ECLI:NL:RBNNE:2023:4246

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 oktober 2023
Publicatiedatum
17 oktober 2023
Zaaknummer
18-260212-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van ontploffing en winkeldiefstallen met vrijspraak voor andere feiten

Op 17 oktober 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een ontploffing en drie winkeldiefstallen in vereniging. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het medeplegen van drie andere ontploffingen en een vernieling. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De zaak betreft meerdere incidenten waarbij vuurwerk is gebruikt om ontploffingen te veroorzaken in woningen, wat heeft geleid tot gemeen gevaar voor de bewoners en hun eigendommen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet feitelijk betrokken was bij alle ten laste gelegde feiten, maar wel een intellectuele bijdrage heeft geleverd aan de ontploffing op 20 mei 2019. De rechtbank heeft de betrokkenheid van de verdachte bij de winkeldiefstallen bewezen verklaard, waarbij de verdachte samen met anderen goederen heeft weggenomen uit verschillende winkels. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het tijdsverloop van de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18.260212.21
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18.246238.21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 17 oktober 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats] , wonende te [adres 1] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 03 oktober 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. C.B. Stenger, advocaat te Amsterdam. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd
in de zaak met parketnummer 18.260212.21 dat:
1
zij op of omstreeks 17 januari 2020, althans in of omstreeks de maand(en) december 2019 en januari 2020 (tot en met 17 januari 2020), te [plaatsnaam 1] , althans in de gemeente Waadhoeke en/of te
[plaatsnaam 2] , in elk geval in de gemeente Leeuwarden, in of aan een woning gelegen aan of bij de [adres 2] te [plaatsnaam 1] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door tezamen en in vereniging een (vuurwerk)bom of een (soortgelijk) explosief voorwerp, bestaande uit een geïmproviseerd samenstel van een of meer stuk(s) (professioneel) knalvuurwerk van het merk/type "Super Explosion" en/of (een of meer onderdelen van) (een vuurpijl(en) van de fabrikant WECO (waarbij het doel van het vuurwerk is veranderd), althans (een combinatie van) zwaar (knal- en/of sier)vuurwerk, (met open vuur) aan te steken en (vervolgens) in de brievenbus van de toegangsdeur van die woning te steken of door de brievenbus in de toegangsdeur van die woning duwen/gooien, waarna die (vuurwerk)bom of dat (soortgelijke) explosieve voorwerp, althans (die combinatie van) dat zware (knal- en/of sier)vuurwerk, (in die woning) tot ontploffing is gekomen en daarvan
  • gemeen gevaar voor de toegangsdeur van die woning en/of de brievenbus en/of een tochtafsluiteren/of het laminaat in de hal van die woning en/of de wanden van die hal en/of de aldaar aanwezige trap en/of de inventaris van de hal van die woning en/of de toegangsdeur tot de woonkamer en/of (de rest van) die woning, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
  • levensgevaar voor [slachtoffer 1] (die zich (deels) in de hal van die woning bevond), in elk gevallevensgevaar voor een ander of anderen en/of- gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [slachtoffer
1] , in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
2
zij op of omstreeks 23 december 2019, althans in of omstreeks de maand december 2019 (tot en met 23 december 2019), te [plaatsnaam 2] , in elk geval in de gemeente Leeuwarden, in of aan een woning gelegen aan of bij de [adres 3] , aldaar, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door tezamen en in vereniging (zwaar) (knal)vuurwerk, althans een of meer (pyrotechnisch(e)) explosief/explosieve voorwerp(e), (met open vuur) aan te steken en (vervolgens) in de brievenbus van de toegangsdeur van die woning te steken of door de brievenbus in de toegangsdeur van die woning duwen/gooien, waarna dat (zware) (knal)vuurwerk, althans dat/die (pyrotechnische) explosieve voorwerp(en), (in die woning) tot ontploffing is/zijn gekomen, en daarvan gemeen gevaar voor die toegangsdeur van die woning en/of een lamp in de hal van die woning en/of een of meer ander(e) goed(eren) in de hal van die woning, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
3
zij op of omstreeks 20 mei 2019, in elk geval in of omstreeks de maand mei 2019 (tot en met 20 mei 2019), te [plaatsnaam 2] , in elk geval in de gemeente Leeuwarden, in of aan een woning gelegen aan of bij de [adres 4] , aldaar, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door tezamen en in vereniging (zwaar) (knal)vuurwerk, althans een of meer (pyrotechnisch(e)) explosief/explosieve voorwerp(en), (met open vuur) aan te steken en (vervolgens) in de brievenbus in de toegangsdeur van die woning te steken of door de brievenbus in de toegangsdeur van die woning duwen/gooien, waarna dat (zware) (knal)vuurwerk, althans dat/die (pyrotechnische) explosieve voorwerp(en), (in die woning) tot ontploffing is/zijn gekomen, en daarvan gemeen gevaar voor die toegangsdeur van die woning en/of een of meer goed(eren) in de hal van die woning, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
