ECLI:NL:RBNNE:2023:4237

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 oktober 2023
Publicatiedatum
17 oktober 2023
Zaaknummer
18-260210-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernieling en winkeldiefstallen door verdachte met taakstraf als gevolg

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 17 oktober 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van vernieling en vier winkeldiefstallen. De verdachte is vrijgesproken van het medeplegen van een ontploffing teweegbrengen en een andere vernieling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren. De zaak betreft meerdere incidenten van vernieling en diefstal, waarbij de verdachte samen met anderen handelde. De rechtbank heeft de betrokkenheid van de verdachte bij de ontploffing niet kunnen vaststellen, waardoor hij voor dat feit is vrijgesproken. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De benadeelde partij heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend, die gedeeltelijk is toegewezen. De rechtbank heeft de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schadevergoeding aan de benadeelde partij, met de mogelijkheid van gijzeling bij niet-betaling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18.260210.21
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18.246233.21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 17 oktober 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,geboren op [geboortedatum] 1969 te [geboorteplaats] , wonende te [adres 1] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 03 oktober 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.J.P.M. Grijmans, advocaat te Bolsward. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd
in de zaak met parketnummer 18.260210.21 dat:
hij op of omstreeks 20 mei 2019, in elk geval in of omstreeks de maand mei 2019 (tot en met 20 mei 2019), te [plaatsnaam 1] , in elk geval in de gemeente Leeuwarden, in of aan een woning gelegen aan of bij de [adres 2] , aldaar, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door (vervolgens) tezamen en in vereniging (zwaar) (knal)vuurwerk, althans een of meer (pyrotechnisch(e)) explosief/explosieve voorwerp(en), (met open vuur) aan te steken en (vervolgens) in de brievenbus in de toegangsdeur van die woning te steken of door de brievenbus in de toegangsdeur van die woning duwen/gooien, waarna dat (zware) (knal)vuurwerk, althans dat/die (pyrotechnische) explosieve voorwerp(en), (in die woning) tot ontploffing is/zijn gekomen, en daarvan gemeen gevaar voor die toegangsdeur van die woning en/of een of meer goed(eren) in de hal van die woning, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
hij op of omstreeks 26 april 2020 te [plaatsnaam 1] , in elk geval in de gemeente Leeuwarden, van een woning gelegen aan of bij de [adres 2] , aldaar, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van de woonkamer van die woning, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
hij in of omstreeks de periode omvattende de dagen 11 oktober 2020 en 12 oktober 2020 te
[plaatsnaam 1] , in elk geval in de gemeente Leeuwarden, van en/of bij een woning gelegen aan of bij de [adres 2] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van de voordeur van die woning en/of een ruit van die woning en/of een of meer ander(e) goed(eren), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 1] en/of [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
in de zaak met parketnummer 18.246233.21 dat:
1. hij op of omstreeks 8 juni 2020 te [plaatsnaam 1] , in elk geval in de gemeente Leeuwarden, in/uit een winkelpand (gelegen aan of bij de [adres 3] ) een ratelsleutel (Sencys Flex 24mm) en/of een ratelsleutel (Sencys Flex 23mm), althans een hoeveelheid gereedschap, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan winkelbedrijf [bedrijf 2] , in elk geval aan een ander, toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
hij op of omstreeks 7 maart 2021 te [plaatsnaam 2] , in elk geval in de gemeente
Waadhoeke,tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een winkelpand (gelegen aan of bij de [adres 4] ) een hoeveelheid ijs (van het merk Magnum) en/of een hoeveelheid boter (van het merk Kerrygold), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan winkelbedrijf [bedrijf 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3
hij op of omstreeks 26 november 2020 te [plaatsnaam 1] , in elk geval in de gemeente
Leeuwarden,tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een winkelpand (gelegen aan of bij de [adres 5] ) een hoeveelheid vlees en/of een hoeveelheid kaas en/of een hoeveelheid boter, althans een hoeveelheid levensmiddelen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan winkelbedrijf [bedrijf 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4 hij op of omstreeks 25 februari 2021 te Leeuwarden, in elk geval in de gemeente Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een winkelpand (gelegen aan of bij het [adres 6] ), vleeswaren en/of en/of een of meer zuivelproduct(en) en/of een of meer pot(ten) satésaus, althans een hoeveelheid levensmiddelen en/of een hoeveelheid cosmeticaartikelen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan winkelbedrijf [bedrijf 4] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
In de zaak met parketnummer 18.260210.21 heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd van feit 2 en veroordeling voor feiten 1 en 3. Hij heeft ten aanzien van feit 1 aangevoerd dat de betrokkenheid van verdachte blijkt uit de appgesprekken die in de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 1] zijn aangetroffen.
