ECLI:NL:RBNNE:2023:4219

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 oktober 2023
Publicatiedatum
16 oktober 2023
Zaaknummer
18-045547-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag met een mengvoerwagen, resulterend in zwaar lichamelijk letsel van een fietser

Op 17 oktober 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 14 mei 2022 met een mengvoerwagen een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, een beroepschauffeur, reed in een bocht onvoldoende rechts, waardoor hij in botsing kwam met een tegemoetkomende fietser. Dit resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor de fietser, die meerdere schedelfracturen en andere verwondingen opliep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden, wat in strijd is met artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden van het ongeval, de proceshouding van de verdachte en het feit dat hij niet eerder met justitie in aanraking is geweest. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van beroepschauffeurs om extra voorzichtig te zijn in het verkeer, vooral in onoverzichtelijke situaties.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Assen
parketnummer 18.045547.23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 17 oktober 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1977 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 3 oktober 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. T.H. Westerhof-Dijkstra, advocaat te Zwolle. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. G.R. Stoeten.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 mei 2022 te [adres] , in de gemeente De Wolden, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een motorrijtuig (mengvoerwagen), daarmede rijdende over de weg, De [adres] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
  • terwijl de door hem bereden rijbaan bestemd was voor verkeer uit beide richtingen en/of de totalebreedte van die rijbaan (aldaar) ongeveer 3,7 meter is en/of
  • terwijl hij een (vanuit zijn perspectief) scherp naar links verlopende bocht naderde en/oftegemoetkomend verkeer reeds op korte afstand was genaderd,
  • zijn aandacht gedurende enige tijd niet, althans in onvoldoende mate, op het overige verkeer en/ofde (verkeers)situatie ter plaatse heeft gericht, terwijl van de verdachte vanwege het (grote) voertuig dat hij bestuurde en/of de ervaring die hij daarmee had en/of zijn bekendheid met de (onoverzichtelijke) kruising extra oplettendheid vereist kon worden, en/of
  • de verdachte in of nabij voornoemde scherp naar links verlopende bocht niet heeft (bij)gestuurden/of niet het verloop van die weg/rijbaan heeft gevolgd en/of
  • in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijnverplichting heeft voldaan zoveel mogelijk rechts te houden en/of
  • geheel of gedeeltelijk rijdend op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weghelft van dieweg, De [adres] , is gebotst, althans in aanrijding is gekomen met een toen dicht genaderd zijnde ander voertuig (fiets), waardoor een ander, te weten [slachtoffer] , zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere schedelfracturen en/of meerdere (schaaf- en snij)wonden en/of dislocatie van de schouder, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 mei 2022 te [adres] , in de gemeente De Wolden, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een motorrijtuig (mengvoerwagen), daarmede rijdende over de weg, De [adres] ,
  • terwijl de door hem bereden rijbaan bestemd was voor verkeer uit beide richtingen en/of de totalebreedte van die rijbaan (aldaar) ongeveer 3,7 meter is en/of
  • terwijl hij een scherp naar links verlopende bocht (vanuit zijn perspectief) naderde en/oftegemoetkomend verkeer reeds op korte afstand was genaderd,
  • zijn aandacht gedurende enige tijd niet, althans in onvoldoende mate, op het overige verkeer en/ofde (verkeers)situatie ter plaatse heeft gericht en/of
  • in of nabij voornoemde scherp naar links verlopende bocht niet heeft (bij)gestuurd en/of niet hetverloop van die weg/rijbaan heeft gevolgd en/of
  • in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijnverplichting heeft voldaan zoveel mogelijk rechts te houden en/of
  • geheel of gedeeltelijk rijdend op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weghelft van dieweg (de [adres] ) is gebotst, althans in aanrijding is gekomen met, een toen dicht genaderd zijnde ander voertuig (fietser), door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit voor het primair ten laste gelegde, omdat er geen sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW). Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte de (extra) voorzichtigheid die van hem werd verwacht, heeft betracht. Op enig moment heeft verdachte onvoldoende rechts gehouden. Dit komt echter niet door een onachtzaamheid, maar door de situatie zoals deze toen was. Het voertuig is groot en op de smalle weg is het lastig om de bocht naar links te maken zonder daarbij op de linkerhelft terecht te komen. De weg heeft daarnaast belemmeringen aan de rechterzijde.