4 zij in of omstreeks de periode omvattende de dagen 22 november 2019 en 23 november 2019, in elk geval in of omstreeks de maand november 2019 (tot en met 23 november 2019, te [plaatsnaam 2] , in elk geval in de gemeente Leeuwarden, in of aan een woning gelegen aan of bij de [adres 4] , aldaar, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door tezamen en in vereniging (zwaar) (knal)vuurwerk, althans een of meer
(pyrotechnisch(e)) explosief/explosieve voorwerp(en), (met open vuur) aan te steken en (vervolgens) in de brievenbus in de toegangsdeur van die woning te steken of door de brievenbus in de toegangsdeur van die woning duwen/gooien, waarna dat (zware) (knal)vuurwerk, althans dat/die (pyrotechnische) explosieve voorwerp(en), (in die woning) tot ontploffing is/zijn gekomen, en daarvan gemeen gevaar voor die toegangsdeur van die woning en/of een keukendeur en/of een muur naast de keukendeur een of meer ander goed(eren) in die woning, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
5 zij op of omstreeks 26 april 2020 te [plaatsnaam 2] , in elk geval in de gemeente Leeuwarden, van een woning gelegen aan of bij de [adres 4] , aldaar, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van de woonkamer van die woning, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 1] ", in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;

in de zaak met parketnummer 18.246238.21 dat:

hij op of omstreeks 26 november 2020 te [plaatsnaam 2] , in elk geval in de gemeente Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een winkelpand (gelegen aan of bij de [adres 5] ) een hoeveelheid vlees en/of een hoeveelheid kaas en/of een hoeveelheid boter, althans een hoeveelheid levensmiddelen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan winkelbedrijf [bedrijf 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
hij op of omstreeks 25 februari 2021 te Leeuwarden, in elk geval in de gemeente Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een winkelpand (gelegen aan of bij het [adres 6] ), vleeswaren en/of en/of een of meer zuivelproduct(en) en/of een of meer pot(ten) satésaus, althans een hoeveelheid levensmiddelen en/of een hoeveelheid cosmeticaartikelen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan winkelbedrijf [bedrijf 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
hij op of omstreeks 7 maart 2021 te [plaatsnaam 3] , in elk geval in de gemeente Waadhoeke, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een winkelpand (gelegen aan of bij de [adres 7] ) een hoeveelheid ijs (van het merk Magnum) en/of een hoeveelheid boter (van het merk Kerrygold), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan winkelbedrijf [bedrijf 2] , in
elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
In de zaak met parketnummer 18.260212.21 heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd van feit 5 en veroordeling voor feiten 1, 2, 3 en 4. Hij heeft aangevoerd dat de betrokkenheid van verdachte bij die feiten blijkt uit de in haar telefoon aangetroffen appgesprekken en de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] . Volgens de officier van justitie blijkt uit het dossier dat verdachte de intellectuele dader was en dat zij in alle gevallen een motief en de gelegenheid had om de feiten te plegen. De officier van justitie heeft zich daarom op het standpunt gesteld dat verdachte als medepleger bij de feiten betrokken was. Over het bewijs ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie aangevoerd dat de aangifte steun vindt in de aangifte van [slachtoffer 2] en de verklaring van [naam 1] , omdat zij hebben verklaard over de ontploffing in [plaatsnaam 2] .
In de zaak met parketnummer 18.246238.21 heeft de officier van justitie veroordeling gevorderd voor alle feiten.
Standpunt van de verdediging
In de zaak met parketnummer 18.260212.21 heeft de raadsvrouw betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van alle feiten. Zij heeft aangevoerd dat verdachte geen feitelijke bijdrage heeft geleverd aan de delicten en dat een intellectuele bijdrage evenmin kan worden vastgesteld. Er is daarom geen sprake van nauwe en bewuste samenwerking. Ook volgt uit het dossier niet dat verdachte opzet had op de delicten. De raadsvrouw heeft verder ten aanzien van feit 2 opgemerkt dat het dossier geen steunbewijs bevat voor de aangifte. Ten aanzien van de feiten 3 en 4 heeft zij zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden vastgesteld dat er sprake is geweest van een vuurwerkbom in de zin van artikel 157 Wetboek van Strafrecht, omdat het vuurwerk niet is onderzocht.
De raadsvrouw heeft zich in de zaak met parketnummer 18.246238.21 op het standpunt gesteld dat de winkeldiefstallen wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard, met uitzondering van de diefstal in [plaatsnaam 2] (feit 1). Verdachte heeft dat feit ontkend en uit het dossier blijkt niet dat zij op de camerabeelden is herkend.
Oordeel van de rechtbank
De zaak met parketnummer 18.260212.21
Vrijspraak (feiten 1, 2, 4 en 5)
De rechtbank acht feiten 1, 2, 4 en 5 niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Feit 1
De rechtbank stelt op basis van de aangifte, de getuigenverklaring van Zittema , de bekennende verklaring van medeverdachte [medeverdachte] en het forensisch onderzoek vast dat op 17 januari 2020 een ontploffing heeft plaatsgevonden in een woning aan de [adres 2] in [plaatsnaam 1] . De ontploffing vond plaats doordat vuurwerk in de brievenbus van de woning is aangestoken. De medeverdachte heeft verklaard dat hij de klep van de brievenbus heeft open gehouden en dat een ander het vuurwerk naar binnen heeft gegooid. Verdachte heeft enige betrokkenheid bij deze ontploffing stellig ontkend.
