ECLI:NL:RBNNE:2023:4254

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 oktober 2023
Publicatiedatum
18 oktober 2023
Zaaknummer
18-100671-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling meineed door kroongetuige in moordzaak met gevangenisstraf van 18 maanden

Op 18 oktober 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die als kroongetuige in een moordzaak meineed heeft gepleegd. De verdachte, geboren in 1968, was bijgestaan door mr. E. van der Meer, terwijl het Openbaar Ministerie werd vertegenwoordigd door mr. G. Veenstra. De zaak betreft verklaringen die de verdachte heeft afgelegd ten overstaan van de rechter-commissaris en de meervoudige strafkamer, waarin hij opzettelijk valse verklaringen heeft afgelegd over zijn contacten met andere verdachten in de moordzaak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 9 december 2020 en 17 februari 2022, onder ede, valse verklaringen heeft afgelegd, wat heeft geleid tot zijn veroordeling voor meineed. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn status als kroongetuige, opzettelijk heeft gelogen, wat de waarheidsvinding in de rechtsstaat ernstig heeft ondermijnd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarbij de ernst van de feiten en de rol van de verdachte als kroongetuige zwaar zijn meegewogen. De vorderingen van benadeelde partijen zijn afgewezen, omdat er geen rechtstreeks verband was tussen de geleden schade en de meineed. De rechtbank heeft de toepassing van de relevante wetsartikelen, namelijk artikelen 57 en 207 van het Wetboek van Strafrecht, bevestigd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht Locatie Groningen
parketnummer 18/100671-23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 18 oktober 2023 in de zaak van het Openbaar Ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1968 te [geboorteplaats] , adres bij justitie bekend.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 4 oktober 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E. van der Meer, advocaat te Groningen. Het Openbaar Ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. G. Veenstra.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op 9 december 2020 te Groningen, althans in Nederland, ten overstaan van de rechtercommissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Noord-Nederland, als getuige in de zaak tegen verdachten van betrokkenheid bij de moord op [slachtoffer] d.d. 10 juli 2012 ( [adres] ), nadat hij in handen van de rechter-commissaris, op de bij de wet voorgeschreven wijze de belofte had afgelegd de gehele waarheid en niets dan de waarheid te zullen zeggen, in elk geval in een geval waarin een wettelijk voorschrift een verklaring onder ede vordert en daaraan rechtsgevolgen verbindt, mondeling, persoonlijk, opzettelijk valselijk, geheel of ten dele in strijd met de waarheid heeft verklaard, door te zeggen dat hij achter zijn eerdere verklaringen staat die hij in 2017 en 2019 in verband met voornoemde zaak tegenover de politie had afgelegd, waarin hij destijds – zakelijk weergegeven - verklaarde dat:
  • [naam 1] , op 31 maart 2016, via diens telefoonnummer [telefoonnummer] , telefonisch en/of perSMS contact op nam met hem, verdachte, althans dat hij, verdachte, in 2016, telefonisch en/of per SMS contact had met [naam 1] , via diens telefoonnummer [telefoonnummer] , en/of
  • hij, verdachte, aan [naam 1] , via diens telefoonnummer [telefoonnummer] , telefonisch en/of per
SMS vroeg waar het geld voor de moord op [slachtoffer] , 30.000 euro, vandaan kwam, en/of dat [naam 1] hierop antwoordde dat dit geld bij [naam 2] vandaan kwam en dat dit [verdachte] zijn zwarte geld was, en/of
  • hij, verdachte, aan [naam 1] , via diens telefoonnummer [telefoonnummer] , telefonisch en/of perSMS vroeg waarom die [naam 1] hem, verdachte, en/of [naam 6] twee wapens had gegeven, en/of dat [naam 1] hierop antwoordde dat dit voor de zekerheid was omdat één van de wapens heel oud was, en/of
  • hij, verdachte, met [naam 1] , via diens telefoonnummer [telefoonnummer] , telefonisch en/of perSMS contact had over (het versturen van informatie over) een penrecorder en/of dat [naam 1] hierop antwoordde dat hij, verdachte, de naam van [naam 1] beslist niet mocht noemen en verder zijn mond moest blijven houden anders zouden er nare dingen gebeuren, terwijl voornoemde verklaring werd afgelegd in de strafzaak tegen en ten nadele van
  • [naam 1] (parketnummer 18-179793-21),
  • [naam 1] (parketnummer 18-179782-21),
  • [naam 3] (parketnummer 18-180533-21) en/of
  • [naam 4] (18-180520-21),die in voornoemde strafza(a)k(en) beklaagde(n) en/of verdachte(n) was/waren;
2.