De bocht is onoverzichtelijk en de uitkijk wordt belemmerd door de bomenrij in de berm langs de weg.
Gelet op deze omstandigheden had verdachte zich moeilijk anders kunnen gedragen dan zoals hij heeft gedaan en kan, door het niet zien van het slachtoffer en door het niet rechts houden, niet gesproken worden gesproken van een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde ook vrijspraak bepleit, omdat geen sprake is geweest van concreet gevaarzettend gedrag door verdachte, zoals bedoeld in artikel 5 WVW. Verdachte heeft er op dat moment alles gedaan om de bocht op een dusdanige wijze te nemen dat er zo min mogelijk sprake was van gevaar en/of hinder.
Oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter terechtzitting van 3 oktober 2023 afgelegde verklaring, voor zoverinhoudend:
Ik reed op 14 mei 2022 met mijn mengvoerwagen op de [adres] in Ruinen. Ik kwam uit de richting van de [adres] en ging in de richting van de [adres] . De fietser kwam mij tegemoet en reed over dezelfde weg, komende uit de richting van de [adres] .
De bocht waar het ongeval zich heeft voorgedaan was onoverzichtelijk en vervelend.
Ik zat op twee meter hoogte in de mengvoerwagen en er was beperkt zicht. Het betrof een smalle weg. In de aanloop naar de bocht en terwijl ik de bocht doorreed, moest ik met verschillende zaken rekening houden. Zo bevond zich aan de linkerkant van de weg een bomenrij, die de hele bocht doorliep en mijn zicht beperkte. Aan de rechterkant bevond zich een uitrit van een woning, een grote watersloot en een verkeersbord waar ik op moest letten. Aan de voorkant van de voermengwagen, bij de cabine, bevond zich een frees. Als ik met de wielen van de wagen een draaicirkel maakte, stak deze frees uit. Ik kon met de mengvoerwagen in de bocht niet uiterst rechts rijden, omdat ik met de frees dan niet goed uitkwam met het verkeersbord aan de rechterkant. De grootte van de mengvoerwagen in combinatie met de frees maakte dat ik de bocht heb moeten nemen, zoals ik heb gedaan. Door met de mengvoerwagen links aan te houden in de bocht, raakte ik aan de rechterkant niets. Ik vermoed dat ik met een snelheid van circa 20 km/per uur door de bocht ging. Ik heb goed opgelet en er alles aan gedaan om de mengvoerwagen zonder problemen door de bocht te krijgen. De tegemoetkomende fietser heb ik niet gezien. Het klopt dat ik vaak op de mengvoerwagen rijd. Ik ben ook bekend met deze bocht. Ik rijd met de mengvoerwagen regelmatig over deze weg en door deze bocht en ben op de hoogte van de onoverzichtelijke wegsituatie.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse d.d. 8 november 2022 met bijlagen, opgenomen op pagina 33 e.v. van het dossier van Politie
Noord-Nederland met Zaakregistratienummer PL0100-2023024456 d.d. 30 januari 2023, inhoudend als relaas van verbalisanten [naam 1] en [naam 2] :
Conclusie/beantwoording
Wij, verbalisanten, zijn van mening dat het ongeval niet te wijten is aan een technisch gebrek, doch dat de oorzaak moet worden gezocht in een rij- c.q. beoordelingsfout van de bestuurder van de voermengwagen. Hij hield op het moment van het ongeval niet zoveel mogelijk rechts.
(..) Wegsituatie
Het ongeval vond gezien de oorspronkelijke rijrichting van de voermengwagen plaats in een scherpe bocht naar links. De rijbaan heeft een breedte van circa 3,7 meter met in de bocht een uitloop naar circa. 4,6 meter en is ter plaatse niet voorzien van enige wegbelijning. Naast de rijbaan bevindt zich aan beide zijden een grasberm met bomen. Ter plaatse is de rijbaan aan beide zijden voorzien van grasbetonblokken.
