ECLI:NL:RBNNE:2023:4223

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 oktober 2023
Publicatiedatum
16 oktober 2023
Zaaknummer
08-263150-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in vervolging wegens belaging; veroordeling voor mishandeling en bedreiging

Op 17 oktober 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 83-jarige man, die werd beschuldigd van belaging, mishandeling en bedreiging. De rechtbank heeft het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk verklaard in de vervolging voor belaging, omdat er geen klacht van de aangeefster was en zij geen uitdrukkelijke wens tot vervolging had geuit. De verdachte werd echter wel veroordeeld voor twee mishandelingen, diverse bedreigingen en een eenvoudige belediging. De rechtbank oordeelde dat de verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar was, rekening houdend met zijn psychische toestand en de positieve ontwikkeling die hij doormaakte in een zorginstelling. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 200 dagen, gelijk aan het voorarrest, en oordeelde dat een hogere straf niet aangewezen was gezien de omstandigheden.

De zaak kwam ter terechtzitting op 3 oktober 2023, waar de verdachte niet aanwezig was, maar zijn advocaat, mr. N. Heijkant, wel. Het Openbaar Ministerie werd vertegenwoordigd door mr. J. Wassink-van den Eijnden. De rechtbank achtte de feiten 1, 2, 3 en 4 subsidiair wettig en overtuigend bewezen, maar sprak de verdachte vrij van andere ten laste gelegde feiten. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de psychische problematiek van de verdachte, die onder andere een dementieel syndroom en een narcistische persoonlijkheidsstoornis had. De rechtbank besloot ook om de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer 2], tot schadevergoeding van € 200,00 toe te wijzen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Assen
parketnummer 08.263150.22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 17 oktober 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1940 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] ,
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 3 oktober 2023.
Verdachte is niet verschenen; wel is verschenen mr. N. Heijkant, advocaat te Dongen, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd.
Het Openbaar Ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J. Wassink-van den Eijnden.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 6 oktober 2022 te [adres] [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met brandstichting, door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen: "Dat wijf krijgt een brandbom van mij door de deur van haar woning" en/of "Dat ze levend mag verbranden" en/of "Ik weet waar u woont en ik gooi een brandbom door de brievenbus", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2 hij op of omstreeks 15 september 2022 te [adres] [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die
[slachtoffer 2] tegen het gezicht, althans tegen het hoofd te stompen en/of te slaan en/of meermalen, althans eenmaal tegen de/een benen te schoppen en/of te trappen en/of met een rollator tegen de/een benen van die [slachtoffer 2] (aan) te rijden;
3
hij op of omstreeks 11 oktober 2022 te [adres] [slachtoffer 3] heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] tegen het gezicht, althans tegen het hoofd te stompen en/of te slaan;
4 hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 september 2020 tot en met 12 juli 2022 te [adres] en/of te [adres] , althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 4] , door:
  • die [slachtoffer 4] meerdere brieven met bedreigende en/of beledigende en/of intimiderende en/ofprovocerende en/of hinderlijke teksten te sturen, en/of
  • die [slachtoffer 4] meermalen via de telefoon en/of voicemail te benaderen en/of (daarbij) berichtenmet bedreigende en/of beledigende en/of intimiderende en/of provocerende en/of hinderlijke teksten in te spreken, en/of met het oogmerk die [slachtoffer 4] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 september 2020 tot en met 12 juli 2022 te [adres] , in ieder geval in Nederland, [slachtoffer 4] (telkens) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met brandstichting, door:
  • die [slachtoffer 4] meermalen, althans eenmaal (via de telefoon / voicemail) de woorden toe tevoegen: "Je huis staat binnenkort in brand" en/of "Je gaat eraan" en/of "Ik heb er mensen voor ingehuurd, je leven wordt een totale hel. We gaan een gloeiende staaf in je kut duwen, zodat je zo hard schreeuwt dat ze je van [adres] tot in [adres] kunnen horen. We gaan je pakken, vuile stinkhoer" en/of "... Ik weet je adres en er gaan vreselijke dingen gebeuren. Ik pak jou aan, [slachtoffer 4] , op een manier die je nooit overleeft. Ik ga je kapot maken" en/of ".. Dan kun je de komende weken in een tent gaan wonen, omdat je een afgebrand huis hebt. Wat er ook gebeurt. Je gaat eraan", en/of
  • die [slachtoffer 4] via meerdere brieven de teksten en/of woorden toe te voegen: "Je huis staatbinnenkort in brand" en/of "Ze komen met ijzeren staven" en/of "Je moet eerst maar eens een gloeiende pook in je kut" en/of "Ik weet inmiddels je adres in [adres] , er gaat nu wat gebeuren, de politie zal je niet beschermen, want ik kom onverwacht met vijf man, je zal wekenlang pijn hebben", althans (telkens) woorden en/of teksten van soortgelijk bedreigende aard of strekking;
en/of
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 september 2020 tot en met 12 juli 2022 te [adres] opzettelijk [slachtoffer 4] (mondeling en/of schriftelijk) heeft beledigd door haar meermalen, althans eenmaal de woorden toe te voegen: "Smerig vuil stuk vreten" en/of "Walgelijk monster" en/of "Stuk stront" en/of "Smerig rotwijf" en/of "Randdebiel" "Rothoer" en/of "Vuil rotwijf" en/of "Vuile vieze bedrieger", althans (telkens) woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;

Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie nietontvankelijk is ter zake van het onder 4 primair ten laste gelegde. Het dossier bevat geen klacht ten aanzien van de belaging en aangeefster heeft in een telefoongesprek met de officier van justitie aangegeven dat zij niet alsnog een klacht gaat indienen. Daarnaast heeft aangeefster aangegeven dat zij zich kan vinden in een, op dit onderdeel, niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich niet verzet tegen dit standpunt van de officier van justitie.
Oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging van het onder 4 primair ten laste gelegde, wegens het ontbreken van een klacht. Nu bij aangeefster niet de uitdrukkelijke wens tot vervolging voor belaging bestaat, zal de rechtbank het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaren in de vervolging van verdachte.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de onder 1, 2, 3 en 4 subsidiair ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van feit 2 merkt de officier van justitie op dat behalve de aanvullende verklaring van aangever [slachtoffer 2] , er geen ondersteunend bewijs is voor het schoppen en trappen tegen de benen. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het schoppen en trappen tegen de benen niet kan worden bewezen en vordert dat verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging wordt vrijgesproken.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw kan zich vinden in hetgeen door de officier van justitie naar voren is gebracht en heeft zich ten aanzien van het bewijs gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de onder 1, 2, 3 en 4 subsidiair ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
Gelet op het feit dat de raadsvrouw zich ten aanzien van het bewijs heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank en gelet op hetgeen de raadsvrouw in haar pleidooi voor het overige naar voren heeft gebracht, merkt de rechtbank verdachte ten aanzien van de onder 1, 2, 3 en 4 subsidiair ten laste gelegde feiten aan als een bekennende verdachte. De rechtbank volstaat daarom met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Deze opgave luidt als volgt:
Ten aanzien van feit 1
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 6 oktober 2022,opgenomen op pagina 80 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2022465205 d.d. 16 oktober 2022, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 1] .
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 6 oktober 2022,opgenomen op pagina 82 van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [naam 1] .

Ten aanzien van feit 2

Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte toetsingrechtmatigheid inverzekeringstelling en vordering tot bewaring (artikelen 59a en 63 Wetboek van Strafvordering) d.d. 18 oktober 2022, los opgenomen in het dossier, inhoudend de verklaring van [verdachte] .
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 15 september 2022,opgenomen op pagina 59 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 2] .

Ten aanzien van feit 3

Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 11 oktober 2022, metfotobijlage, opgenomen op pagina 88 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 3] .
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 11 oktober2022, opgenomen op pagina 91 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [naam 2] .