De rechtbank moet beoordelen of verdachte als medepleger bij deze ontploffing betrokken is geweest. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte het vuurwerk in de brievenbus van de woning heeft gestopt en tot ontploffing heeft gebracht. De rechtbank kan dus niet vaststellen dat verdachte feitelijk betrokken was bij de uitvoering van het delict.
De rechtbank overweegt dat ook indien het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, er sprake kan zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Het dossier bevat aanwijzingen dat verdachte een belang had bij een ontploffing op dat adres en dat in haar persoonlijke omgeving ook kenbaar had gemaakt. Zo heeft medeverdachte [medeverdachte] verklaard dat verdachte ruzie met aangeefster had en dat verdachte na [plaatsnaam 1] blijer met hem was dan dat ze normaal was. Dit is opmerkelijk, maar uit deze verklaring volgt niet dat verdachte degene is geweest die de medeverdachte opdracht heeft gegeven tot het veroorzaken van de ontploffing. Verder zijn appberichten aangetroffen in de telefoon van verdachte waaruit volgt dat zij op 24 december 2019 een bericht van de medeverdachte heeft ontvangen met daarin het adres van aangeefster en dat zij op 28 december 2019 met hem over vuurwerk (cobra en lupo) heeft geappt. Uit deze berichten volgen naar het oordeel van de rechtbank weliswaar sterke aanwijzingen dat verdachte op enige wijze betrokken was bij het feit, maar niet dat zij een dusdanige intellectuele bijdrage heeft geleverd dat van medeplegen kan worden gesproken. Deze berichten kunnen niet onmiskenbaar op een zodanige wijze worden geduid, dat de rechtbank buiten redelijke twijfel kan vaststellen dat verdachte als opdrachtgever van de ontploffing heeft gehandeld. De rechtbank neemt daarbij mede in overweging dat het vuurwerk waarover verdachte en de medeverdachte hebben geappt, namelijk cobra en lupo, niet het vuurwerk betreft dat de ontploffing heeft veroorzaakt. De rechtbank constateert dat het dossier naast de hiervoor genoemde bewijsmiddelen geen aanknopingspunten bevat voor een eventuele betrokkenheid en rol van verdachte bij het feit. De rechtbank zal verdachte dus vrijspreken van feit 1, omdat niet kan worden vastgesteld dat zij als medepleger bij de ontploffing betrokken is geweest.
Feit 2
Ten aanzien van de ontploffing in de woning aan de [adres 3] in [plaatsnaam 2] op 23 december 2019 overweegt rechtbank als volgt.
De aangifte van aangeefster Weimar vindt onvoldoende steun in de inhoud van het dossier zoals dat aan de rechtbank is voorgelegd. Uit het dossier blijkt niet dat de ten laste gelegde ontploffing (dan wel het resultaat daarvan) door iemand anders dan aangeefster is waargenomen. De politie heeft hier niets over geverbaliseerd en evenmin blijkt dat zij ter plaatse is geweest om eventuele schade op te nemen. Er heeft ook geen forensisch opsporingsonderzoek plaatsgevonden. Evenmin zijn er getuigen (te denken valt aan buren) gehoord die mogelijk uit eigen waarneming iets hadden kunnen verklaren over de ontploffing. De rechtbank constateert dat het dossier uitsluitend verklaringen bevat van personen die over de ontploffing spreken, zonder dat duidelijk wordt hoe zij daarvan op de hoogte zijn geraakt. Deze verklaringen bieden naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende steun voor de verklaring van aangeefster dat er in de brievenbus van haar woning vuurwerk tot ontploffing is gebracht. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van dit feit.
Feit 4
De rechtbank stelt op basis van de aangifte en het forensisch onderzoek vast dat op 23 november 2019 een ontploffing heeft plaatsgevonden in een woning aan de [adres 4] te [plaatsnaam 2] . Uit het forensisch onderzoek blijkt dat de ontploffing plaatsvond doordat vuurwerk in de brievenbus is geplaatst. Verdachte heeft enige betrokkenheid bij het feit ontkend.
Net als bij feit 1 moet de rechtbank beoordelen of verdachte als medepleger heeft gehandeld. Ook in dit geval blijkt uit het dossier op geen enkele wijze dat verdachte feitelijk betrokken is geweest bij de uitvoering van het delict. Zoals hiervoor overwogen kan in zo’n geval van medeplegen worden gesproken als de materiële en/of intellectuele bijdrage van verdachte aan het feit van voldoende gewicht is. Daarvan is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake.