Voor motorvoertuigen bedroeg de ter plaatse toegestane maximum snelheid 60 km/h.
Genoemde weg was voor het openbaar verkeer opengesteld.
(..) Sporen op het wegdek
In de rijrichting die de voermengwagen vlak voor het ongeval gehad moet hebben, zagen wij aan de linkerzijde op het wegdek een recent bandenspoor, namelijk een remblokkeerspoor met een lengte van ca. 2,2 meter. Enkele meters verderop zagen wij op ongeveer het midden van de weg een dubbel remblokkeerspoor met een lengte van respectievelijk circa 1 meter (binnenste rechter wiel) en circa 1,8 meter (buitenste rechter wiel).
(..) Bepaling botsposities en rijlijn
Door ons zijn op het wegdek remblokkeersporen aangetroffen. Wij zagen dat het rechter remblokkerspoor (gezien vanuit de rijrichting van de voermengwagen) was afgetekend door een voertuig met dubbel gemonteerde wielen. Tevens zagen wij dat de voermengwagen in zijn eindpositie in het verlengde stond van de aangetroffen remblokkeersporen en dat de voermengwagen aan de achterzijde was uitgerust met dubbel gemonteerde wielen.
Tijdens ons onderzoek op de plaats van het ongeval hebben wij de voermengwagen teruggereden om hem op het aangetroffen remblokkeerspoor te plaatsen.
Wij zagen dat de dubbele gemonteerde wielen aan de rechter achterzijde qua breedte en profilering overeenkwamen met het remblokkeerspoor, welke op het midden van het wegdek was afgetekend. Tevens zagen wij dat het linker achterwiel (binnenzijde) in dezelfde lijn lag met het aangetroffen remblokkeerspoor aan de linkerzijde van de weg (gezien vanuit de rijrichting van de voermengwagen). Wij hebben de voermengwagen vervolgens in een rechte
lijn iets verder achteruit gereden waarbij het (binnenste) linker wiel uitkwam op het afgetekende remblokkeerspoor aan de linkerzijde van het wegdek (gezien vanuit de rijrichting van de voermengwagen).
Hieruit concluderen wij dat de op het wegdek aangetroffen remblokkeersporen zijn afgetekend door de voermengwagen. Aan de hand van deze aangetroffen remblokkeersporen en de eindpositie van de voermengwagen kon door ons de rijlijn en of plaats op de weg van de voermengwagen worden bepaald. Hieruit bleek dat de voermengwagen in deze bocht onvoldoende rechts heeft gehouden.
Gezien de sporen en de eindpositie’s van de betrokken voertuigen heeft de botsing vrijwel zeker plaatsgevonden in de directe omgeving van de eindpositie van de fiets.
(..) Oorzaak, toedracht en gevolg
De bestuurder van voermengwagen reed met zijn voertuig over de [adres] , komende uit de richting van de [adres] en gaande in de richting van de [adres] . De bestuurder van de fiets reed over dezelfde weg, komende uit de richting van de [adres] en gaande in de richting van de [adres] . De bestuurder van de voermengwagen kwam, door onbekende oorzaak, met zijn voertuig in een bocht naar links (gezien vanuit zijn rijrichting), ter hoogte van perceel 55, op de weghelft voor het tegemoetkomende verkeer.
Aldaar heeft de bestuurder van de voermengwagen op enig moment een remming ingezet waarbij het binnenste linker achterwiel van de voermengwagen een blokkeerspoor van ca. 2,2 meter aftekende op de linkerzijde van het wegdek (gezien vanuit de rijrichting van de voermengwagen). Enkele meters verderop tekenden de rechter achterwielen een kort remblokkeerspoor af op het midden van het wegdek met een lengte van circa 1 meter (binnenste rechter wiel) en circa 1,8 meter (buitenste rechter wiel). Zeer waarschijnlijk heeft de fietser ook een remming ingezet waardoor er een slijtspoor op het loopvlak van de achterband van de fiets ontstond. In deze bocht is de fietser met de linkerzijde van zijn stuur tegen de linkerzijde van de freesbeschermkap aan de voorzijde van de voermengwagen gebotst. Hierbij ontstond lakoverdracht van de groene freesbeschermkap aan de voorzijde van de voermengwagen op de linkerzijde van het stuur van de fiets. Hierbij raakte de lak aan de linkerzijde van de freesbeschermkap beschadigd. Tevens raakte de linkerzijde van het stuur van de fiets beschadigd. Door deze botsing brak ook de rem- schakelhendel aan de linkerzijde van het stuur van de fiets af. Deze rem- schakelhendel kwam na de aanrijding op het wegdek terecht.
