In deze zaak vordert de vennootschap onder firma FA. [X] (hierna: [X]) terugbetaling van onverschuldigd betaalde huurpenningen van de besloten vennootschap ERIS WINKELFONDS B.V. (hierna: Eris). [X] huurt sinds 15 oktober 2002 een winkelruimte van Eris, die het beheer heeft uitbesteed aan [Y] B.V. In het kader van een financiering heeft Eris haar vordering op [X] tot het betalen van huurpenningen stil verpand aan Propertize B.V. In de periode van 2017 tot 2020 heeft [X] meer huur betaald dan verschuldigd, wat aanleiding geeft tot de vordering tot terugbetaling.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat [X] vanaf het vierde kwartaal van 2017 tot het einde van de huurovereenkomst onverschuldigd huur heeft betaald. De kantonrechter heeft de omvang van de onverschuldigde betaling vastgesteld op € 5.688,02 inclusief BTW. Dit bedrag is verminderd met een eerder door Eris betaald bedrag van € 1.545,20, waardoor resteert een vordering van € 4.142,82. [X] heeft haar vordering verlaagd tot € 3.034,54, dat voor toewijzing in aanmerking komt.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat [X] de onverschuldigd betaalde huur dient terug te vorderen van Eris, de pandgever, en niet van Propertize, de pandhouder. De vordering tot terugbetaling is toegewezen, inclusief wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. Eris is veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 1.203,33. Het vonnis is uitgesproken op 17 oktober 2023.