Uit het dossier blijkt dat verdachte op 22 november 2019 met de medeverdachte over vuurwerk heeft geappt. Daarnaast heeft de medeverdachte bij de politie verklaard dat hij in november 2019 vuurwerk voor verdachte heeft meegenomen. Naar het oordeel van de rechtbank kan op basis van deze bewijsmiddelen niet buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat verdachte een intellectuele bijdrage heeft geleverd aan het feit. Ze bieden slechts mogelijke aanwijzingen over de betrokkenheid van verdachte aan het feit. Het dossier biedt verder geen aanknopingspunten waaruit de rol en het opzet van verdachte op het teweegbrengen van de ontploffing zou kunnen blijken. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van feit 4.
Feit 5
De rechtbank zal verdachte ook vrijspreken van feit 5. Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat uit het enkele feit dat een getuige verdachte in de buurt van het huis van aangever heeft gezien voor het incident, niet het wettige en overtuigende bewijs kan volgen dat verdachte betrokken is geweest bij de vernieling.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 3
De rechtbank acht bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij het teweegbrengen van een ontploffing op 20 mei 2019 in [plaatsnaam 2] (feit 3). De rechtbank past ten aanzien van feit 3 de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 3 oktober 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb op 19 mei 2019 met [getuige 1] geappt, omdat ik samen met [getuige 1] een schrikreactie wilde veroorzaken bij [naam 1] . Ik wist dat de ontploffing zou plaatsvinden.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 20 mei 2019, opgenomenop pagina 560 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2020017134 d.d. 30 augustus 2021, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 3] :
Ik doe aangifte van de vernieling van mijn voordeur. Op maandagochtend 20 mei 2019 omstreeks 00.30 uur was ik in mijn woning aan de [adres 4] te [plaatsnaam 2] . Ik zat in mijn woonkamer televisie te kijken en te studeren. Ik zag uit mijn ooghoek een flits vanuit de richting van mijn voordeur. Ik hoorde tegelijkertijd een hele harde knal. Ik liep naar de keuken en opende de deur naar de hal. Ik opende de deur en zag dat de rook die in de gang hing meteen de woonkamer inging. Ik zag dat er allemaal stukken plastic in de gang lagen. De voordeur zat nog dicht. Ik zag dat de brievenbus in mijn voordeur vernield was.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van forensisch onderzoek woning ( [adres4] [plaatsnaam 2] ) d.d. 20 mei 2019, opgenomen op pagina 576 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op maandag 20 mei 2019 om 10:00 uur kwam ik voor een forensisch onderzoek aan op de locatie [adres 4] , [plaatsnaam 2] .
Ik zag dat de voordeur van de woning beschadigd was. Ik zag, ter hoogte van de brievenbus, dat het kunststof van de deur gebarsten en gebroken was. Ik zag dat de ruit boven de brievenbus gebarsten was. Ik zag dat de ruit onder de brievenbus gebarsten en gebroken was. Op de grond voor de voordeur zag ik kunststof brokstukken en glas liggen. Op de weg [adres 4] zag ik meerdere kleine kunststof brokstukjes liggen. Ik zag dat de kunststof brokstukken en het glas, wat betreft het materiaal en kleur, overeenkwamen met het kunststof en het glas van de voordeur. In de voortuin van de woning zag ik een ontploft kartonnen omhulsel liggen met daaraan een gedeelte van een zwarte wikkel. Ik herkende dit kartonnen omhulsel als een omhulsel van vuurwerk. In de voortuin van de tegenoverliggende woning [adres 8] zag ik een metalen brievenbusklep liggen. Ik zag dat deze 80 centimeter van de woning met huisnummer [nummer] lag en 22 meter van de woning met huisnummer [nummer] . Deze brievenbusklep is naar alle waarschijnlijk afkomstig van huisnummer [nummer] . Ik zag op de zijde, die aan de binnenkant had gezeten, een bruin/zwart met roze verkleuring. Ik herkende deze verkleuring als een kruit residu. In de woning, achter de voordeur, zag ik dat er meerdere kunststof brokstukken en scherven lagen verspreid over de vloer van de hal en de vaste trap. Ik zag dat deze brokstukken en scherven, wat betreft het materiaal, overeenkwamen met het kunststof van de voordeur.
Samenvatting
Gezien het sporenbeeld en de aangetroffen stukken van overtuiging is er naar alle waarschijnlijkheid een explosief, vermoedelijk in de vorm van vuurwerk, in de brievenbus geplaatst. Dit explosief is in de brievenbus door de dader(s) tot ontploffing gebracht. Door de kracht van de ontploffing is de voordeur beschadigd. Tevens zijn de brokstukken, afkomstig van de voordeur, zowel naar binnen als naar buiten geblazen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 mei 2021,opgenomen op pagina 470 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Ik, verbalisant, vond in de telefoon van [verdachte] de volgende informatie:
GESPREK VERDACHTE [verdachte] EN GETUIGE [getuige 1]
Datum gesprek: 19 mei 2019
16.54
uur, [verdachte] : Heb jij de cobra en nitraat nog? Vannacht even aan de gang??
16.54
uur, [verdachte] : Of ramen eruit?