hij op 17 februari 2022 te Groningen, althans in Nederland, ten overstaan van de meervoudige strafkamer, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Noord-Nederland, als getuige in het verhoor tijdens de in het openbaar gehouden terechtzitting van die meervoudige strafkamer in de Rechtbank Noord-Nederland, nadat hij in handen van de voorzitter van die strafkamer, op de bij de wet voorgeschreven wijze de belofte had afgelegd de gehele waarheid en niets dan de waarheid te zullen zeggen, in elk geval in een geval waarin een wettelijk voorschrift een verklaring onder ede vordert en daaraan rechtsgevolgen verbindt, mondeling, persoonlijk, opzettelijk valselijk, geheel of ten dele in strijd met de waarheid – zakelijk weergegeven – heeft verklaard dat:
  • hij, verdachte, vanuit de Penitentiaire Inrichting, telefonisch en/of per SMS contact had met [naam 1] via diens telefoonnummer [telefoonnummer] , opgeslagen in zijn, verdachtes, telefoon onder de naam “ [naam 1] ”, en/of
  • hij, verdachte, aan [naam 1] , via diens telefoonnummer [telefoonnummer] , telefonisch en/of perSMS vroeg waar het geld voor de moord op [slachtoffer] vandaan kwam en/of waarom [naam 1] hem en/of [naam 6] , twee wapens had gegeven, en/of
  • hij, verdachte, met [naam 1] , via diens telefoonnummer [telefoonnummer] , telefonisch en/of perSMS contact had over (het versturen van informatie over) een penrecorder en/of dat [naam 1] hem, verdachte, (vervolgens) waarschuwde en/of bedreigde, en/of
  • hij, verdachte, niet begrijpt en/of kan verklaren dat er sprake is van (opgeslagen) conceptversies vande antwoorden die hij, verdachte, naar “ [naam 1] ” zou sturen, althans die al waren opgeslagen, voorafgaand aan het tijdstip dat hij, verdachte, daadwerkelijk antwoord had ontvangen van “ [naam 1] ”, en/of
  • hij, verdachte, de berichten tussen hem en “ [naam 1] ” niet zelf in elkaar heeft gezet en/of niemandheeft gevraagd om hem, verdachte, te SMS’en met het telefoonnummer [telefoonnummer] , terwijl voornoemde verklaring werd afgelegd in de strafzaak tegen en ten nadele van
  • [naam 1] (parketnummer 18-179793-21),
  • [naam 1] (parketnummer 18-179782-21),
  • [naam 3] (parketnummer 18-180533-21), en/of
  • [naam 4] (18-180520-21),die in voornoemde strafza(a)k(en) beklaagde(n) en/of verdachte(n) was/waren.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1 en 2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat feit 1 wettig en overtuigend kan worden bewezen. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken, omdat [verdachte] niet direct aan het begin van het getuigenverhoor bij de rechtbank op 17 februari 2022 is beëdigd als getuige. Op enig moment tijdens het verhoor is [verdachte] beëdigd en heeft hij desgevraagd aangegeven dat hij alle vragen vóór de beëdiging naar waarheid had beantwoord. Nu niet kan worden vastgesteld op welk concrete moment de beëdiging heeft plaatsgevonden, welke vragen er op dat moment reeds waren gesteld en van een getuige niet kan worden verwacht dat hij zich nog precies kan herinneren welke vragen hem tot op het moment van de beëdiging zijn gesteld, kan niet worden gesproken van een beëdiging met terugwerkende kracht. Dat brengt met zich dat niet met zekerheid is vast te stellen ten aanzien van welke antwoorden of welk deel van zijn verklaring [verdachte] meineed zou hebben gepleegd, zodat verdachte moet worden vrijgesproken.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt ten aanzien van feit 2 het volgende. Uit het proces-verbaal van bevindingen van 27 september 2023 dat is opgemaakt door de voorzitter van de zittingscombinatie die het getuigenverhoor van verdachte [verdachte] heeft afgenomen op 17 februari 2022 blijkt dat [verdachte] niet direct bij de aanvang van het verhoor is beëdigd. Wel heeft hij, nadat hij in de loop van zijn verhoor is beëdigd, verklaard de eerdere vragen naar waarheid te hebben beantwoord.