In de zaak met parketnummer 18.246233.21 heeft de officier van justitie veroordeling gevorderd voor alle feiten.
Standpunt van de verdediging
In de zaak met parketnummer 18.260210.21 heeft de raadsman betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feiten 1 en 2. Feit 3 kan gelet op de bekennende verklaring van verdachte wettig en overtuigend bewezen worden verklaard. Dat geldt ook voor de winkeldiefstallen zoals ten laste gelegd in de zaak met parketnummer 18.246233.21.
Oordeel van de rechtbank
De zaak met parketnummer 18.260210.21
Vrijspraak (feiten 1 en 2)
De rechtbank acht feiten 1 en 2 niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Feit 1
De rechtbank stelt op basis van de aangifte van [slachtoffer] en het proces-verbaal van forensisch onderzoek vast dat op 20 mei 2019 in de woning aan de [adres 2] in [plaatsnaam 1] een ontploffing heeft plaatsgevonden, doordat zwaar vuurwerk in de brievenbus tot ontploffing is gebracht. De rechtbank moet beoordelen of verdachte als medepleger bij deze ontploffing betrokken is geweest.
De rechtbank kan op basis van het dossier niet vaststellen dat verdachte feitelijk betrokken is geweest bij de ontploffing. Dat verdachte een dusdanige intellectuele bijdrage heeft geleverd aan het feit dat van medeplegen kan worden gesproken, blijkt naar het oordeel van de rechtbank evenmin uit het dossier. De officier van justitie heeft gesteld dat het WhatsApp bericht van verdachte aan de medeverdachte met de inhoud “ben blij via brievenbus dan uitlaat” daderkennis bevat. Dit bericht is echter pas op de avond na de ontploffing verstuurd in antwoord op het bericht van de medeverdachte dat “de voordeur van die vent bij [naam 1] in de tuin lag”. De rechtbank kan dus niet uitsluiten dat verdachte op andere wijze op de hoogte is geraakt van het feit dat het vuurwerk in de brievenbus was geplaatst, bijvoorbeeld via de medeverdachte. De rechtbank concludeert dat het dossier verder geen aanknopingspunten bevat voor de betrokkenheid van verdachte bij de ontploffing. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van feit 1.
Feit 2
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van feit 2. Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat uit het enkele feit dat een getuige verdachte in de buurt van het huis van aangever heeft gezien voor het incident, niet het wettige en overtuigende bewijs kan volgen dat verdachte betrokken is geweest bij de vernieling.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 3
De rechtbank acht feit 3 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 03 oktober 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 16 oktober 2020,opgenomen op pagina 649 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2020017134 d.d. 30 augustus 2021, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] .
De zaak met parketnummer 18.246233.21
De rechtbank acht feiten 1, 2, 3 en 4 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 03 oktober 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 11 juni 2020,opgenomen op pagina 54 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2021161286 d.d. 30 augustus 2021, inhoudend de verklaring van [naam 2] ;
een schriftelijk bescheid, te weten het landelijk aangifteformulier winkeldiefstal d.d. 7 maart 2021,opgenomen op pagina 64 e.v. van voornoemd dossier;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 26 maart 2021,opgenomen op pagina 71 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [naam 3] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 17 maart 2021,opgenomen op pagina 78 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [naam 4] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht in de zaak met parketnummer 18.260210.21 feit 3 wettig en overtuigend bewezen en in de zaak met parketnummer 18.246233.21 feiten 1, 2, 3 en 4, met dien verstande:
in de zaak met parketnummer 18.260210.21 dat:
3.