16.54
uur, [verdachte] : [naam 3] wil ook wel mee hihi... of heb je een ander plan?
16.55
uur, [getuige 1] : Ja is goed app je als ik thuis ben en nee heb het afgestoken met [naam 4] met oud en nieuw
16.55
uur, [verdachte] : Wat zullen we dan doen?
16.56
uur, [verdachte] : Of morgen nacht?.... weet t niet wat wijsheid is... heb je t leuk?
16.58
uur, [getuige 1] : Nou maakt mij niks uit hoe sneller hoe beter en nou tis op zich wel leuk maar voel me niet lekker maak het niet telaat last van men buik
16.59
uur, [getuige 1] : Vanavond een biertjuh doen?
17.01
uur, [verdachte] : Als je niet te laat bent.... [naam 5] is dan nog wel hier.... niet erg toch.... nemen we even door wat we gaan doen
17.01
uur, [getuige 1] : Ja is goed zie ik je jullie vanavond
17.01
uur, [verdachte] : Hoelaat?
17.05
uur, [getuige 1] : Probeer tegen 9 uur weg te gaan tis 1 uur en 30 min rijden ong
17.06
uur, [verdachte] : Hmm ok als t maar niet later is... morgen weer vroeg op en vergadering
17.13
uur, [getuige 1] : Ik doe men best
18.57
uur, [getuige 1] : Ik rij nu weg tot straks xx
19.02
uur, [verdachte] : Tot straks
23.13
uur, [getuige 1] : Nou politie stond er hoor was er gewoon langs gelopen deur scheef ramen eruit brievenbus eruit hahahahah geweldig
23.31
uur, [verdachte] : Haha helemaal geweldig!!! Top!!!!! Lekker koesen
23.31
uur, [verdachte] : Morgen nieuwe actie x
23.32
uur, [getuige 1] : Hihi lekker slapen x
5.34
uur, [verdachte] : Politie is nog steeds aan t surveilleren
5.35
uur, [getuige 1] : Hhahha ok nou lekker laten eikel
GESPREK VERDACHTE [verdachte] EN VERDACHTE [medeverdachte 1] Datum gesprek: 20 mei 2019
19.29
uur, [verdachte] : Trouwens er loopt een buurtonderzoek! De voordeur van die vent lag hij [naam 6] in de tuin iedereen wordt ondervraagd dus - vanavond even rust.... eerst les maar weer even bekomen en slaan we dan weer toe
19.36
uur, [medeverdachte 1] : Ja , meen je dat echt . Dan was het helemaal een missie geslaagd. Kwam ook niet voor niets de politie vlakbij jou tegen misschien. Smaakt naar meer
19.37
uur, [verdachte] : Zij je al ja haha de hele dag is de politie af en aan daar en alle bewoners worden gehoord. Er loopt genoeg tegen die vent. Iedereen kan t geweest zijn!!! Fuck toch... hij een ander komen ze niet en bij die crimineel gaan ze t uitzoeken. Niks leidt naar ons
19.38
uur, [medeverdachte 1] : Ben blij via brievenbus dan uitlaat
19.38
uur, [verdachte] : Jaaaaa hahahaa
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 juni 2021,opgenomen op pagina 524 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant: ‘Nou politie stond er hoor was er gewoon langs gelopen deur scheef ramen eruit brievenbus eruit hahahahah geweldig' Dit bericht is volgens de tijdlijn van de telefoon ontvangen op 19 mei 2019 te 23:13:24 uur. Achter het bericht staat echter dat het tijdstip van versturen 19-05-2019 23:13:24 uur is en dat deze in de tijdzone staat van UTC + 0. In Nederland wordt gebruik gemaakt van de Midden-Europese Tijd, een tijdzone die één uur voorloopt op UTC (UTC+1), en in de zomer +2. Dit betekent dat er bij het bericht twee uur bij opgeteld moet worden. Dus kan er vanuit worden gegaan dat het bericht is verstuurd op 20 mei 2019 te 01:13:24 uur.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 3
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat op 20 mei 2019 in de woning aan de [adres 4] in [plaatsnaam 2]
een ontploffing heeft plaatsgevonden. Uit het proces-verbaal van de forensische opsporing leidt de rechtbank af dat vuurwerk in de brievenbus is geplaatst en tot ontploffing is gebracht. Dat het zwaar vuurwerk betrof, vindt bevestiging in het feit dat ter plaatse gekomen verbalisanten een duidelijke kruitlucht roken en buren troffen die naar buiten waren gekomen omdat ze een harde klap hadden gehoord. Het verweer dat niet kan worden vastgesteld dat het zwaar vuurwerk betrof, wordt gelet hierop verworpen.
Uit het dossier blijkt niet dat verdachte degene is geweest die het vuurwerk in de brievenbus van de woning heeft gestopt en tot ontploffing heeft gebracht. De rechtbank kan dus niet vaststellen dat verdachte feitelijk betrokken was bij de uitvoering van het delict. Zoals hiervoor overwogen kan in zo’n geval van medeplegen worden gesproken als de materiële en/of intellectuele bijdrage van verdachte aan het feit van voldoende gewicht is.