Na de botsing tussen de linkerzijde van het stuur van de fiets en de linkerzijde van de freesbeschermkap aan de voorzijde van de voermengwagen sloeg het stuur van de fiets waarschijnlijk om. Hierdoor kwam de rem- schakelhendel aan de rechterzijde van het stuur van de fiets tegen de linkerzijde van de freesarm. Hierdoor ontstond er lakoverdracht van de linkerzijde van de freesarm op de rechter rem- schakelhendel van de fiets. Op zijn beurt tekende de rechterzijde van het stuur van de fiets een zwarte afwrijving af op de linkerzijde van de freesarm van de voermengwagen. Tevens ontstonden er veegsporen in het vuil op de linkerzijde van de freesarm van de voermengwagen. Ook de linkerzijde van de velg van het voorwiel van de fiets kwam in botsing met de voermengwagen. Hierdoor raakte de velg van het voorwiel van de fiets beschadigd.
De fietser is vervolgens met zijn hoofd tegen de onderruit van de cabine gebotst. Hierdoor is de onderruit van de cabine gebarsten en ontstond er overdracht van bloed op deze voorruit.
Tevens raakte de helm van de fietser hierdoor beschadigd. Na de botsing met de voermengwagen is de fiets met de linkerzijde op het wegdek terecht gekomen.
Ten gevolge van dit ongeval raakte de voermengwagen, de fiets en de helm van de fietser beschadigd. Tevens raakte de fietser zwaar gewond.
3. Een schriftelijk bescheid, te weten een brief Spoedeisende geneeskunde Isala Zwolle d.d. 15 mei
2022, opgemaakt door G.J. van den Wittenboer AIOS SEH, mede namens superviserend behandelaar M.C. van Schepen, SEH arts KNMG, opgenomen op pagina 20 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend:
Conclusie
34-jarige patiënt komt na trauma, wielrenner vs cabine landbouwerktuig, komt met 1. ernstig traumatisch schedelhersenletsel met bilateraal subduraal en subarachnoïdale
bloeding met schedel- en schedelbasis fracturen en enige zwelling rechter hemisfeer.
EMV 3-6-4
2. Niet verplaatste aangezichtsfracturen (orbita L, os nasale)
3. Status na luxatie in MCP 5 R naar dorsaal wv repositie
4. Multipele laceraties, waaronder: voorhoofd L (2 hechtingen ethilon 6.0) wenkbrauw L
(3 hechtingen ethilon 6.0), mondhoek links (gehecht door plastisch chirurg), schouder L (7 hechtingen ethilon 4.0), knie L (2x vicryl subcutaan en 2x ethilon 4.0 matrashechting), 4e webspace hand R (gehecht 4x ethilon 5.0).
Bewijsoverwegingen
Voor een bewezenverklaring van artikel 6 WVW, zoals primair is ten laste gelegd, is vereist dat vast komt te staan dat verdachte zich zodanig heeft gedragen in het verkeer dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval plaatsvindt. Of sprake is van schuld hangt af van het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Dat sprake is van schuld kan niet zonder meer uit de ernst van de gevolgen van een ongeval worden afgeleid. Ook behoeft een beperkte, tijdelijke onoplettendheid in het verkeer nog geen schuld op te leveren. Van schuld in de zin van artikel 6 WVW is pas sprake in het geval van (ten minste) een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid.