hij in de periode omvattende de dagen 11 oktober 2020 en 12 oktober 2020 te [plaatsnaam 1] van een woning gelegen aan de [adres 2] , tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van de voordeur van die woning en een ruit van die woning en ander(e) goed(eren), die aan [bedrijf 1] of [slachtoffer] toebehoorden, heeft vernield;
in de zaak met parketnummer 18.246233.21 dat:
1.
hij op 8 juni 2020 te [plaatsnaam 1] in een winkelpand (gelegen aan de [adres 3] )) een ratelsleutel (Sencys Flex 24mm) en een ratelsleutel (Sencys Flex 23mm), toebehorende aan winkelbedrijf [bedrijf 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op 7 maart 2021 te [plaatsnaam 2] tezamen en in vereniging met een ander in een winkelpand (gelegen aan of bij de [adres 4] ) een hoeveelheid ijs (van het merk Magnum) en een hoeveelheid boter (van het merk Kerrygold), toebehorende aan winkelbedrijf [bedrijf 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij op 26 november 2020 te [plaatsnaam 1] tezamen en in vereniging met een ander in een winkelpand (gelegen aan of bij de [adres 5] ) een hoeveelheid vlees en een hoeveelheid kaas en een hoeveelheid boter, toebehorende aan winkelbedrijf [bedrijf 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
hij op 25 februari 2021 te Leeuwarden tezamen en in vereniging met een ander in een winkelpand (gelegen aan het [adres 6] ), vleeswaren en een of meer zuivelproduct(en) en een of meer pot(ten) satésaus en een hoeveelheid cosmetica-artikelen, toebehorende aan winkelbedrijf [bedrijf 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

in de zaak met parketnummer 18.260210.21:

3. medeplegen van het opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;

in de zaak met parketnummer 18.246233.21:

diefstal;
diefstal door twee of meer verenigde personen;
diefstal door twee of meer verenigde personen;
diefstal door twee of meer verenigde personen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten waarvoor hij veroordeling heeft gevorderd, wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat, in het geval van vrijspraak voor betrokkenheid bij de ontploffing, een taakstraf een passende afdoening is.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsrapport van 13 juni 2022, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 28 augustus 2023, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vernieling van de woning van aangever [slachtoffer] . Hij heeft deze vernieling samen met zijn minderjarige zoon gepleegd. Verdachte heeft met zijn handelen veel overlast en financiële schade veroorzaakt. Daarnaast heeft verdachte bijgedragen aan het feit dat aangever zich niet meer veilig voelt in zijn eigen woning. Voor deze vernieling was aangever al meermalen slachtoffer geworden van een reeks vuurwerkbommen en vernielingen bij zijn woning. Verdachte was daarvan op de hoogte, maar dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden om stenen door de ruiten van de woning te gooien. De rechtbank vindt dit zeer ernstig.
Naast de vernieling heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan vier winkeldiefstallen, waarvan er drie samen zijn gepleegd met de medeverdachte. Verdachten gingen hierbij geraffineerd te werk en hebben op brutale wijze inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van anderen. Winkeldiefstallen zijn vervelende feiten die veel overlast veroorzaken bij winkeliers.
Persoonlijke omstandigheden
Naast de aard en ernst van de feiten houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Uit zijn strafblad blijkt dat hij niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld.
Uit het reclasseringsrapport van 13 juni 2022 blijkt dat de reclassering het recidiverisico als laag inschat en een straf zonder bijzondere voorwaarden adviseert.
Tijdsverloop
In artikel 6, eerste lid, van het EVRM is het recht van iedere verdachte gewaarborgd om binnen een redelijke termijn (in beginsel twee jaar) te worden berecht. In dit geval is die redelijke termijn overschreden. Naar vaste rechtspraak moet overschrijding van de redelijke termijn in beginsel tot strafvermindering leiden. De rechtbank zal daarom bij het bepalen van de strafmaat rekening houden met dit tijdsverloop.