Ten aanzien van de betrokkenheid van verdachte bij de ontploffing overweegt de rechtbank als volgt. Uit de berichten van 19 mei 2019 tussen verdachte en [getuige 1] maakt de rechtbank op dat verdachte het initiatief heeft genomen om vuurwerk te plaatsen (“Heb jij de cobra en nitraat nog? Vannacht even aan de gang?”). Uit de berichten blijkt verder dat op haar initiatief een afspraak werd gemaakt om “even door te nemen wat we gaan doen”. De rechtbank concludeert hieruit dat verdachte een belangrijke en onmisbare rol heeft gehad in de voorbereiding van de ontploffing. Dat blijkt eveneens uit de berichten die zij op 20 mei 2019 naar medeverdachte [medeverdachte 1] heeft gestuurd. Met name de berichten “eerst les maar weer even bekomen en slaan we dan weer toe” en “niks leidt naar ons” zijn volgens de rechtbank voor geen andere uitleg vatbaar dan dat verdachte als intellectuele dader bij de ontploffing betrokken is geweest.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat verdachte een dusdanige intellectuele bijdrage heeft geleverd aan de ontploffing dat van nauwe en bewuste samenwerking kan worden gesproken. De rechtbank acht het medeplegen van het teweegbrengen van de ontploffing op 20 mei 2019 in [plaatsnaam 2] daarom wettig en overtuigend bewezen.
De zaak met parketnummer 18.246238.21
De rechtbank acht de drie ten laste gelegde winkeldiefstallen in vereniging gepleegd wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Verdachte heeft de diefstal bij de [bedrijf 3] in Leeuwarden op 25 februari 2021 (feit 2) en de diefstal bij de [bedrijf 2] in [plaatsnaam 3] op 7 maart 2021 (feit 3) duidelijk en ondubbelzinnig bekend, daarom volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 03 oktober 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 17 maart 2021,opgenomen op pagina 78 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2021161286 d.d. 30 augustus 2021, inhoudend de verklaring van [naam 7] ;
een schriftelijk bescheid, te weten het landelijk aangifteformulier winkeldiefstal van 7 maart2021, opgenomen op pagina 64 e.v. van voornoemd dossier.
De rechtbank past ten aanzien van feit 1 de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 26 maart 2021,opgenomen op pagina 71 e.v. van voornoemd dossier inhoudend als verklaring van [naam 8] :
Plaats delict: [adres 5] , [plaatsnaam 2]
Op donderdag 26 november 2020, omstreeks 16:10 uur, zag ik een tweetal personen mijn winkel inlopen. Dit betrof de [bedrijf 2] te [plaatsnaam 2] . De man heet van achternaam [medeverdachte 1] en de vrouw heet van achternaam [naam 9] . Ik kwam achter hun identiteit naar aanleiding van de diefstal die zij pleegden in mijn winkel op 7 maart 2021. Nadat zij een ronde door mijn winkel maakten, verplaatste ik mij richting de computers die de beelden opslaan. Ik zag dat het eerder genoemde duo omstreeks 16:10 uur mijn winkel binnenkwam. Ik zag dat zij allebei apart met een winkelkar de winkel betraden. Ik zag dat de vrouw zwarte tassen in haar kar bij zich had. Ik zag dat zij allereerst richting het schap gingen van het vlees. Ik zag dat de vrouw twee verpakkingen van biefstuk pakte. Ik zag dat zij de twee biefstukken in één van de zwarte tassen stopt die in de kar staat. Ik zag dat ze vervolgens naar het schap van de kaas liep. Ik zag dat zij hier een kaas pakte. Ik zag dat zij dit vervolgens ook in haar zwarte tas stopte. Vervolgens liepen zij richting het schap waar de boter ligt. Ik zag dat de vrouw twee pakken boter pakte om deze ook weer in de zwarte tas te stoppen. Na de boter liep de vrouw weer richting de koelschappen. Hier pakte zij een brie. Deze stopte zij vervolgens ook weer in de zwarte tas. Na de brie pakte de vrouw ook nog een blok kaas. Deze stopte zij ook weer in de zwarte tas. Nadat het duo de bovengenoemde goederen in die zwarte tas stopten, liepen zij nog een ronde door mijn winkel heen. Zij pakte nog wat andere boodschappen waarna zij deze afrekende bij de kassa. Ik zag dat zij de goederen betaalden die in de kar lagen. Ik zag echter ook dat zij de goederen die zij in de zwarte tas stopten niet op de band legden. Ik zag duidelijk dat zij deze goederen niet betaalden. Ik zag dat zij vervolgens de kassa passeerden en mijn winkel verlieten. Bijlage goederen: 2x biefstuk, kaas, 2x boter, kaas en kaas
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 12 mei2021, opgenomen op pagina 123 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte 1] :
A. = Antwoord verdachte
O. = opmerking verbalisant
O: Samenvattend hebben we in totaal een drietal winkeldiefstallen welke door jullie [de rechtbank begrijpt [medeverdachte 1] en [naam 9] ] samen werden gepleegd.