De rechtbank constateert dat er kennelijk geen aanleiding bestond om de eerder gestelde vragen te herhalen nu geen van de procesdeelnemers, waaronder ook de bij het verhoor aanwezige raadsman van [verdachte] , enig bezwaar heeft gemaakt tegen die gang van zaken. De rechtbank maakt uit het voorgaande op dat [verdachte] zonder enig voorbehoud heeft aangegeven de waarheid te hebben verteld, waardoor hij geacht wordt met terugwerkende kracht onder ede te hebben gestaan vanaf het begin van het verhoor. Daarmee komt de rechtbank tot het oordeel dat [verdachte] , voor wat betreft het gelogen onderdeel van zijn verklaring ten overstaan van de rechtbank, een meinedige verklaring heeft afgelegd.
De rechtbank acht de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte voornoemde feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
T.a.v. feit 1:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 oktober 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige bij de rechtercommissaris d.d. 9 december 2020, opgenomen op pagina 74 e.v. van het dossier van Politie NoordNederland met nummer 2022336536 d.d. 16 mei 2023, inhoudend de verklaring van [verdachte] .

T.a.v. feit 2:

de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 oktober 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van de in het openbaar gehoudenterechtzitting van de meervoudige strafkamer in de rechtbank Noord Nederland, locatie Groningen, van 17 februari 2022, opgenomen op pagina 81 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend de verklaring van getuige [verdachte] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 september 2023,als los document gevoegd bij voornoemd dossier, inhoudend de bevindingen van [naam 5] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 9 december 2020 te Groningen, ten overstaan van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Noord-Nederland, als getuige in de zaak tegen verdachten van betrokkenheid bij de moord op [slachtoffer] d.d. 10 juli 2012 ( [adres] ), nadat hij in handen van de rechter-commissaris, op de bij de wet voorgeschreven wijze de belofte had afgelegd de gehele waarheid en niets dan de waarheid te zullen zeggen, mondeling, persoonlijk, opzettelijk valselijk, ten dele in strijd met de waarheid heeft verklaard, door te zeggen dat hij achter zijn eerdere verklaringen staat die hij in 2017 en 2019 in verband met voornoemde zaak tegenover de politie had afgelegd, waarin hij destijds – zakelijk weergegeven - verklaarde dat:
  • [naam 1] , op 31 maart 2016, via diens telefoonnummer [telefoonnummer] , per SMS contact op nammet hem, verdachte, en
  • hij, verdachte, aan [naam 1] , via diens telefoonnummer [telefoonnummer] , per SMS vroeg waar hetgeld voor de moord op [slachtoffer] , 30.000 euro, vandaan kwam, en dat [naam 1] hierop
antwoordde dat dit geld bij [naam 2] vandaan kwam en dat dit [verdachte] zijn zwarte geld was, en
  • hij, verdachte, aan [naam 1] , via diens telefoonnummer [telefoonnummer] , per SMS vroeg waaromdie [naam 1] hem, verdachte, en [naam 6] twee wapens had gegeven, en dat [naam 1] hierop antwoordde dat dit voor de zekerheid was omdat één van de wapens heel oud was, en
  • hij, verdachte, met [naam 1] , via diens telefoonnummer [telefoonnummer] , per SMS contact hadover het versturen van informatie over een penrecorder en dat [naam 1] hierop antwoordde dat hij, verdachte, de naam van [naam 1] beslist niet mocht noemen en verder zijn mond moest blijven houden anders zouden er nare dingen gebeuren, terwijl voornoemde verklaring werd afgelegd in de strafzaak tegen en ten nadele van
  • [naam 1] (parketnummer 18-179793-21),
  • [naam 1] (parketnummer 18-179782-21),
  • [naam 3] (parketnummer 18-180533-21) en/of
  • [naam 4] (18-180520-21),die in voornoemde strafzaak verdachten waren;
2.