Uit de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte op 14 mei 2022 met zijn mengvoerwagen over de [adres] reed, komende uit de richting van de [adres] en gaande in de richting van de [adres] . De fietser reed over dezelfde weg, komende uit de richting van de [adres] en gaande in de richting van de [adres] . Verdachte kwam met zijn voertuig in een bocht naar links (gezien vanuit zijn rijrichting) op de weghelft voor het tegemoetkomende verkeer in botsing met de fietser. De fietser liep hierbij zwaar lichamelijk letsel op.
De dienst Verkeersongevallen analyse (VOA) heeft, na het ongeval, ter plaatse een uitgebreid sporenonderzoek ingesteld.
De VOA heeft, aan de hand van de aangetroffen remblokkeersporen en de eindpositie van de voermengwagen, de rijlijn en plaats op de weg van de mengvoerwagen ten tijde van de botsing bepaald. De VOA concludeert vervolgens dat de mengvoerwagen in de bocht onvoldoende rechts heeft gehouden. Verdachte verklaart dat hij, gelet op de grootte van de mengvoerwagen en rekening houdend met de zich aan de voorkant bij de cabine bevindende frees, in de bocht niet uiterst rechts kon rijden, omdat hij anders niet goed uitkwam en aan de rechterkant iets zou kunnen raken. Echter, op de bij de VOA-rapportage gevoegde foto’s 33 en 34 (pagina 68 van het strafdossier) is te zien dat de mengvoerwagen in de betreffende bocht uiterst links moet hebben gereden, terwijl er aan de rechterkant van de wagen nog 1,98 meter over was. Deze ruimte heeft verdachte echter niet benut. Naar het oordeel van de rechtbank staat dan ook voldoende vast dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend is geweest door in de bocht onvoldoende rechts te houden, waardoor hij op de weghelft voor het tegemoetkomende verkeer in botsing met de fietser is gekomen.
Daar komt bij dat op verdachte, als beroepsmatig chauffeur, een grotere verantwoordelijkheid rust. Verdachte is bekend met de mengvoerwagen. Hij rijdt als professional bijna dagelijks in de betreffende wagen en rijdt met deze wagen tevens regelmatig langs de betreffende route en door de betreffende bocht waar het ongeval heeft plaatsgevonden. Hij kende deze bocht naar eigen zeggen als een vervelende en onoverzichtelijke bocht, wist dat daar ook tegenliggers
-waaronder fietsers- (kunnen) rijden en was zich bewust van het beperkte zicht dat hij daar had.
Onder deze omstandigheden diende verdachte extra alert en oplettend te zijn, hetgeen hij kennelijk niet is geweest. Verdachte heeft, mede gelet op de lange aanloop naar de bocht, de gelegenheid gehad om de fietser (eerder) te kunnen zien. Hij had gelegenheid om reeds eerder vooruit te kijken om te zien of er in of nabij de bocht een tegenligger aankwam. Dat, zoals de verdediging stelt, onbekend is wat de snelheid van de fietser is geweest op het moment dat hij op de bocht afreed, maakt niet dat de rechtbank hier anders over oordeelt. Verdachte heeft zijn verkeersgedrag niet voldoende aangepast aan de omstandigheden.
De gedragingen van verdachte, in samenhang bezien, zijn naar hun aard en ernst zodanig dat de rechtbank van oordeel is dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden. Het door verdachte veroorzaakte verkeersongeval, waarbij bij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel is toegebracht, is gelet op het voorgaande aan zijn schuld als bedoeld in artikel 6 WVW te wijten.