  • De winkeldiefstal bij de [bedrijf 2] in [plaatsnaam 2] op 26 november 2020 in [plaatsnaam 2] .
  • De winkeldiefstal bij de [bedrijf 2] in [plaatsnaam 3] op 7 maart 2021.
  • De winkeldiefstal bij de [bedrijf 3] in Leeuwarden op donderdag 25 februari 2021. A. Van de [bedrijf 3] weet ik niks meer van. De rest....ja helaas.
Op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen acht de rechtbank feit 1 ook wettig en overtuigend bewezen. Het verweer dat verdachte niet wordt herkend op de camerabeelden vindt weerlegging in de bewijsmiddelen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht in de zaak met parketnummer 18.260212.21 feit 3 wettig en overtuigend bewezen en in de zaak met parketnummer 18.246238.21 feiten 1, 2 en 3, met dien verstande:
in de zaak met parketnummer 18.260212.21 dat:
3 zij op 20 mei 2019 te [plaatsnaam 2] in een woning gelegen aan de [adres 4] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door tezamen en in vereniging (zwaar) knalvuurwerk aan te steken en vervolgens in de brievenbus in de toegangsdeur van die woning te steken of door de brievenbus in de toegangsdeur van die woning duwen/gooien, waarna dat (zware) knalvuurwerk, in die woning tot ontploffing is/zijn gekomen, en daarvan gemeen gevaar voor die toegangsdeur van die woning en een of meer goed(eren) in de hal van die woning te duchten was;

in de zaak met parketnummer 18.246238.21 dat:

zij op 26 november 2020 te [plaatsnaam 2] tezamen en in vereniging met een ander in een winkelpand (gelegen aan de [adres 5] ) een hoeveelheid vlees en een hoeveelheid kaas en een hoeveelheid boter, toebehorende aan winkelbedrijf [bedrijf 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
zij op 25 februari 2021 te Leeuwarden tezamen en in vereniging met een ander in een winkelpand (gelegen aan het [adres 6] ), vleeswaren en een of meer zuivelproduct(en) en een of meer pot(ten) satésaus en een hoeveelheid cosmetica-artikelen, toebehorende aan winkelbedrijf [bedrijf 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
zij op 7 maart 2021 te [plaatsnaam 3] tezamen en in vereniging met een ander in een winkelpand (gelegen aan de [adres 7] ) een hoeveelheid ijs (van het merk Magnum) en een hoeveelheid boter (van het merk Kerrygold), toebehorende aan winkelbedrijf [bedrijf 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

in de zaak met parketnummer 18.260212.21:
3 medeplegen van het opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
in de zaak met parketnummer 18.246238.21, onder 1, 2 en 3:telkens: diefstal door twee of meer verenigde personen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten waarvoor hij veroordeling heeft gevorderd, wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar, waarvan 2 jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat in het geval van een bewezenverklaring een voorwaardelijke gevangenisstraf passend is, gelet op het tijdsverloop en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsrapport van 13 juni 2022 en de aanvulling daarop van 25 september 2023, het uittreksel uit de justitiële documentatie 28 augustus 2023, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vier strafbare feiten. Het meest ernstige verwijt betreft haar betrokkenheid bij het teweegbrengen van een ontploffing in een woning door vuurwerk in de brievenbus te gooien op 20 mei 2019. Verdachte heeft verklaard dat ze aangever wilde laten schrikken. De ontploffing was dus een gerichte aanslag op de woning van aangever. Het feit dat deze aanslag kort na middernacht plaatsvond op een moment dat aangever thuis was, maakt het feit des te ernstiger. De explosie heeft veel materiële schade veroorzaakt. Daarnaast heeft het feit grote impact op aangever gehad. Hij is sinds deze explosie meermalen slachtoffer geworden van vernielingen en ontploffingen bij zijn woning. De rechtbank heeft verdachte vrijgesproken van deze feiten, maar door haar betrokkenheid bij het feit op 20 mei 2019 heeft zij bijgedragen aan het gevoel van onveiligheid dat aangever tot op heden in zijn eigen woning ervaart. Ten slotte is het een feit van algemene bekendheid dat dit soort feiten een gevoelens van onrust en onveiligheid veroorzaken in de maatschappij. Verdachte is hiervoor verantwoordelijk.
Verdachte heeft zich verder schuldig gemaakt aan drie winkeldiefstallen samen met haar toenmalige man. Verdachten gingen hierbij geraffineerd te werk en hebben op brutale wijze inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van anderen. Winkeldiefstallen zijn vervelende feiten die veel overlast veroorzaken.
