Standpunt van de officier van justitie
In de zaak met parketnummer 18.260212.21 heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd van feit 5 en veroordeling voor feiten 1, 2, 3 en 4. Hij heeft aangevoerd dat de betrokkenheid van verdachte bij die feiten blijkt uit de in haar telefoon aangetroffen appgesprekken en de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] . Volgens de officier van justitie blijkt uit het dossier dat verdachte de intellectuele dader was en dat zij in alle gevallen een motief en de gelegenheid had om de feiten te plegen. De officier van justitie heeft zich daarom op het standpunt gesteld dat verdachte als medepleger bij de feiten betrokken was. Over het bewijs ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie aangevoerd dat de aangifte steun vindt in de aangifte van [slachtoffer 2] en de verklaring van [naam 1] , omdat zij hebben verklaard over de ontploffing in [plaatsnaam 2] .
In de zaak met parketnummer 18.246238.21 heeft de officier van justitie veroordeling gevorderd voor alle feiten.
Standpunt van de verdediging
In de zaak met parketnummer 18.260212.21 heeft de raadsvrouw betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van alle feiten. Zij heeft aangevoerd dat verdachte geen feitelijke bijdrage heeft geleverd aan de delicten en dat een intellectuele bijdrage evenmin kan worden vastgesteld. Er is daarom geen sprake van nauwe en bewuste samenwerking. Ook volgt uit het dossier niet dat verdachte opzet had op de delicten. De raadsvrouw heeft verder ten aanzien van feit 2 opgemerkt dat het dossier geen steunbewijs bevat voor de aangifte. Ten aanzien van de feiten 3 en 4 heeft zij zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden vastgesteld dat er sprake is geweest van een vuurwerkbom in de zin van artikel 157 Wetboek van Strafrecht, omdat het vuurwerk niet is onderzocht.
De raadsvrouw heeft zich in de zaak met parketnummer 18.246238.21 op het standpunt gesteld dat de winkeldiefstallen wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard, met uitzondering van de diefstal in [plaatsnaam 2] (feit 1). Verdachte heeft dat feit ontkend en uit het dossier blijkt niet dat zij op de camerabeelden is herkend.
Oordeel van de rechtbank
De zaak met parketnummer 18.260212.21
Vrijspraak (feiten 1, 2, 4 en 5)
De rechtbank acht feiten 1, 2, 4 en 5 niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Feit 1
De rechtbank stelt op basis van de aangifte, de getuigenverklaring van Zittema , de bekennende verklaring van medeverdachte [medeverdachte] en het forensisch onderzoek vast dat op 17 januari 2020 een ontploffing heeft plaatsgevonden in een woning aan de [adres 2] in [plaatsnaam 1] . De ontploffing vond plaats doordat vuurwerk in de brievenbus van de woning is aangestoken. De medeverdachte heeft verklaard dat hij de klep van de brievenbus heeft open gehouden en dat een ander het vuurwerk naar binnen heeft gegooid. Verdachte heeft enige betrokkenheid bij deze ontploffing stellig ontkend.
De rechtbank moet beoordelen of verdachte als medepleger bij deze ontploffing betrokken is geweest. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte het vuurwerk in de brievenbus van de woning heeft gestopt en tot ontploffing heeft gebracht. De rechtbank kan dus niet vaststellen dat verdachte feitelijk betrokken was bij de uitvoering van het delict.