hij op 17 februari 2022 te Groningen, ten overstaan van de meervoudige strafkamer, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Noord-Nederland, als getuige in het verhoor tijdens de in het openbaar gehouden terechtzitting van die meervoudige strafkamer in de rechtbank NoordNederland, nadat hij in handen van de voorzitter van die strafkamer, op de bij de wet voorgeschreven wijze de belofte had afgelegd de gehele waarheid en niets dan de waarheid te zullen zeggen, mondeling, persoonlijk, opzettelijk valselijk, ten dele in strijd met de waarheid – zakelijk weergegeven – heeft verklaard dat:
  • hij, verdachte, vanuit de Penitentiaire Inrichting, per SMS contact had met [naam 1] via dienstelefoonnummer [telefoonnummer] , opgeslagen in zijn, verdachtes, telefoon onder de naam “ [naam 1] ”, en
  • hij, verdachte, aan [naam 1] , via diens telefoonnummer [telefoonnummer] , per SMS vroeg waar hetgeld voor de moord op [slachtoffer] vandaan kwam en waarom [naam 1] hem en [naam 6] , twee wapens had gegeven, en
  • hij, verdachte, met [naam 1] , via diens telefoonnummer [telefoonnummer] , per SMS contact hadover het versturen van informatie over een penrecorder en dat [naam 1] hem, verdachte, vervolgens waarschuwde en bedreigde, en
  • hij, verdachte, de berichten tussen hem en “ [naam 1] ” niet zelf in elkaar heeft gezet en niemandheeft gevraagd om hem, verdachte, te sms’en met het telefoonnummer
[telefoonnummer] , terwijl voornoemde verklaring werd afgelegd in de strafzaak tegen en ten nadele van
  • [naam 1] (parketnummer 18-179793-21),
  • [naam 1] (parketnummer 18-179782-21),
  • [naam 3] (parketnummer 18-180533-21), en/of
  • [naam 4] (18-180520-21),die in voornoemde strafzaak verdachten waren.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

in de gevallen, waarin een wettelijk voorschrift aan een verklaring onder ede rechtsgevolgenverbindt, mondeling, persoonlijk, opzettelijk een valse verklaring onder ede afleggen, terwijl de valse verklaring is afgelegd in een strafzaak ten nadele van de beklaagde of de verdachte;
in de gevallen, waarin een wettelijk voorschrift aan een verklaring onder ede rechtsgevolgenverbindt, mondeling, persoonlijk, opzettelijk een valse verklaring onder ede afleggen, terwijl de valse verklaring is afgelegd in een strafzaak ten nadele van de beklaagde of de verdachte.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1 en 2 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden. Bij zijn strafeis heeft de officier van justitie rekening gehouden met de richtlijnen van het Openbaar Ministerie, de ernst van de feiten en het feit dat de meineed is gepleegd ten nadele van verschillende verdachten.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van 6 maanden gevangenisstraf, waarvan 3 maanden voorwaardelijk. De raadsman heeft de rechtbank daarbij verzocht rekening te houden met de LOVSoriëntatiepunten, met de straffen die doorgaans voor meineed worden opgelegd en met het feit dat detentie voor verdachte zwaarder zal zijn dan gemiddeld gelet op zijn status als kroongetuige. De raadsman heeft de rechtbank subsidiair in overweging gegeven om een forse onvoorwaardelijke taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen..