Persoonlijke omstandigheden
Naast de aard en ernst van de feiten houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Uit haar strafblad blijkt dat zij niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Over verdachte is een reclasseringsrapport opgemaakt. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden de meldplicht en ambulante behandeling. Verdachte volgt sinds 2021 een behandeling bij GGZ Friesland die gericht is op emotieregulatie en is inmiddels aangemeld voor een traject bij VNN in verband met haar alcoholverslaving. Vanuit reclasseringsoogpunt is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet wenselijk, vanwege psychosociale- en gezondheidsklachten van verdachte. Daarnaast is het van belang dat het huidige behandeltraject bij de forensische poli niet zal worden doorkruist.
Tijdsverloop
In artikel 6, eerste lid, van het EVRM is het recht van iedere verdachte gewaarborgd om binnen een redelijke termijn (in beginsel twee jaar) te worden berecht. In dit geval is die redelijke termijn overschreden. Naar vaste rechtspraak moet overschrijding van de redelijke termijn in beginsel tot strafvermindering leiden. De rechtbank zal daarom bij het bepalen van de strafmaat rekening houden met dit tijdsverloop.
Op te leggen straf
Ondanks de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het advies van de reclassering, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met de oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf. Daarvoor zijn de feiten te ernstig, met name het veroorzaken van de ontploffing. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd en met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden.

Benadeelde partijen

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[slachtoffer 2] , tot een bedrag van € 1.229,82 ter zake van materiële schade en € 7.500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[slachtoffer 1] , tot een bedrag van € 1.467,94 ter vergoeding van materiële schade en € 9.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[slachtoffer 3] , tot een bedrag van € 4.953,30 ter vergoeding van materiële schade en € 3.251,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Alle benadeelde partijen hebben daarnaast verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Vorderingen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1]
Ten aanzien van de vorderingen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] acht de rechtbank het feit niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partijen worden daarom niet ontvankelijk verklaard in de vordering.
Vordering [slachtoffer 3]
Gevorderd wordt een bedrag van € 4.953,30 ter vergoeding van materiële schade, bestaande uit:
  • Schade als gevolg van de ontploffing: € 3.898,97
  • Videocamera: € 110,94
  • Rolgordijn: € 458,33
  • Lamp: € 134,95
  • Reiskosten: € 21,84
  • Eigen risico psychologische zorg € 254,08
  • Medicatie € 74,19
Daarnaast is een bedrag gevorderd van € 3.251,00 ter vergoeding van de immateriële schade.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Standpunt van de verdediging
Voor wat betreft de materiële schade heeft de verdediging de schilderkosten zoals opgenomen onder de post schade als gevolg van de ontploffing, betwist. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de vordering gematigd moet worden.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij meermalen slachtoffer is geworden van ontploffingen en vernielingen en dat de gevorderde schade door verschillende incidenten is ontstaan. Verdachte wordt echter enkel veroordeeld vanwege betrokkenheid bij de ontploffing bij de woning van de benadeelde partij op 20 mei 2019. Alleen de schade die een rechtstreeks gevolg is van dat feit is daarom voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren voor wat betreft de posten schade als gevolg van de ontploffing (de rechtbank begrijpt: de ontploffing op 22/23 november 2019), videocamera, rolgordijn en lamp. Die schade is niet ontstaan uit het feit van 20 mei 2019.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade voor wat betreft de reiskosten, eigen risico psychologische zorg en medicatie, heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18.260212.21 bewezen verklaarde. Dat deel van de vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Ten aanzien van de immateriële schade is ter onderbouwing een brief van de psycholoog overlegd waaruit volgt dat de benadeelde partij in behandeling is bij GGZ Friesland vanwege ernstige angstklachten die waarschijnlijk zijn ontstaan door toedoen van een aantal incidenten in 2019 en 2020. De rechtbank houdt bij het beoordelen van de schade rekening met het feit dat verdachte ‘slechts’ verantwoordelijk is voor één van de incidenten en daarnaast met de aard en ernst van de normschending. De rechtbank acht in dit geval een vergoeding van € 2.000,- passend en billijk, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De benadeelde partij kan dit deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien de medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 57, 157 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte in de zaak met parketnummer 18.260212.21 onder 1, 2, 4 en 5 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18.260212.21 onder 3 en in de zaak met parketnummer 18.246238.21 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaar, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat veroordeelde zich meldt bij Reclassering Nederland, Zoutbranderij 1 te Leeuwarden en zich blijftmelden zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
dat veroordeelde zich laat behandelen door de Forensische Polikliniek van GGZ Frieslandof een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Verklaart de vordering van [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat [slachtoffer 2] haar eigen proceskosten draagt.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Verklaart de vordering van [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat [slachtoffer 1] haar eigen proceskosten draagt.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer 3] te betalen:
  • het bedrag van € 2.350,11 (zegge: tweeduizend driehonderdvijftig euro en elf eurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 mei 2019 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer 3] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 3] aan de Staat te betalen een bedrag van € 2.350,11 (zegge: tweeduizend driehonderdvijftig euro en elf eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 mei 2019 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 350,11 aan materiële schade en € 2.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 33 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. L.W. Janssen en mr. L.S. Langius, rechters, bijgestaan door mr. T.M. Doorn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 oktober 2023.
Mr. Janssen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.