De rechtbank overweegt dat ook indien het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, er sprake kan zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Het dossier bevat aanwijzingen dat verdachte een belang had bij een ontploffing op dat adres en dat in haar persoonlijke omgeving ook kenbaar had gemaakt. Zo heeft medeverdachte [medeverdachte] verklaard dat verdachte ruzie met aangeefster had en dat verdachte na [plaatsnaam 1] blijer met hem was dan dat ze normaal was. Dit is opmerkelijk, maar uit deze verklaring volgt niet dat verdachte degene is geweest die de medeverdachte opdracht heeft gegeven tot het veroorzaken van de ontploffing. Verder zijn appberichten aangetroffen in de telefoon van verdachte waaruit volgt dat zij op 24 december 2019 een bericht van de medeverdachte heeft ontvangen met daarin het adres van aangeefster en dat zij op 28 december 2019 met hem over vuurwerk (cobra en lupo) heeft geappt. Uit deze berichten volgen naar het oordeel van de rechtbank weliswaar sterke aanwijzingen dat verdachte op enige wijze betrokken was bij het feit, maar niet dat zij een dusdanige intellectuele bijdrage heeft geleverd dat van medeplegen kan worden gesproken. Deze berichten kunnen niet onmiskenbaar op een zodanige wijze worden geduid, dat de rechtbank buiten redelijke twijfel kan vaststellen dat verdachte als opdrachtgever van de ontploffing heeft gehandeld. De rechtbank neemt daarbij mede in overweging dat het vuurwerk waarover verdachte en de medeverdachte hebben geappt, namelijk cobra en lupo, niet het vuurwerk betreft dat de ontploffing heeft veroorzaakt. De rechtbank constateert dat het dossier naast de hiervoor genoemde bewijsmiddelen geen aanknopingspunten bevat voor een eventuele betrokkenheid en rol van verdachte bij het feit. De rechtbank zal verdachte dus vrijspreken van feit 1, omdat niet kan worden vastgesteld dat zij als medepleger bij de ontploffing betrokken is geweest.
Feit 2
Ten aanzien van de ontploffing in de woning aan de [adres 3] in [plaatsnaam 2] op 23 december 2019 overweegt rechtbank als volgt.
De aangifte van aangeefster Weimar vindt onvoldoende steun in de inhoud van het dossier zoals dat aan de rechtbank is voorgelegd. Uit het dossier blijkt niet dat de ten laste gelegde ontploffing (dan wel het resultaat daarvan) door iemand anders dan aangeefster is waargenomen. De politie heeft hier niets over geverbaliseerd en evenmin blijkt dat zij ter plaatse is geweest om eventuele schade op te nemen. Er heeft ook geen forensisch opsporingsonderzoek plaatsgevonden. Evenmin zijn er getuigen (te denken valt aan buren) gehoord die mogelijk uit eigen waarneming iets hadden kunnen verklaren over de ontploffing. De rechtbank constateert dat het dossier uitsluitend verklaringen bevat van personen die over de ontploffing spreken, zonder dat duidelijk wordt hoe zij daarvan op de hoogte zijn geraakt. Deze verklaringen bieden naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende steun voor de verklaring van aangeefster dat er in de brievenbus van haar woning vuurwerk tot ontploffing is gebracht. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van dit feit.
Feit 4
De rechtbank stelt op basis van de aangifte en het forensisch onderzoek vast dat op 23 november 2019 een ontploffing heeft plaatsgevonden in een woning aan de [adres 4] te [plaatsnaam 2] . Uit het forensisch onderzoek blijkt dat de ontploffing plaatsvond doordat vuurwerk in de brievenbus is geplaatst. Verdachte heeft enige betrokkenheid bij het feit ontkend.
Net als bij feit 1 moet de rechtbank beoordelen of verdachte als medepleger heeft gehandeld. Ook in dit geval blijkt uit het dossier op geen enkele wijze dat verdachte feitelijk betrokken is geweest bij de uitvoering van het delict. Zoals hiervoor overwogen kan in zo’n geval van medeplegen worden gesproken als de materiële en/of intellectuele bijdrage van verdachte aan het feit van voldoende gewicht is. Daarvan is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake.
Uit het dossier blijkt dat verdachte op 22 november 2019 met de medeverdachte over vuurwerk heeft geappt. Daarnaast heeft de medeverdachte bij de politie verklaard dat hij in november 2019 vuurwerk voor verdachte heeft meegenomen. Naar het oordeel van de rechtbank kan op basis van deze bewijsmiddelen niet buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat verdachte een intellectuele bijdrage heeft geleverd aan het feit. Ze bieden slechts mogelijke aanwijzingen over de betrokkenheid van verdachte aan het feit. Het dossier biedt verder geen aanknopingspunten waaruit de rol en het opzet van verdachte op het teweegbrengen van de ontploffing zou kunnen blijken. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van feit 4.
Feit 5
De rechtbank zal verdachte ook vrijspreken van feit 5. Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat uit het enkele feit dat een getuige verdachte in de buurt van het huis van aangever heeft gezien voor het incident, niet het wettige en overtuigende bewijs kan volgen dat verdachte betrokken is geweest bij de vernieling.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 3
De rechtbank acht bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij het teweegbrengen van een ontploffing op 20 mei 2019 in [plaatsnaam 2] (feit 3). De rechtbank past ten aanzien van feit 3 de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.