Ten aanzien van feit 4 subsidiair

Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte toetsingrechtmatigheid inverzekeringstelling en vordering tot bewaring (artikelen 59a en 63 Wetboek van Strafvordering) d.d. 18 oktober 2022, los opgenomen in het dossier, inhoudend de verklaring van [verdachte] .
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 14 juli 2022, metbijlagen, opgenomen op pagina 16 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 4] .
De rechtbank acht gelet op voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1, 2, 3 en 4 subsidiair ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde overweegt de rechtbank - evenals de officier van justitie - dat naast de aanvullende verklaring van aangever [slachtoffer 2] , waarin hij aangeeft dat hij meerdere keren tegen zijn scheenbeen is geschopt, ondersteunend bewijs daarvoor ontbreekt in het dossier. Ook voor het tegen het hoofd stompen ontbreekt bewijs in het dossier. De rechtbank zal om die reden verdachte van deze onderdelen van de tenlastelegging vrijspreken.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 1, 2, 3 en het onder 4 subsidiaire feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
hij op 6 oktober 2022 te [adres] [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling en met brandstichting, door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen: "Dat wijf krijgt een brandbom van mij door de deur van haar woning" en "Dat ze levend mag verbranden" en "Ik weet waar u woont en ik gooi een brandbom door de brievenbus";
2
hij op 15 september 2022 te [adres] [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] tegen het gezicht te slaan en met een rollator tegen de benen van die [slachtoffer 2] (aan) te rijden;
3
hij op 11 oktober 2022 te [adres] [slachtoffer 3] heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] tegen het gezicht te slaan;
4 hij op een of meer tijdstippen in de periode van 17 september 2020 tot en met 12 juli 2022 te [adres] , [slachtoffer 4] (telkens) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling en met brandstichting, door:
  • die [slachtoffer 4] meermalen (via de telefoon / voicemail) de woorden toe te voegen: "Je huis staatbinnenkort in brand" en "Je gaat eraan" en "Ik heb er mensen voor ingehuurd, je leven wordt een totale hel. We gaan een gloeiende staaf in je kut duwen, zodat je zo hard schreeuwt dat ze je van [adres] tot in [adres] kunnen horen. We gaan je pakken, vuile stinkhoer" en "... Ik weet je adres en er gaan vreselijke dingen gebeuren. Ik pak jou aan, [slachtoffer 4] , op een manier die je nooit overleeft. Ik ga je kapot maken" en ".. Dan kun je de komende weken in een tent gaan wonen, omdat je een afgebrand huis hebt. Wat er ook gebeurt. Je gaat eraan",
  • die [slachtoffer 4] via meerdere brieven de teksten en woorden toe te voegen: "Je huis staatbinnenkort in brand" en "Ze komen met ijzeren staven" en "Je moet eerst maar eens een gloeiende pook in je kut" en "Ik weet inmiddels je adres in [adres] , er gaat nu wat gebeuren, de politie zal je niet beschermen, want ik kom onverwacht met vijf man, je zal wekenlang pijn hebben";
en
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 17 september 2020 tot en met 12 juli 2022 te [adres] opzettelijk [slachtoffer 4] (mondeling en/of schriftelijk) heeft beledigd door haar meermalen, althans eenmaal de woorden toe te voegen: "Smerig vuil stuk vreten" en "Walgelijk monster" en "Stuk stront" en "Smerig rotwijf" en "Randdebiel" "Rothoer" en "Vuil rotwijf" en "Vuile vieze bedrieger”.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en brandstichting
mishandeling
mishandeling
4 subsidiair. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, met zware mishandeling en brandstichting, meermalen gepleegd en eenvoudige belediging, meermalen gepleegd
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de onder 1, 2, 3 en 4 subsidiair ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 200 dagen met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Tevens vordert de officier van justitie tot opheffing van het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de op te leggen straf gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de over hem opgemaakte rapportages, het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 11 september 2023, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De ernst van de feiten
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft in het verzorgingstehuis waar hij destijds woonde een medebewoner mishandeld en bedreigd. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan de mishandeling van een zoon van één van de bewoners, die opkwam voor de veiligheid van zijn moeder en haar medebewoners. Verdachte heeft zijn medebewoners daardoor gevoelens van angst en onveiligheid bezorgd. Door het grensoverschrijdend gedrag en handelen van verdachte zijn verschillende mensen, onder wie kwetsbare medebewoners van het verzorgingstehuis waar verdachte destijds woonde, getroffen. Maar ook een advocate die een belangrijke, publieke taak uitoefent, is getroffen. Verdachte heeft zijn voormalig advocate lange tijd op ongepaste manier bejegend. De beledigingen en bedreigingen die verdachte aan het adres van zijn voormalig advocate heeft geuit, gingen ver en waren uiterst grof van aard. Verdachte heeft zijn voormalig advocate daarmee getroffen in haar eer en goede naam en haar ook angst aangejaagd. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 11 september 2023, eerder is veroordeeld voor bedreiging en mishandeling.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het psychologisch en psychiatrisch onderzoek Pro Justitia d.d. 14 april 2023 en het aanvullend psychologisch en psychiatrisch onderzoek Pro Justitia d.d.
23 juni 2023. Beide rapportages zijn opgesteld door B.Y. van Toorn, GZ-psycholoog en A.J.W.M. Trompenaars, psychiater. In deze rapporten is - onder meer - het volgende vermeld, zakelijk weergegeven:
Verdachte lijdt aan een dementieel syndroom. Onderliggend is er sprake van een aangeboren stoornis in het autistische spectrum en een narcistische persoonlijkheidsstoornis. Alle ten laste gelegde feiten zijn tot stand gekomen door het samenspel van factoren die voortvloeien uit zowel het autisme, als uit het narcisme, als uit de dementie. Er wordt ingeschat dat door deze stoornissen de keuzevrijheid van verdachte in sterke mate werd ingeperkt. De rapporteurs adviseren om verdachte alle ten laste gelegde feiten, indien bewezen, in een sterk verminderde mate toe te rekenen.
Uit de aanvullende rapportage blijkt dat verdachte in november 2022 is geplaatst in het [instelling] . Verdachte is daar gestabiliseerd. Het (aanvankelijk gedwongen) gebruik van antipsychotica heeft er voor gezorgd dat er geen sprake meer is van emotionele ontregelingen of agressie. In het kader van de stabilisatie van verdachte werd geadviseerd om verdachte te plaatsen binnen (specialistische) reguliere ouderenzorg.
Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van het aanvullend neuropsychologisch en neurologisch onderzoek d.d. 7 maart 2023, opgesteld door M.A. van Kessel, klinisch neuropsycholoog en E. Strijks, neuroloog. Uit deze rapportage blijkt dat er sprake is van een betekenisvolle achteruitgang in het neurocognitief functioneren. Het is aannemelijk dat verdachte door zijn gestoorde probleembesef en ziekte-inzicht de impact van zijn handelen onvoldoende overziet.
De rechtbank verenigt zich met voornoemde bevindingen en conclusies van de deskundigen ten aanzien van de diagnostiek en de mate van toerekeningsvatbaarheid. Gelet op de aard en de ernst van de psychische problematiek en het feit dat deze problematiek ten tijde van de bewezenverklaarde feiten aanwezig was, acht de rechtbank verdachte ten aanzien van alle bewezenverklaarde feiten sterk verminderd toerekeningsvatbaar. De rechtbank zal daar in strafmatigende zin rekening mee houden.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van het reclasseringsrapport d.d. 18 april 2023 en het aanvullend reclasseringsrapport d.d. 11 september 2023. In deze rapporten is - onder meer - het volgende vermeld, zakelijk weergegeven:
De reclassering ziet geen mogelijkheden om middels toezicht of interventies het risico op recidive te beperken of tot gedragsverandering te komen. Er wordt geadviseerd om bij een veroordeling een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden. Uit het aanvullend reclasseringsrapport blijkt dat op 7 september 2023 een rechterlijke machtiging is afgegeven. Met ingang van 12 september 2023 is verdachte bij de [instelling] (een zorginstelling) in [adres] opgenomen. De reclassering ziet daarom geen meerwaarde in een reclasseringstraject.
Op te leggen straf
Alles afwegende acht de rechtbank - evenals de officier van justitie - een gevangenisstraf voor de duur van 200 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat inmiddels een rechterlijke machtiging is afgegeven en het gedrag van verdachte verder is gestabiliseerd. Verdachte neemt inmiddels vrijwillig zijn antipsychotica in en wordt inmiddels omschreven als een 'vriendelijke oude man'. Gelet op de thans bereikte plaatsing in de zorginstelling en de positieve ontwikkeling die verdachte doormaakt, acht de rechtbank het niet aangewezen om een hogere straf dan een straf, gelijk aan het voorarrest op te leggen.

