 2 augustus 2023. Eiser krijgt het griffierecht van € 365,- vergoed, maar heeft geen proceskosten gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. De uitspraak is gedaan door mr. H.J. Bastin, rechter, en is openbaar uitgesproken op 14 september 2023.