ECLI:NL:RBNNE:2023:4263

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 oktober 2023
Publicatiedatum
19 oktober 2023
Zaaknummer
23/3890 en 23/3891
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag voor persoonsgebonden budget (pgb) afgewezen

Op 28 september 2023 heeft verzoekster, wettelijk vertegenwoordigd door haar moeder, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag voor een persoonsgebonden budget (pgb) voor zorg. Op 29 september 2023 heeft zij een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het spoedeisend belang voldoende is aangetoond, maar heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter heeft het beroep gegrond verklaard, omdat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noardeast-Fryslân niet tijdig heeft beslist op de aanvraag, die op 7 juli 2023 was ingediend. Het college had uiterlijk op 1 september 2023 moeten beslissen, maar heeft dit nagelaten en ook geen verlenging van de beslistermijn aangevraagd. De voorzieningenrechter heeft het college opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen over de aanvraag voor het pgb. Tevens is het college veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van verzoekster, die in totaal € 418,50 bedragen. De uitspraak is gedaan door mr. T.F. Bruinenberg, voorzieningenrechter, en is openbaar uitgesproken op 17 oktober 2023.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummers: LEE 23/3890 (voorlopige voorziening)
LEE 23/3891 (beroep)

uitspraak van de voorzieningenrechter van 17 oktober 2023 in de zaken tussen

[naam 1] , uit Holwert, verzoekster

wettelijk vertegenwoordigd door T. [naam 2] (moeder)
(gemachtigde: mr. M.A. Jansen),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noardeast-Fryslân.

Inleiding

1. Verzoekster heeft op 28 september 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag. Op 29 september 2023 heeft verzoekster een voorlopige voorziening ingediend hangende het beroep.
2. Het is niet nodig dat verzoekster op een zitting wordt gehoord. Het beroep is kennelijk gegrond en de voorlopige voorziening wordt afgewezen. Daarom wordt het onderzoek gesloten en wordt zonder zitting uitspraak gedaan.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Spoedeisend belang
3. Voordat kan worden overgegaan tot een inhoudelijke behandeling van het verzoek om een voorlopige voorziening, beoordeelt de voorzieningenrechter of sprake is van een voldoende spoedeisend belang als bedoeld in artikel 8:81, eerste lid, van de Awb. De voorzieningenrechter acht het spoedeisende belang in onderhavig geval voldoende aangetoond.
Uitspraak op het beroep
4. Omdat de voorzieningenrechter tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de beroepszaak wordt ook op het beroep van verzoekster beslist. Het beroep zal gegrond worden verklaard. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.
Is het beroep gegrond?
5. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat beroep kan worden ingesteld, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op de gedane aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen bij de rechtbank.
6. De voorzieningenrechter stelt vast dat het college het op 7 juli 2023 ingediende pgb-plan Jeugdwet als aanvraag heeft aangemerkt. Verzoekster heeft in haar aanvraag aangegeven in aanmerking te willen komen voor een voorziening in de vorm van een pgb zodat de benodigde zorg zelf kan worden ingekocht. Verzoekster is van plan om zelf een deel van de zorg te verlenen (40 uur per week).
7. Het college moet binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag beslissen op de aanvraag. Dat staat in artikel 4:13, tweede lid, van de Awb. Het college had dus uiterlijk op 1 september 2023 moeten beslissen. Dat is niet gebeurd. Het college heeft evenmin de beslistermijn op grond van artikel 4:14, derde lid, van de Awb verlengd. Verzoekster heeft het college op 11 september 2023 in gebreke gesteld en sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan. Het beroep is kennelijk gegrond.
Welke beslistermijn moet aan het college worden opgelegd?
8. Omdat het college nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de voorzieningenrechter dat het college dit alsnog moet doen.
9. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet het college dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak. In bijzondere gevallen of als dit vanwege een wettelijk voorschrift nodig is, kan de voorzieningenrechter op grond van het derde lid een andere termijn geven of een andere voorziening treffen. De voorzieningenrechter ziet daarvoor geen aanleiding. Het college wordt daarom opgedragen om binnen twee weken na het verzenden van de uitspraak een besluit te nemen waarin wordt aangegeven of en zo ja, voor hoeveel uren zorg wordt toegekend in de vorm van een pgb. Voor zover dat nodig wordt geacht kan verweerder besluiten om eerst op tijdelijke basis zorg in de vorm van een pgb toe te kennen.
10. De voorzieningenrechter ziet thans (nog) geen aanleiding een dwangsom aan vorenstaande te verbinden.

Conclusie en gevolgen

11. De voorzieningenrechter heeft het beroep gegrond verklaard en het college de opdracht gegeven binnen twee weken te beslissen. De conclusie is dat er geen (spoedeisend) belang meer is om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om de voorlopige voorziening daarom af.
12. Omdat het beroep gegrond is, moet het college het griffierecht aan verzoekster vergoeden. Daarbij krijgt verzoekster een vergoeding voor haar proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 418,50 omdat de gemachtigde van verzoekster een beroepschrift heeft ingediend en de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de aanvraag van 7 juli 2023 gegrond:
- draagt het college op om binnen twee weken na het verzenden van de uitspraak een besluit te nemen op de aanvraag:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af:
- draagt het college op het betaalde griffierecht van € 50,- aan verzoekster te vergoeden: en
- veroordeelt het college in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van
€ 418,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.F. Bruinenberg, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S. Derks, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 oktober 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak voor zover daarin is beslist op het beroep tegen het niet-tijdig nemen van een besluit, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.
Tegen deze uitspraak - voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening - staat geen hoger beroep open.