Benadeelde partij

[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 200,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de door de benadeelde partij gevorderde immateriële schade van totaal € 200,00 dient te worden gematigd tot een bedrag van € 100,00, vanwege de geëiste partiële vrijspraak ten aanzien van het schoppen tegen de benen en enige mate van eigen schuld van de benadeelde partij, wegens de duur van de confrontatie. De vordering dient voor het overige niet-ontvankelijk te worden verklaard. Voorts heeft de officier van justitie oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd. De gijzeling dient volgens de officier van justitie op nihil te worden gesteld, gelet op de persoon van verdachte.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw kan zich vinden in hetgeen door de officier van justitie naar voren is gebracht en heeft zich met betrekking tot de door de benadeelde partij [slachtoffer 2] ingediende vordering tot schadevergoeding gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 2 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte ook niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 september 2022. De rechtbank acht het door de benadeelde partij gevorderde bedrag redelijk en billijk en ziet in tegenstelling tot de officier van justitie geen aanleiding om dit bedrag te matigen.
De vordering zal geheel worden toegewezen tot een bedrag van € 200,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 september 2022.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de gijzeling op nihil moet worden gesteld.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 57, 266, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging van verdachte ten aanzien van het onder 4 primair ten laste gelegde.
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 200 dagen.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.

Benadeelde partij

Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2]toe en veroordeelt verdachte om aan
[slachtoffer 2]te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 september 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat te betalen een bedrag van € 200,00 (zegge: tweehonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 september 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 200,00 aan immateriële schade.
Stelt de gijzeling op nihil.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Faber, voorzitter, mr. R. Depping en mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door mr. R.L.M. Meulman, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 oktober 2023.
Mr. E.P. van Sloten is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.