Het primair ten laste gelegde is daarom wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
verdachte op 14 mei 2022 te Ruinen, als bestuurder van een motorrijtuig (mengvoerwagen), daarmede rijdende over de weg, De [adres] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend,
  • terwijl de door hem bereden rijbaan bestemd was voor verkeer uit beide richtingen en de totalebreedte van die rijbaan (aldaar) ongeveer 3,7 meter is en
  • terwijl hij een (vanuit zijn perspectief) scherp naar links verlopende bocht naderde entegemoetkomend verkeer reeds op korte afstand was genaderd,
  • zijn aandacht gedurende enige tijd, in onvoldoende mate, op het overige verkeer en de
(verkeers)situatie ter plaatse heeft gericht, terwijl van de verdachte vanwege het (grote) voertuig dat hij bestuurde en de ervaring die hij daarmee had en zijn bekendheid met de (onoverzichtelijke) bocht extra oplettendheid vereist kon worden, en
  • de verdachte in of nabij voornoemde scherp naar links verlopende bocht niet heeft (bij)gestuurd enniet het verloop van die weg heeft gevolgd en
  • in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijnverplichting heeft voldaan zoveel mogelijk rechts te houden en
  • geheel of gedeeltelijk rijdend op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weghelft van dieweg, De [adres] , is gebotst, met een toen dicht genaderd zijnde ander voertuig (fiets), waardoor een ander, te weten [slachtoffer] , zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere schedelfracturen en meerdere (schaaf- en snij)wonden werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

primair: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, alsmede een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren. Hiermee wordt een lagere straf geëist dan de richtlijnen van het Openbaar Ministerie voorschrijven. De officier van justitie heeft daarbij in het bijzonder rekening gehouden met de proceshouding van verdachte. Verdachte heeft dit ongeval overduidelijk niet gewild.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, mocht de rechtbank komen tot een bewezenverklaring, gepleit voor het opleggen van geheel voorwaardelijke straf met een proeftijd van 1 jaar. Daarnaast heeft de raadsvrouw verzocht niet over te gaan tot het opleggen van een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen. Verdachte is zelfstandig ondernemer en voor zijn broodwinning bestuurt hij een landbouwvoertuig (de mengvoerwagen). Hij heeft zijn rijbewijs nodig.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 11 september 2023, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft met zijn mengvoerwagen aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gereden in het verkeer, waardoor hij tegen een (race)fietser is gebotst met ernstige gevolgen. Het slachtoffer de heer [slachtoffer] klapte met zijn hoofd tegen de onderruit van de cabine van de mengvoerwagen. Hoewel het slachtoffer een helm droeg, liep hij door het ongeval zwaar lichamelijk letsel op. Het slachtoffer kan zich het ongeval niet meer herinneren, maar hij ervaart nog wel dagelijks de fysieke en geestelijke gevolgen ervan. Dit blijkt ook uit de ter terechtzitting afgelegde slachtofferverklaring. Hoewel zonder meer duidelijk is dat ook verdachte deze gevolgen nooit gewild heeft, is hij hiervoor wel verantwoordelijk.
Voorts heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte blijkens het uittreksel uit de justitiële documentatie niet eerder met politie en/of justitie in aanraking is geweest. Verdachte heeft daarnaast openheid van zaken gegeven en heeft na het ongeval zijn verantwoordelijkheid genomen. Hij heeft nadien tevens contact gehad met de partner van het slachtoffer. Het ongeval heeft ook op verdachte een diepe indruk gemaakt. Dit alles weegt de rechtbank in strafmatigende zin mee.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Bij een overtreding van artikel 6 WVW, met aanmerkelijke mate van schuld en met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg, is het uitgangspunt een taakstraf van 120 uur en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden.
Alle voornoemde feiten en omstandigheden afwegend acht de rechtbank echter - evenals de officier van justitie - een taakstraf voor de duur van 60 uur passend en geboden.
Gelet op de proceshouding van verdachte en het tijdsverloop legt de rechtbank een lagere straf op dan voormeld uitgangspunt. Daarnaast zal de rechtbank een geheel voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen opleggen voor de duur van
6 maanden, om de aard en ernst van het delict tot uiting te brengen. De rechtbank zal een kortere proeftijd opleggen dan door de officier van justitie geëist, te weten een proeftijd van 1 jaar. Daarbij laat de rechtbank wegen dat verdachte sinds het ongeval niet in aanraking is geweest met politie en/of justitie.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 22c, en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 60 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 30 dagen zal worden toegepast.
Legt op een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen-bromfietsen daaronder begrepen- voor de duur van zes maanden.
Bepaalt dat deze bijkomende straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 1 jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.P. van Sloten, voorzitter, mr. R. Depping en mr. J. Faber, rechters, bijgestaan door mr. H. Wachtmeester-Koning, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 oktober 2023.
Mr. E.P. van Sloten is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.