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich als kroongetuige in een moordzaak twee maal schuldig gemaakt aan meineed. Hij heeft zowel ten overstaan van de rechter-commissaris als ten overstaan van de rechtbank onder ede verklaard dat hij vanuit de gevangenis sms-berichten heeft ontvangen van [naam 1] , waarin [naam 1] zeer belastende informatie over de moord op [slachtoffer] zou hebben gedeeld. [naam 1] zou in deze berichten informatie hebben gedeeld over zijn eigen betrokkenheid bij de moord, maar ook over de betrokkenheid van zijn zus [naam 1] , van zijn moeder [naam 4] en van [naam 3] . Verdachte heeft vanaf 2017 verklaard dat de sms-berichten van [naam 1] afkomstig waren. Pas op 24 oktober 2022, toen aan verdachte wederom zeer kritische vragen werden gesteld over de belastende sms-berichten, heeft verdachte ten overstaan van de rechtbank onder ede verklaard dat hij deze sms-berichten niet van [naam 1] had ontvangen.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij als kroongetuige in een strafzaak bewust een deels meinedige verklaring heeft afgelegd. Dat verdachte enkel heeft gelogen over de sms-berichten om zijn verklaringen in de moordzaak kracht bij te zetten, waarbij hij heeft aangegeven wél de juiste opdrachtgevers van de moord te hebben aangewezen, doet niet af aan de strafwaardigheid van zijn gedrag. Het afleggen van de eed of belofte dient ertoe om de betrouwbaarheid van de verklaring te waarborgen. Door opzettelijk tegenover rechters in strijd met de waarheid te verklaren heeft verdachte niet alleen deze waarborg ernstig teniet gedaan, maar ook de waarheidsvinding in een rechtsstaat ondermijnd. Verdachte heeft keer op keer volhard in zijn leugen en is pas na jaren uitgekomen voor zijn leugen toen hij niet anders meer kon. Bij uitstek in ernstige zaken waarin een kroongetuige nodig is om tot een oplossing van de zaak te komen en waarbij de getuige in ruil voor het afleggen van een verklaring strafkorting krijgt, moet erop kunnen worden vertrouwd dat deze naar waarheid verklaart. Hoewel de rechtbank constateert dat in de veroordelende vonnissen van [naam 1] , [naam 1] , [naam 4] en [naam 3] van 23 december 2022 het meinedige onderdeel van de verklaringen van verdachte niet is gebruikt voor de bewijsvoering, is de rechtbank van oordeel dat verdachte het belang van betrouwbare rechtspleging in ernstige mate heeft geschaad door zelf bewijsmateriaal te fabriceren.
De rechtbank is gelet op de ernst van de feiten van oordeel dat enkel een langdurige gevangenisstraf passend is. Naar het oordeel van de rechtbank doet de eis van de officier van justitie te weinig recht aan de ernst van de gepleegde meineed.
Alles afwegende acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf van 18 maanden passend en geboden. De rechtbank ziet geen aanleiding om een deel van de gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm op te leggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Benadeelde partij
De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[naam 1] , tot een bedrag van € 55.757,98 ter zake van materiële schade en € 106.470,- tervergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[naam 1] , tot een bedrag van € 70.650,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd metwettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[naam 4] , tot een bedrag van € 48.423,35 ter vergoeding van materiële schade en
€ 106.340,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de vorderingen van benadeelde partijen
[naam 1] , [naam 1] en [naam 4] op het standpunt gesteld dat deze moeten worden afgewezen nu er geen rechtstreeks verband bestaat tussen de geleden schade en de meineed waarvan [verdachte] wordt verdacht. Gelet op de veroordelende vonnissen van 23 december 2022 is de detentie rechtmatig en komt de gevorderde schade voor onterecht ondergane detentie en verlies van inkomen niet voor vergoeding in aanmerking.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich evenals de officier van justitie op het standpunt gesteld dat de vorderingen van [naam 1] , [naam 1] en [naam 4] moeten worden afgewezen.
Oordeel van de rechtbank
T.a.v. benadeelde partijen [naam 1] , [naam 1] en [naam 4] :
Naar het oordeel van de rechtbank is door de bewezen verklaarde meineed geen rechtstreekse schade toegebracht aan de benadeelde partijen [naam 1] , [naam 1] en [naam 4] . De rechtbank overweegt daartoe dat ieder rechtstreeks verband tussen de gestelde schade en de meineed ontbreekt, nu de rechtbank in de veroordelende vonnissen van voornoemde benadeelde partijen het meinedige onderdeel van de verklaringen van [verdachte] niet heeft meegenomen in de bewijsvoering. De rechtbank zal daarom de benadeelde partijen in de vorderingen niet-ontvankelijk verklaren.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 57 en 207 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.

Ten aanzien van 18/100671-23, feiten 1 en 2:
Verklaart de vordering van [naam 1] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat [naam 1] zijn eigen proceskosten draagt.
Verklaart de vordering van [naam 1] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat [naam 1] haar eigen proceskosten draagt.
Verklaart de vordering van [naam 4] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat [naam 4] haar eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter, mr. M.S. van der Kuijl en mr. A. Jongsma, rechters, bijgestaan door mr. C.A.C. Thiadens, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 oktober 2023.