Op te leggen straf
De rechtbank komt vanwege de vrijspraak van betrokkenheid bij de ontploffing, tot een andere strafmodaliteit dan door de officier van justitie geëist. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een forse taakstraf een passende afdoening is. De rechtbank zal aan verdachte een taakstraf van 150 uren opleggen.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 4.953,30 ter vergoeding van materiële schade, bestaande uit:
  • Schade als gevolg van de ontploffing € 3.898,97
  • Videocamera: € 110,94
  • Rolgordijn: € 458,33
  • Lamp: € 134,95
  • Reiskosten: € 21,84
  • Eigen risico psychologische zorg € 254,08
  • Medicatie € 74,19
Daarnaast is een bedrag gevorderd van € 3.251,00 ter vergoeding van de immateriële schade. Verder is de wettelijke rente gevorderd vanaf de datum waarop de schade is ontstaan en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Standpunt van de verdediging
Namens verdachte heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat voor het beoordelen van de materiële schadeposten aansluiting kan worden gezocht bij het oordeel van de rechtbank in de zaak van medeverdachte [medeverdachte 2] , de zoon van verdachte. De rechtbank heeft in die zaak € 332,78 toegewezen, bestaande uit de posten videocamera, rolgordijn, lamp en reiskosten. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsman primair bepleit dat uit de onderbouwing niet blijkt dat de psychische schade het gevolg is van de vernieling. Subsidiair heeft hij zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden gematigd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij meermalen slachtoffer is geworden van ontploffingen en vernielingen en dat de gevorderde schade door verschillende incidenten is ontstaan. Verdachte wordt echter enkel veroordeeld vanwege vernieling van de woning van de benadeelde partij op 11 en 12 oktober 2020. Alleen de schade die een rechtstreeks gevolg is van dat feit is daarom voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren voor wat betreft de posten schade als gevolg van de ontploffing (de rechtbank begrijpt: de ontploffing op 22/23 november 2019) en de lamp. Die schade is niet ontstaan uit het feit van 11 en 12 oktober 2020.
De rechtbank zal de schadepost die betrekking heeft op het rolgordijn toewijzen tot een bedrag van €
200,00 en voor het overige niet-ontvankelijk verklaren. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij schade heeft geleden, maar de vordering is niet onderbouwd met aankoopbewijzen. De rechtbank schat de schade op € 200,00. De gestelde schade voor wat betreft de videocamera, de reiskosten, het eigen risico psychologische zorg en de medicatie zal ook worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Ten aanzien van de immateriële schade is ter onderbouwing een brief van de psycholoog overlegd waaruit volgt dat de benadeelde partij in behandeling is bij GGZ Friesland vanwege ernstige angstklachten die waarschijnlijk zijn ontstaan door toedoen van een aantal incidenten in 2019 en 2020. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit deze verklaring dat het psychische letsel mede is veroorzaakt door de gebeurtenissen op 11 en 12 oktober 2020. De rechtbank houdt bij het beoordelen van de schade rekening met het feit dat verdachte ‘slechts’ verantwoordelijk is voor één van de incidenten en daarnaast met de aard en ernst van de normschending. De rechtbank acht in dit geval een vergoeding van € 750,- passend en billijk, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De benadeelde partij zal voor het overige nietontvankelijk worden verklaard in de vordering. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 47, 57, 310, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte in de zaak met parketnummer 18.260210.21 onder 1 en 2 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18.260210.21 onder 3 en het in de zaak met parketnummer 18.246233.21 onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 150 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 75 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van € 1.411,05 (duizend vierhonderdelf euro en vijf eurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 oktober 2020 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.411,05 (duizend vierhonderdelf euro en vijf eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 oktober 2020 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 661,05 aan materiële schade en € 750,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 24 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. L.W. Janssen en mr. L.S. Langius, rechters, bijgestaan door mr. T.M. Doorn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 oktober 2023.
Mr. Janssen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.